Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 336
,Van Godes332 ddVoorsienigheyt.V. Hoe geschiet dat? A. De Duyvel kan willens wijeken, voor dien tijt, om haer te bedriegen, V. Soud' gy hier van eenigh exempel tot bewijskonnen bybrengen? A. Ja: Siet Actor. 19. 13, 14. Ende sommige van de omswevende Joden ...
Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 339
Van GodesA. Die kracht Godts, onderhoudt ende regeert. V.Watdeseis335Voorsienigheyt.waerdoor de Heere alleskracht Godts,een inblijvende ofbuytenwerckende werckinge? A. Een buytenwerckende werckinge. V. Het besluyt Gods,, ...
Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 340
Van Godes336Voorsienigheyt.A. Ja: want die gene, die selve yet sal doen ofte wercken ontrent de schepselen, die moet by haerdtegenwoordigh- zijn. V. Waer uyt bewijst ghy dat dese ki*acht Godts een almachtige kracht is? A. Esai. 50. 2 3. Is mijne hant dus gantsch ...
Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 341
?Van Godes337Voorsienigheyt.vrede, ende scheppe het quaet, ick de Heere dese dingen. Actor. 17. 25. Alsoo hy selve allen het leven, den adem ende alle dingen geeft. V. Eegeert Godt onder de aerde oock ? A. Ja. V. Alwaer Godt is, regeert hy daer? A. Ja. V. De almachtigh ...
Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 342
,Van Godes338 ccVoorsienigheyt.V. Regeert hy oock de luysen? A. Ja: Exod. 8. 16. V. Waer uyt bewijst ghy, dat de alderkleynste dingen hangen aen Godes voorsienigheyt ? A. Matth. c. 6. vss. 26 28, 30. Aensiet de vogelen des hemels dat sy niet zaeijen, noch maeije ...
Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 345
Van GodesVoorsienigheyt.341A. Neen. V. Hoe veel oorsaken zijnder dan? A. Twee, namelick, de eerste ende de tweede. V. Wie is de eerste oorsaeck? A. Godt V. Wie is de tweede oorsaeck? A. De creature. V. Werckt Godt altijt met de creaturen? A. Ja. V. Wel hoe sullen wy het dan m ...
Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 344
Van Godes340ddVoorsienigheyt.A. Godts wille. V. Wie zijn die gene, dewelcke loochenen dat de Heere oock met sijn voorsienigheyt gaet over en ontrent de vrywillige actiƫn ende werckingen der menschen ? A. De oude ende huydendaeghsche Pelagianen, V. Regeert Godt o ...
Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 343
Van Godes derenGodts quamen Hebr. 1. 14.stellen:Voorsienigheyt.339omsich voor den He ere te Zijnse niet alle gedienstigegeesten, &c. V. Waer uyt bewijst ghy dat hy de quade Engelen, dat is, Duy velen regeert? A. Job 1. 12. En de Heere seyde tot ...
Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 346
,Van Godes342 dVoorsienigheyt.V. Soude ick Godt mogen toeschrijven dat Christus overgelevert ? A. Ja. V. Maer sal ick Godt toeschrijven het verraden van Judas, het onrechtveerdigh overleveren van Pilatus &c ? A. Neen. V. Die heele geschiedenisse ende uitkomste t'sa ...
Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 347
Van GodesA. Ja. V. Die sonde die de dief doet A.-NeenV.Wat'doet343Voorsienigheyt.doet die Godt oock,?hy dan?A. Godt laet die sonde toe V. Het uytsteken van des diefs hant, laet Godt dat alleen toe? voor soo veel d ...