Eenige kameradviezen uit de jaren 1874 en 1875 - pagina 191
191
SOCIALE QÜAESTIE.
linge kerkelijke partij, die niets vuriger verlangt dan de financieele
Kamer
steeds
waarop
hier
ken
Kerk hoe
Staat en
tusschen
eer hoe beter los te
het
plaats
ter
maken, en ook
Kerk
woord over de
laatste
in de
het oogenblik te verhaasten, gespro-
zal
zijn.
kom
Ik
III.
opmerking
enkele
het
tot
derde en laatste punt, waarover ik mij een
hem genegenheid
overwegend
hand
tot een
Ik
de
doe
opmerking
is
aan
den
voorbereidend, onderzoekend, is
Zaken
van
Minister
gisteren, dat de zaak
om
allengs te
komen
meer eigenaardig
Doch van
behoort.
De
Jusltlie. bij
zijn
heer
Van
het Departement vat ik die
zijde
Die geachte afgevaardigde stemt mij ongetwijfeld
niet.
toe,
nijverheid vooralsnog partijen zijn tegenover den arbeid;
en
handel
van
om
wat noodig
slaan aan
te
vraag
die
Binnenlandsche
dat
bestaat,
Nederlandsch Wetboek van den Arbeid?
Houten meende van
Ik vraag den Minister van Justitie,
zal veroorloven.
in hoever er bij
en
om
haar krachten inspande,
banden
behoort het dan niet juist tot de roeping van den Minister
dit zoo,
het recht op bescherming ook van den arbeid te handhaven
Justitie,
desnoods tegenover de vaak partijdige eischen van handel en nijverheid ?
Nog
De
dit.
heer Insinger zeide eergisteren, dat
men
hier niet over
beginselen moest spreken, zoo dit niet terstond leiden kon tot een practisch
Hierin
resultaat.
ligt
waaruit niets worden kan,
op den nationalen
king
den
van
Woorden zonder
waars.
hier niet inheemsch
Toch vergete men
tijd.
Storm
heer
iets
mogen niet,
levenskracht,
worden en woekeren
hierbij de zeer juiste
toen er sprake was
die,
om
opmer-
aan den
geachten vroegeren afgevaardigde uit Tiel voor de derde maal het woord de
verleenen,
te
maken wat het of
wel
betrokken
dan
overtuigen, hovenier,
:
bespreken
het
belangen
Kamer
gold
die
zij
geen
dat
herinnerde,
men
onderscheid behoorde te
een praatje dat nutteloos ten beste werd gegeven,
van
waren.
En mocht
dit
den heer Insinger nog niet
de vraag geoorloofd, wat stekjes
zeer ernstige nationale
beginselen, waarbij
planten
hem dunken
wilde, tenzij
zij
zou van den
nog hetzelfde jaar
vrucht droegen, en of niet het stekken zetten in een boomgaard
we
met
hier
discussie over beginselen bedoelen?
ook ik mij den Minister een stekje aan goede aarde mocht vinden.
tuin
een
zou,
durf ik hopen.
ik daar, en
sprake
is
de
Dat het
mocht de Minister mij
al
wat
In dien zin veroorloof
te bieden, of het in
Of de Grondwet het nu
is,
den justitieelen
allengs vruchten dragen
reeds gedoogen zou, laat
tegenwerpen, dat in
art. 14(3 alleen
van een Nederlandsch Wetboek van Koophandel, welnu, dan
woorden
Nederlandsch
laat
ik
dan
een wet, zonder meer.
Bij de
en
boek vallen.
Het
zij
voorshands
aanstaande Grondwetsherziening, die
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's
![Eenige kameradviezen uit de jaren 1874 en 1875 - pagina 191](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/eenige-kameradviezen-uit-de-jaren-1874-en-1875/1890/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's