Eenige kameradviezen uit de jaren 1874 en 1875 - pagina 207

III.

ELECTORALE QUAESTIE.

17.

REDE, GEHOUDEN BIJ DE BERAADSLAGING OVER HOOFDSTUK V DER STAATSBEGROOTING, DIENSTJAAR {Gehouden 6 Dec. 1875. Hand. der Slalen-Generaal, pag. 583

Ik

wensch

de

bij

1876.

v.v.)

algemeene beraadslaging over hoofdstuk

V

een

kort woord te spreken over de electorale quaestie.

Wel weet

ik,

dat

parlementaire

de

dampkring op

het bespreken van beginselen minder gunstig

voor

is;

dit

oogenblik

maar toch

is

die

atmosfeer ook weer niet zoo ongunstig, of de bespreking van algemeene

vraagstukken kan althans wel worden opgevat. Bewijs ik

tot

wonen)

mijn in

gewichtige

Een

op

gesprokene te

weten

zitting

van laatstleden Vrijdag

(die

kon

bij-

morgenuren aangaat,

de

haar vorm schitterende, en

door

van

redevoering

redevoering,

althans

voorzooveel

spijt,

de

nog de

bood

daarvan

ik

die

te

den

geachten

vox gehoord had,

punt

door

den geachten afgevaardigde uit Haarlem had betuigd

inzooverre

althans

liever uitspreek,

gaarne mijn

hij,

mijns

voor

de

inziens

omdat

Hervormde

adhaesie aan het toenmaals

volkomen

terecht, een regeling

Kerk.

der kerkelijke goe-

Een instemming,

ik mij steeds vei'plicht zal zien, elke

don geachten afgevaardigde, te

wijl ik

een

in het burgerlijk recht eischt van den rechtstoestand

deren,

haar inhoud uiterst

afgevaardigde uit Haarlem.

liever in de viva

warme

om

niet

om

in beginsel de

doen heerschen, nadrukkelijk te bestrijden.

die ik te

poging van

Staatsmacht over de Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen