Eenige kameradviezen uit de jaren 1874 en 1875 - pagina 262
ONDERWIJSQUAESTIE.
262
hadt
Het
dan zou
antwoord gewensclit,
gij
dus
scliijnt
men
wanneer
liandelt,
tutioneel
uit
Leiden zeide zooeven, dat
gehoord
ook
meent
woorden
hier
Dat was
glad.
:
En
het oog loopend spelen met
in
om
komt?
de lippen
Meent
dat dit voldoende
hij,
Kamer beweerd
zijn? "Weet hij niet, dat, zoo dikwijls in de
argumenten
niet
afgevaardigde
anders teweegbrengt, dan dat een zeer vluchtige en
iets
voorbijgaande glimlach
invloed op de verkiezingen uitoefenen,
Regeering, moogt geen
Gij,
zeide, dat hij
hij
De geachte
dan spelen met woorden?
anders
een zoodanig
dat
Minister,
de
Minister
het gesprokene van den Minister met
hij
iets
De
zijn.
omdat het onder anderen was
had,
maar was het
glad;
mag
toen
geuit,
Natuurlijk.
de verkiezingen wilde werken.
genoegen
is:
nogmaals
denkbeeld
inconsti-
Maar, Mijnheer de Voorzitter,
dat het onze niet kan noch
stelsel,
datzelfde
heeft
op
een
is
men
dat
te zijn,
in de Staten-Generaal onderzoek doet
naar de homogeniteit van het Kabinet. dat
gegeven hebben.
ik het toch niet
van den Minister
stelsel
liet
dan steeds daarmede bedoeld werd, dat niet op bedekte wijze, door een bepaalden candidaat te poseeren, of de verkiezingen in een bepaalden geest te leiden, de invloed van het Staatsgezag mocht worden misbruikt;
maar
dat daarmede nooit bedoeld was noch kon
ook,
geering
niet te
over niets anders.
dat de Rein
de ver-
daarover, over dat éene punt heb ik gesproken, en
Welnu,
kiezingen?
zijn,
veel klaarheid en waarheid mocht mengen
—
En
acht nu de Regeering, dat
zij,
door meerder waar-
heid en klaarheid in de verkiezingen te brengen, een verkeerd beginsel
Kamer
zou huldigen, waartegen de
ook maar een grein waarheid en
verkiezingen
de
meen
ilv
zeggen, dat ieder, in of buiten de Regeering,
mijn beurt te mogen bij
zich zou verzetten, dan
licht
op die
achterwege
houdt, juist daardoor in hoogst verkeerden zin op de verkiezingen werkt,
en doet wat èn constitutioneel èn moreel niet geoorloofd
Tot wel wat
behoort
praelirainairen
die
sarcastische
3*^.,
gevraagd heeft,
wijze,
is.
de Minister mij, op een
dat
wat men
in
de zaak van
het onderwijs aan mij heeft?
Laat
mij
een
eens
zeker
zou
hij
het
hier
aan
kunnen
een bieden
hebben om mij
recht sta
niet
niemand recht mij ligt
de gedachten van den geachten ik zeggen: Indien het
dat de Minister hier stond en ik daar zat, dan voor-
waar werd,
daarentegen
in
mogen komen, en dan zou
spreker uit Haarlem ooit
oogenblik
te
Minister,
die
maar
vraag
te
stellen.
Nu
als afgevaardigde,
ik
heeft
vragen, welke staatkundige gedachte ten grondslag
formatie,
voor
als
het
waartoe
ik
niet behoor, en die
behoud van de
krachtens de Grondwet, een
lid
vrije
school.
waarborg zou
Waar dan
ook,
der Volksvertegenwoordiging een inter-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's
![Eenige kameradviezen uit de jaren 1874 en 1875 - pagina 262](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/eenige-kameradviezen-uit-de-jaren-1874-en-1875/1890/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's