Eenige kameradviezen uit de jaren 1874 en 1875 - pagina 32

KOLONIALE QUAESTIE.

32

beoordeelen van de plannen voor de toekomst, niet

bij

oordeel over

liet

het verleden. Hieruit volgt, dat het thans voor mijn motie niet de tempus utile zou zijn. Immers daardoor zou elk oordeel over hei toekomstig bevolgt, dat de

worden afgesneden. Hieruit

leid

komen en

decisie raag

Ik

adjourneeren.

zoodanig

besluit

mijn

in

zelf

gevoel

echter, dat het zeer moeilijk

leiden.

te

macht om

thans niet tot een

discussie over het

moet de

besluiten

Kamer

En

is

de

verleden

te

Kamer

tot

het behoeft ook niet, want ik heb het

nadat

naderhand,

eerst

de quaestie over het

regeeringsbeleid voor de toekomst zal zijn uitgemaakt, alsnog een oordeel

over het verleden uit te lokken, wat thans door de Regeering zelve ontraden wordt. Ik zeg dit niet, alsof ik in de houding van den Minister

van Koloniën eenige wending meen hij,

aan

motie zou gekomen

zijn.

verklaard,

dat

te

bespeuren,

maar

wijl hijzelf heeft

niet tot het indienen

deze zijde gezeten,

ze voor het oogenblik

Hiermee vervalt

;

eener

temeer

na het stellen der Kabinetsquaestie zulk eene motie niet anders openbaar debat zou kunnen bespreken , terwijl mijn bedoe-

wijl

men

dan

in

ling

was,

ze in

stemming

te

brengen in comité-generaal.

Gedoogt nu

wel wachten den schijn

van de Kamer nemen, alsof ik binnenskamers een vonnis wilde vellen, dat ik schromen zou voor het publiek uit te spreken. Zoo iemand, dan ben ik dit niet,

die usantie

aan

te

een

vijand

mysteriën

van

op

dan

zal ik mij

staatkundig terrein; ik zal daarom het

na het stellen der Kabinetsquaestie, rest: mijn motie voor mijzelven adjourneeren en haar voor 't oogenblik terugnemen, doen wat

eenige

in

afwachting

Messchert reeds

het

van

den

of eerst

lempus ulüe zelve

uitgenoodigd.

zal

uitslag

Daarvan

zal leiden.

terstond

geering

mij,

bij

wezen,

waartoe zal het

't

debat over de interpellatie-

afhangen, mijns inziens, of het

een nieuwe phase van de Atjehsche quaestie

om

te

komen

tot datgeeu,

door de aanbieding der stukken de

waartoe de Ke-

Kamer

feitelijk

heeft

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen