GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Acta van het Zending-Congres - pagina 55

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Acta van het Zending-Congres - pagina 55

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

39

„Het is bekend zoo heet het daarin dat de christelijke leer niet alleen door opzettelijke prediking van een der priesters en hun helpers wordt verbreid, maar ook in belangrijke mate door leeken, leden der gemeenten, die in kleineren kring gesprekken over den Godsdienst houden, voorgaan bij oefeningen, die soms ook door volgelingen van een anderen eeredienst worden bijgewoond, godsdienstige boeken verspreiden, onderwijs geven, enz.

,,En

nagenoeg uitsluitend op deze wijze Islam

is

voortduring het getal zijner belijders in den Archipel ziet toenemen. Met de hier bedoelde handelingen nu heeft het bestuur, zoolang niets gebeurt in strijd met de wettelijke verordeningen of wel de openbare orde niet in gevaar wordt gebracht, als hoofd van de politie zich niet in te laten. Wel is aan het Bestuur, uit anderen hoofden, zekere bemoeienis met de verkondiging van den godsdienst opgedragen, maar blijkens de art. 123 en 124 van het Regeeriugs-Reglement is de niet twijfelachtige bedoeling van den wetgever, dat deze bemoeienis aan de inlandsche vorsten, regenten en hoofden toekomt voor zooveel betreft den godsdienst, dien elk hunner belijdt; terwijl de uitoefening van den christelijken godsdienst alleen aan het oppertoezicht van het Europeesche Bestuur is onderworpen, voor zoover dit te beoordeelen heeft of de wijze, waarop de Christenleeraars, priesters en Zendelingen hun dienstwerk verrichten, voor de belangen van den Staat, de handhaving van rust en orde dus, het, dat

de

bij

worden geacht. „Al moet worden erkend dat althans in het

schadelijk moet

laatst verloopen tijdperk,

over het algemeen, door het Europeesch en het inlandsch bestuur geen met deze beginselen strijdige gedragslijn wordt gevolgd, toch is het herhaaldelijk voorgekomen, dat inlanders, die tot het Christendom waren overgegaan of daartoe neiging aan den dag legden^ door inlandsche hoofden werden geroepen om daarover inlichting te geven en zich zoodoende niet geringen overlast op den hals zagen gehaald. ,,Een paar bizondere gevallen zullen hetgeen als zoodanige ongeoorloofde inmenging is aan te merken nader kenschetsen. Enkele jareu geleden begaf een Zendeling zich naar een, op eenigen afstand van zijn woonplaats gelegen, dessa en hield met sommige bewoners gesprekken over de christelijke leer, terwijl hij bij zijn vertrek een godsdienstig boekje achterliet. Hierin vonden de inlandsche hoofden termen om een voorloopig onderzoek in de dessa in te stellen naar hetgeen de Zendeling verteld had, en het boekje met den inlander, in wiens bezit het

gevonden was, aan den wedono op te zenden» waarop de zaak aan het Hoofd van plaatselijk bestuur gerapporteerd werd. ,,In hoever dit laatste goed handelde met een nader onderzoek te gelasten, waardoor op de bevolking opmerkelijk een voor de Evangelieverkondiging ver van gunstigen indruk werd teweeggebracht, kon hier buiten bespreking blijven, als niet tot de bemoeienis van inlandsche hoofden met den werkkring eener niet door hen beleden leer betrekking hebbende. „Een andermaal gebeurde het, dat een christen-inlander in een naburige dessa een nacht doorbracht en des avonds in het huis waar hij logeerde met een kleinen kring gesprekken het Inlandsch Behield over het christendom stuur meende zich daarmede te moeten bemoeien, en het gevolg was, dat het geheele gezelschap naar de hoofdplaats werd opgezonden, en eerst na verhoord te zijn door verscheiden inlandsche ambtenaren, waarvan één zich veroorloofde, den man om zijn overtuiging te bespotten, en na kennisneming van de zaak door den politierechter vergunning kreeg om naar huis te gaan. „Hadden de hierbedoelde inlanders gehandeld tegen eene bepaling, b.v. op het reizen of op het herbergen van vreemdelingen, dan zouden natuurlijk de hoofden, als belast met de handhaving van de politie, volkomen gerechtigd zijn geweest tot het door hen ingesteld onderzoek, maar enkel de omstandigheid dat de christelijke leer het onderwerp hunner gesprekken was geweest, had aan de inlandsche hoofden geen reden mogen geven om hen door oproepingen te kwellen. „Een ander Christen eindelijk, die een school had geopend, werd tot drie malen genoodzaakt, zijn werk te verzaken om aan het districtshoofd over zijne leer inlichtingen te geven. Had deze man voorgeschreven formaliteiten verwaarloosd, dan had het Inlandsch Bestuur hem daarvoor moeten bestraffen of vervolgen, maar aangezien hiervan in het onderwerpelijk geval niet blijkt, kan in de herhaaldelijke oproepingen slechts een ambtelijke plagerij worden gezien, die in geenen deele mag worden geduld." ;

Wat dunkt u, M. H. van deze feiten, door de Regeering zelve erkend? Het „Bataviaasch Nieuwsblad'' van 27 November 11., deze circulaire besprekend, wijst er terecht op, „dat het ,dwingt ze om in te gaan' een onverantwoordelijke krankzinnigheid

wezen

zou,

maar

als

gezegd kan worden, dat onderdanen van Willem van Oranje, Koning der Nederlanden, door andersdenkenden, óók onderdanen, worden mis-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890

Abraham Kuyper Collection | 142 Pagina's

Acta van het Zending-Congres - pagina 55

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890

Abraham Kuyper Collection | 142 Pagina's