Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 447
Van turn
443
het Lijden Christi.
alleenlick gestelt soude zijn in soo
eenen staet^
Adam was voor den val. V Wat soudt gliy daer loe seggen?
daer in
A. Dat dat heel absurd ende ongerijmt is want soo soude Christus niet ons, maer den Vader yet verdient hebben. Soo soude oock niet de Heere Christus, maer de mensche selfs de oorsake zijn van sijn saligheyt: want Adam en hadde voor den val geen recht tot het eeuwige leven noch en konde 't selve niet besitten, 't en zy ende voor al eer hy de Wet vol:
,
daen hadde. V. Maer heeft tot Godt? A. V. A. V. ende A. V. A. V.
dit lijden Christi
gantsch geen opsicht
Ja.
Hoe wort
dat genoemt? Voldoeninge. Is dat tweederley lijden ten aensien van ons? Neen. Is het dan een lijden?
ten aensien van Godt,
,
Ja.
Hoe wort
het dan
genoemt ten
aensien van
Godt? A. Voldoeninge. V. Hoe ten aensien van ons? A. Verdienste ende verwervinge. V. Aen wien heeft Christus voldaen? A Aen Godt. V. Wie is de schuitheer? A. Godt. V. Wie zijn de schuldenaers ? A. De menschen. V. Welck is het rantsoen ? A. Alle het lijden Christi. V. Ghy seght dat aen Godt voldaen is maer wy waren des Duyvels gevangenen ergo , soo moest aen den Duyvel voldaen worden? A. Dat volght niet. ,
,
;
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 632 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 632 Pagina's