Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 170
Van den Val
166
des Menschen.
my mijne moeder ontfangen. V. Waer toe sal ons de kennisse van desen droevigen val dienen? A. Tot opmerckinge van onse groote sonde ende overtredinge tegens Godt begaen als oock om meer ende meer ons selven voor Godt te vernederen.
heyt geboren, ende in sonde heeft d
,
AENHANGHSEL.
V. Den arbeyt is die een straffe van den val? A. Ja, te weten, dien moeijelicken ende verdrietelicken arbeyt: want niet tegenstaende Adam den hof van Eden bearbeyt soude hebben, soo hy niet gesondight hadde, soo soude evenwel dien arbeyt hem niet moeijelick noch verdrietigh zijn gevallen, maer gantsch lieffelick ende aengenaem. V. Is de onderdanigheyt van de vrouwe tegens den man in sich selven een straffe? A. Neen. V. Is de onderdanigheyt met moeijelickheyt, strijt, quellinge ende gebreckelickheyt een straffe ? A. Ja. V. Hebben Adam ende Eva voor den val over de onderdanigheyt getwist ? A. Neen. V. Wie seggen sulcks ? A. De Joden. V. Is de vrouwe gevloden om dat sy haer niet wilde onderwerpen ? A. Neen. V. De smerten van het baren ^ zijn die de vrouwe tot een straffe opgeleyt ? A. Ja. V. Waerom is Eva gestraft geworden, nadien dat ,
,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 632 Pagina's
![Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 170](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/voetius-catechisatie-over-den-heidelbergschen-catechismus/1891/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 632 Pagina's