Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 328

Van

324

de Engelen.

A. Ja: een seer groot profijt ende voordeel. V. Welck is dat? A. Siet de Antwoorde op de Vrage.

AENHANGHSEL OFTE BYVOEGHSEL VAN DE ENGELEN. V. Zijn de Engelen oock geschapen? A. Ja. V. "Wanneer, ende op den hoe veelsten dagh? A. Het is waerschijnelick dat, doen Godt den oppersten of den derden hemel schiep dat hy doen de Engelen schiep Job 38. 7. Doe de morgensterren t'samen vrolick songen, ende alle de kinderen Godts juycheden. V. Kan men wel buyten ende sonder de Schriftuer uyt ende door natuerlicke reden sekerlick vinden ende besluyten dat' er Engelen zijn? A. Ja van achteren, namelick, uyt hare werckingen. V. Soude men uyt de natuer, sonder de Schriftuer bewijsen konnen, dat'er goede Engelen zijn? A. lek en sie niet met wat vaste ende klare redenen sulcks sekerlick soude konnen bewesen werden. V. Zijn de Engelen edelder creature als de menschen? ,

,

:

:

A. Ja. V. Soude de mensche in eenigh respect konnen geseyt worden, hooger ende trefïelicker te zijn dan de

Engelen

?

A. Ja. V. Wat is dat? A. Dat de Sone Godts de menschelicke natuer heeft aengenomen, ende niet der Engelen natuer: Hebr. 2. 16. Want waerlick hy en neemt de Engelen niet aen, maer hy neemt het zaet Abrahams aen. V. Hebben de Engelen lichamen? A. Neen. V. Wat zijn het dan?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen