Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 294
,
290
Van
het eenigh Goddelick Wesen.
A. Ja. V. Maer is aen de leere van de drie-eenigheyt onse saligheyt ende Godt saligheyt soo veel gelegen? A. Ja. V. Wie ontkennen dit? d A. De Kemonstranten. V. Wat seggen sy daer van? d A. Dat het zijn scholastijcke disputatien. V. Soo yemandt die loochent, is die een goet d Christen ? A. Neen. V. Soudt ghy dan de Arrianen Socinianen &c. d voor vrome ende goede Christenen konnen houden? A. Neen. d V. Maar behoort de Christelicke liefde dat niet te
d
,
,
raden? A. Neen.
d d
V. Is dit geen bitterheyt ende hardigheyt? A. Neen. V. Is het genoegh te seggen, met de Socinianen,
de Soon is Godt? A. Neen. d V, Wort de Magistraet oock Godt genoemt? A. Ja: Psalm 82. 1, 6. Hy oordeelt in 't midden der Goden. vs. 6. lek hebbe wel geseyt, ghy zijt
Goden, &c. V. Wat moet'er dan noch meer by zijn? A. Dat is de eeuwige, ende eenwesige Godt met den Vader, d V. Is de Magistraet op sulcke wijse wel Godt? A. Geensins. •d V. Wat seggen de Socinianen van den H. Geest? A. Dat de H. Geest is de kracht, door welcke Godt werckt. d V. Kan yemant tot Godes Kercke toegelaten werden, die niet en kent desen Godt, die drie is in
d
persoenen ? A, Neen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 632 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 632 Pagina's