Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 414
Waerom
410
Christus genaemt wort
ampt hem van sijnen Vader opgeleyt. Want 1. Godt heeft hem tot een Heere ende Christum gemaeckt, dat selve en behoort niet; noch en wort niet geseyt van de Godtheyt Christi; maer beteeckent de heerschappije ende regeeringe des Middelaers, als Middelaer. 2. Het woort maken en geeft niet anders te kennen van Christo den Middelaer (te weten na sijn Godtheyt) als te openbaren want een sake wort geseyt te geschieden wanneerse van nieuws of meerder vertoont ende geopenbaert wort, als te sien is Kom. 1. 4. Die krachtelick bewesen is te zijn de Sone Godts. :
Vrage
34.
Waerom noemt ghy hem onsen Heere? Antw.
Om
dat
hy ons met
lijf
ende
ziele
van
onse sonden, niet met gout ofte met silver, maer met sijnen dierbaren bloede gekocht, ende
alle
van
alle
alsoo a
b b
hem
gewelt des Duyvels verlost, ende ons tot een eygendom gemaeckt heeft.
V. Wie is onsen Heer? A. Christus. V. Is 'et de Vader ende de H. Geest oock niet? A. Ja. V. Waerom wort Christus dan bysonderlick onsen
Heere genoemt? A. Om dat Christus bysonderlick ende in sijn eygen persoon de menscheyt aengenomen hebbende, ons ver,
lost
heeft.
V. Heeft Christus dan eenige bysondere heerschappije over ons, die de Vader noch de H. Geest over ons niet en hebben? A. Ja. e V. Maer heeft Christus daer door de Goddelicke heerschappije verloren? A. Neen.
b
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 632 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 632 Pagina's