Johannes Maccovius - pagina 126

114 vertaling van Aristoteles' w^as

werken

het de Dialectiek die

als leerboek in. Vooral „den gröszten Einflusz anf die

gelehrte Bildung der mittelalterliclien Theologen ausüben sollte." (Nitzsch.)

Beda Venekabilis, Alcüin, Rabbanus Maudank zij Boëthins' en Cassiodorus' arbeid, Aristotelici, en strekken ten bewijze „quod systemaIsiDORus VAN Sevilla,

Kus

e. a.

allen,

zijn

zij

tica disciplinas tractandi ratio placere plurimis inciperet/'

Men deed les'

niet anders

dan

')

citeeren, en volgens Aristote-

aanwijzingen categoriseeren. Dit geschiedde door den

dialectischen

Germanen met deze dialectischen und

geest ;,der von Anfang an in den

schlu inerte," zegt Nitzsch, die zijn beschouwingen

conclusie eindigt

:

„In

dem Versuche

einer

systematischen Reproduction und Begründung des überlie-

Dogmas bestand die neue und eigentümliche Leistung der Theologen des Mittelalters." Dan volgt het saeculum obscurum. Dat duurde tot de kruistochten, toen de Westersche Kerk weer in aanraking kwam niet alleen met de Oostersche Kerk, waar de classieke studiën bloeiden, maar ook met de Mohammedaansche wereld, waar in Bagferten

dad onder de Abassiden, in Cordova onder de Omayaden de studie een zeer hooge vlucht had genomen. Door dit dubbel contact treedt in de Westersche Kerk nu meer de Scholastiek sensu praegnanü op. ^) Onder deze Scholastiek, sensu praegnanti, hebben we te verstaan, dat het nu niet meer te doen is om de Waarheid logisch in te denken, en in het bewustzijn te assimileeren. Het werd nu almeer een bewierooken van de rede, waaraan de heilige waarheden als corpus vile werden aangeboden. De karakteristiek der eerste periode is, dat ze de patristische is, de Kerk heeft hare Patres. Doch ook de Patres genereerden niet dan met bange barensweeën, getuige dat de Christologische en Anthropologische Dogmata, ten tijde der Conciliën, niet dan na heftige worsteling met de Heterodoxie der ketters verkregen werden. De karakteristiek der tweede periode is, dat ')

BUDDEUS,

^)

Men

1.

c, p. 354.

zie Dr. A.

Kuyper, Encyclopaedie der

Heil.

Godgel., II, §

68.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen