GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Johannes Maccovius - pagina 295

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Johannes Maccovius - pagina 295

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

283

haec et illad

dixerit

En

illa faciant, dicatiu'

faciant,

Deum motu

hierin ligt

cor ipsorum tangere, ut hoc et

qiiidem,

et ita

ut non nisi ineptissime quis

morali ista

efficere."

^)

het antwoord op de groote vraag, of het

Supralapsarisch standpunt God niet tot auteur der zonde

maakt, welke quaestie ik thans, op het standpunt van Maccovius en uit zijne schriften, onderzoeken ga.

Zoo beslist mogelijk werpt Maccovius de beschuldiging van zich, door Lubbertus hem zoo herhaaldelijk toegedicht, als zou hij leeren dat God auteur der zonde is. Zulke uitspraken zijn hem godslasterlijk. Hij noemt ze blasphemie. God is wel de causa reprobationis, maar nooit de causa peccati. We zagen reeds dat volgens Maccovius het doen Gods dienaangaande, zich bepaalt tot een privatio auxilii. Van Godswege heeft er plaats een derelictio, krachtens het Decretum Reprobationis. En als nu hiertegen wordt aangevoerd: „Sic Deum fore authorera peccati, ut qui hominem dereliqueret,

autem hominem non potuisse non

labi," dan antwoordt Maccovius: „Certe author peccati, ex eo convinci non potest. Certe Ecclesia Esa. cap. 63. v. 17. ita Deum

derelictum

Nee tamen

affatur

aut

sic

cum

Ecclesia

eo expostulat, ac

si

Deum

aut in ius vocat,

fuisset obstrictus ullo iure

ad homines a peccando, aliter quam lege data, prohibendos. Haec (inquam) teterrima esset blasphemia." ^) Uit die derelictio kan niet anders dan tot een permissio worden. Maar permittere en facere zijn niet hetzelfde, doch wat anders, _,^quia permittere non est facere, sed non impedire ut non fiant." En nu kan men wel zeggen, dat het non impedire niet goed is, „qui impe-

peccati geconcludeerd

non impedit, ille hoc ipso peccat," doch Maccovius voegt daar iets aan toe, n. 1. „si hoc tenetur." En dat nu kan nooit van God gezegd worden. „At Deus hoc non tenetur." En juist omdat God als Souverein, nooit door iemand, wie het ook zij, gehouden is of wordt tot het To non impedire, kan op de vraag: „An non Deus hoc pacto dire

potest

et

Anno 1618/19. Disp. XI. Anno 1620/21. Disp. Vil.

Theol. Quaest. de Praedest.

')

Coll.

^)

Coll. Theol.

Miscell. Quaest.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1899

Abraham Kuyper Collection | 431 Pagina's

Johannes Maccovius - pagina 295

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1899

Abraham Kuyper Collection | 431 Pagina's