Johannes Maccovius - pagina 75
63
„absque omni impatientiae signo." Hij bleef ten einde toe helder van geest en toen hij ten laatste zijn einde voelde naderen, riep hij zijn vrienden bij zich,
lijden bleef hij geduldig,
klaagde over zijn vele gebreken en tekortkomingen, vroeg vergiffenis voor wat hij tegen hen misdaan had, en alhoewel „multum vexatus" door zijn zwaar lijden, toch ein-
kalm
leven den
243ten
—
vitam pie en beval Gode zijn ziel, om, naar wij et placide finiens vertrouwen mogen, verlost van deze zondige aarde, daar boven te juichen voor den Troon van het Lam, door Wiens bloed hij van zijne zonden gewasschen was, door Wien hij gemaakt was tot een koning en priester Gode en Zijn Vader, en voor Wiens naam en Woord hij verwaardigd was hier op aarde een trouw getuige, een fier belijder, een onwankelbaar kampioen te zijn. *) digde
hij
zijn
Juni 1644
—
')
De
berichten
van
door CoccEius in de
zijn
Orat.
sterven worden door Veiemoet in de Alhen. Frisiac. en
funeb. uitvoerig meegedeeld.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1899
Abraham Kuyper Collection | 431 Pagina's
![Johannes Maccovius - pagina 75](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/johannes-maccovius/1899/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1899
Abraham Kuyper Collection | 431 Pagina's