De band des verbonds - pagina 140

VAN DE WEDERGEBOORTE.

136

geweten,

een rein

en anderzijds aan een Saulus, die een

godslasteraar, een vervolger, een verdrukker was.

„Ik heb een vermaak in de wet Gods, naar den inwendigen mensch. Maar ik zie eene andere wet in mijne leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangen

neemt onder de wet der zonde. Zoo dan ... ik zelf dien wel met het gemoed de wet Gods, maar met het vleesch de wet der zonde."

IV.

WEDERGEBOORTE EN DOOP. Want

Gij

zijt

ik gesteund

ingewand

Op

O

God,

aan

Gij

zijt

Het

zal

boorte

goed

zijn,

Gij

mijn Uithelper; mijn

lof is

hebt mij geleerd van mijne jeugd

en tot nog toe verkondig ik

Uwe :

wonderen.

5,

6,

17.

zich steeds helder voor de aandacht te

dat wij bezig zijn te handelen van de

in

heb

U.

Ps. 71

stellen,

U

van den buik aan; van mijner moeders

geduriglijk van

aan,

HEERE,

mijne Verwacliting, Heere

mijn Vertrouwen van mijne jeugd aan.

engeren

zin.

Er wordt toch

wedergein

de Heilige

van drieërlei wedergeboorte gesproken. En daarom wordt zeer te recht onderscheiden tusschen wedergeboorte in den engeren, ruimeren en ruimsten zin des woords. En dat we bij wedergeboorte niet alleen te denken hebben aan het eerste doorbreken van de genade, aan het eerste naar buiten treden van het werk Gods, maar ook aan de inplanting van de kiem des geestelijken levens, aan het beginsel van Gods genadewerk in Zijn uitverkorenen, is door vele dingen openbaar. Schrift

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen