GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van de kennisse Gods - pagina 311

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de kennisse Gods - pagina 311

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE RECHTVAARDIGHEID GODS.

309

pleegt een driedubbele onderscheiding te maken.

Men

ge-

waagt vooreerst van de innerlijke gerechtigheid van Gods Wezen, dan van de bevoegde gerechtigheid Gods als Heere, en eindelijk van de rechterlijke rechtvaardigheid Gods als Rechter. Wij meenden zoo het best en ook het meest practisch voor de gemeente te vertalen, wat men in de Dogmatiek met den technischen term aanduidt door iustitia divina, iustitia dominica en iustitia iudicialis. Bij de nadere

behandeling zal blijken, wat met elk dezer bedoeld wordt.

Om

met het eerste te beginnen. Zal dit recht verstaan dan moet het gewone spraakgebruik niet in acht

worden,

genomen

worden.

zeggen, dat

Gemeenlijk

men voor den

toch

„rechtvaardig"

wil

rechter in zijn recht staat, dat

men voor de wet vrij uitgaat, dat men in rechten gelijk heeft. Sprekende van God den Heere, gevoelt ieder onmiddellijk, bij het eeuwige Opperwezen wegvalt, want wie zou over God Almachtig rechter kunnen zijn, en wie zou aan God den Heere de wet durven stellen of zich vermeten Hem naar eenige wet te beoordeelen Wordt nu toch melding gemaakt van de gerechtigheid van Gods Wezen, zoo in de Heilige Schrift als in de boeken

dat deze gedachte

!

der godgeleerden, dan

is

het openbaar, dat aan iets anders

Er wordt dan gedoeld op de innerlijke gerechtigheid, als absoluut volkomen volmaaktheid van God gedacht wordt.

den Heere.

De

beteekenis der innerlijke gerechtigheid wordt

onmiddellijk gevoeld, als van hare tegenstelling, de „innerlijke

ongerechtigheid", gesproken wordt, want dan zegt het

taalgevoel

reeds

terstond,

innerlijk ongerechtig,

dat hier sprake

verdorven en slecht

God den Heere de deugd

is

is.

van

iets,

dat

Wordt nu van

der gerechtigheid beleden, dan

in, dat Hij, in heel Zijn Wezen, de G e r e c hde innerlijk Volmaakte is. Doorgaans wordt dat met een anderen naam genoemd, met dien van de heiligheid Gods. Het ontga daarom onze

houdt zulks t

i

g

e,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1907

Abraham Kuyper Collection | 394 Pagina's

Van de kennisse Gods - pagina 311

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1907

Abraham Kuyper Collection | 394 Pagina's