GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van de kennisse Gods - pagina 349

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de kennisse Gods - pagina 349

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE HEILIGE DRIEËENHEID.

347

Godonteerend is en doodelijk is voor alle religie en weet zich van het moderne Paganisme absoluut gescheiden en krachtig daartegenovergesteld, door de belijdenis van de driepersoonlijkheid van het ééne Wezen Gods. Zoo gaf God de HEERE eene ontwikkeling van Zijne Zelfdie

moraal),

openbaring,

voortschrijdende tot volkomenheid, in verband

met de tijden en gelegenheden van Zijne hand heeft, en welke door Hem

Zijn volk, die Hij in

zijn verordineerd, en waarin de onderscheiden roeping besloten lag, eerst om op te komen voor de éénheid van Gods Wezen, en later om te getuigen van de driepersoonlijkheid.

Deze

van

leer

de Heilige Drievuldigheid, die belijdenis

van de éénheid des Wezens en van de Drieëenheid der Personen, is bij de ware Kerk, van de tijden der Apostelen af tot nu toe, altijd onderhouden geweest. Zij doet

bevat niets onredelijks, gaat ganschelijk niet tegen de rede maar zij is wel onbegrijpelijk, omdat zij de menschelijke verstanden verre te boven gaat, een mysterie is en blijft. in,

Maar

wij

alzoo

in

gelooven

deze

verborgenheid,

Woord geopenbaard

Zijn

omdat God Zich

heeft,

dat

deze drie

onderscheiden Personen

de eenige, waarachtige verwachtende, totdat wij do volkomene kennisse en vrucht van dien genieten zullen in den hemel. Zoo wordt óók gesproken in artikel IX der Confessie. en eeuwige

God

En daarom

zijn,

aanvaarden wij de vermaning van Calyijn,

in zijn Institutie

(I, 13, 21), als hij zegt, dat de ongelukkige van anderer roekeloosheid „ons derhalve moet vermanen, dat wij zorg dragen om meer met leerzaamheid, als met scherpzinnigheid in deze kwestie te arbeiden,

uitkomst

en

in het minst ons niet onderwinden om God ergens zoeken dan in Zijn Heilig Woord, of van Hem iets te bedenken dan hetgeen Zijn Woord ons ingeeft, of te spreken dan hetgeen uit Zijn Woord genomen en gehaald

te

is.

Indien

het

onderscheid,

'twelk in de eeuwige Godheid

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1907

Abraham Kuyper Collection | 394 Pagina's

Van de kennisse Gods - pagina 349

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1907

Abraham Kuyper Collection | 394 Pagina's