GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

¶ Herman Bavincks indrukken van Amerika anno 1892

36 minuten leestijd Arcering uitzetten

¶ George Harinck

De in 1892 gevormde gemeenschap van Gereformeerde Kerken in Nederland schonk van meet af aan aandacht aan verwante kerkelijke gemeenschappen in het buitenland. De samenvoeging van een deel van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken betekende niet alleen een fusie van diverse buitenlandse kerkelijke relaties, maar vormde ook een impuls tot het zoeken van nieuwe betrekkingen buiten de landsgrenzen. Ten bewijze van dit elan werden de eerste afvaardigingen naar het buitenland nog op de eendaagse verenigings-synode van 17 juni 1892 aangewezen en van een opdracht voorzien.

Reeds een maand later, op 22 juli, passeerde de eerste afvaardiging naar het buitenland de douane te Rotterdam om scheep te gaan, via Engeland naar Noord-Amerika. Het betrof prof. Douwe Klazes Wielenga (1842-1902) en prof. dr. Herman Bavinck (1854-1921), beiden verbonden aan de Theologische School van de Gereformeerde Kerken in Nederland te Kampen. Zij vertrokken voor een rondreis van drie maanden door de Verenigde Staten en Canada. Behalve introductiebrieven voor de als 'Gereformeerde Kerken in Amerika' omschreven gemeenschappen - het betrof in de praktijk zowel de Reformed Church in America als de Christian Reformed Church - kregen ze van de synode ook de opdracht mee om 'de 'Presbyterian Alliance' den dank der kerken over te brengen voor hare deputatie [naar de verenigings-synode], en voorts zich te vergewissen omtrent den grondslag en de zuiverheid van het presbyteriaal en confessioneel karakter der aangesloten kerken.' 1 De Gereformeerde Kerken wilden zaken doen. Lagen hier wellicht mogelijkheden voor nieuwe, internationale contacten met geestverwanten? 2

Maar er waren ook andere motieven. Naast de behoefte van het nieuwe kerkgenootschap aan internationale oriëntatie, kan de reis van deze twee gereformeerde hoogleraren niet los worden gezien van de omvangrijke emigratie van Nederlanders naar de Verenigde Staten in de tweede helft van de negentiende eeuw, alsmede van de kerkelijke betrekkingen die daaruit voortvloeiden. Contacten tussen de Nederlandse Hervormde Kerk en de door Nederlanders gestichte Reformed Church of America waren er reeds sinds de zeventiende eeuw, maar ze waren verwaterd. De emigratiegolf richting Amerika, die vanaf 1846 op gang was gekomen, had daarin verandering gebracht. Met name de aansluiting bij de Reformed Church van enkele groepen afkomstig uit de Afscheiding van 1834, die onder aanvoering van een predikant hoofdzakelijk naar New Jersey, Michigan en Iowa trokken, was in dit verband van betekenis. Deze Nederlandse afgescheidenen vormen een bijzondere groep onder de miljoenen negentiende-eeuwse immigranten uit Europa, omdat zij naast economische en sociale tevens religieuze motieven aanvoerden voor hun komst naar Amerika. Zij kwamen ook naar de nieuwe wereld om er in vrijheid hun godsdienst te belijden. Zij voorzagen de oude Hollandse kerk van vers bloed en zorgden ook voor nieuwe kerkelijke en theologische contacten met Nederland. Gevoelig voor vrijheidsbeperking en verknocht aan strikte religieuze en morele opvattingen viel het echter niet iedere afgescheidene licht zich bij de oude Reformed Church aan te sluiten en haar tradities aan te nemen. In 1857 ontstond ook in Amerika een afgescheiden kerk: de Christian Reformed Church. Het principiële verschil tussen beide kerken bleef

de afgescheidenen in Nederland echter onduidelijk. Hoewel afgescheiden emigranten op den duur veelal kozen voor de Christian Reformed Church, maakte de afgescheiden kerk in Nederland geen uitgesproken keuze tussen een van beide Amerikaanse gereformeerde kerkgenootschappen. 3 Hierbij speelde mee, dat vanuit beide kerken diverse malen pogingen werden ondernomen de breuk te herstellen. Ook ten tijde van de reis van Bavinck en Wielenga in 1892 waren hierover in Amerika weer besprekingen gaande en zij preekten in beide kerkgenootschappen en overlegden met beide partijen.

In verband met de kerkelijke verwikkelingen van de naar Amerika geëmigreerde afgescheidenen was het interessant dat de Nederlandse afgescheiden kerken zich een maand voordat beide theologen naar Amerika vertrokken, hadden verenigd met de kerken van de Doleantie van 1886, een tweede gereformeerde uittocht uit de Hervormde Kerk, onder leiding van dr. Abraham Kuyper (1837-1920). Bavinck had namens de afgescheidenen over deze vereniging onderhandeld. In april 1892 had Bavinck nog in het Amerikaanse theologische tijdschrift The Presbyterian and Reformed Review geschreven, dat het resultaat van de besprekingen onzeker was, maar in juni van dat jaar was de Nederlandse onderneming geslaagd: 'Contrary to almost universal expectation', schreef Bavinck later, 'nay, notwithstanding the hopes and the avowed opposition of many from without, the union itself was concluded.' 4 Met zijn komst naar Amerika bracht Bavinck voor de gereformeerde Amerikanen de hoop mee dat ook bij hen zo'n wonder zou geschieden en dat niet, zoals de Amerikaanse kerkhistoricus John H. Kromminga het stelde, een van beide huwelijkspartners de ander bij het altaar in de steek zou laten. 5

Er waren voor deze Amerikanen overigens meer redenen om Nederland als voorbeeld te beschouwen, want kerkelijk en theologisch waren ze voor 1900 goeddeels afhankelijk van Nederland. Bavincks twee Amerikaanse vrienden Henry Elias Dos'ker (1855-1923) en dr. Geerhardus Vos (1862-1949) bijvoorbeeld waren beide Nederlander van geboorte, maar doceerden respectievelijk aan het Western Theological Seminary te Holland, één van de opleidingsinstituten van de Reformed Church in America, en aan de Theologische School van de Christian Reformed Church te Grand Rapids. Dit was geen toeval. Eerder was Herman Bavincks vader, de afgescheiden predikant J. Bavinck (1826-1909), tot tweemaal toe benoemd geweest tot hoogleraar te Grand Rapids. Hij had beide keren bedankt, maar nu was begin juli Wielenga beroepen als vierde hoogleraar aan deze School. Hij bezocht Noord-Amerika mede om er kennis te maken met de gereformeerde kringen in Michigan en Iowa en af te wegen of hij te Kampen zou blijven doceren, dan wel naar Grand Rapids zou emigreren. 6 Hoewel Bavincks naam vandaag als theoloog en historische figuur bekender is dan die van zijn reisgenoot, was deze dus destijds in ieder geval voor kringen uit de Christian Reformed Church in aanleg een interessanter bezoeker.

De oriëntatie op Nederland werd nog versterkt door twee andere zaken: ten eerste de herleving van het Nederlandse calvinisme in de laatste helft van de negentiende eeuw onder aanvoering van Kuyper en van Bavinck. Bavinck omschreef dit zogenaamde neocalvinisme als een geestelijke stroming, die 'met een eigen karakter en phy sionomie optreedt niet alleen in kerk en theologie, maar ook in maatschappij en staat, in kunst en wetenschap. Wortel en beginsel van dat calvinisme is de belijdenis van Gods volstrekte souvereiniteit.' 7 Niet alleen voor de Nederlandse immigranten, maar ook voor de kring van het presbyteriaanse Princeton Theological Seminary was het neocalvinisme een vuurtoren in de nacht van afvalligheid en ongeloof. 8 En vervolgens werd de oriëntatie op Nederland versterkt doordat de calvinistische groepen niet altijd aansluiting zochten of vonden bij de Amerikaanse cultuur. In de eerste plaats ontnam het feit dat de

Nederlandse calvinisten veelal in groepen leefden velen het zicht op de noodzaak tot amerikanisering. Tussen 1846 en 1900 vestigde naar schatting driekwart van de Nederlandse immigranten in Amerika zich in gereformeerde enclaves, 9 waar de sfeer niet zelden Nederlandser was dan in Nederland. Maar ook was het protestantisme voor Amerikanen iets anders dan voor Nederlanders. Voor de eerstgenoemden was het in essentie het breken met religieuze autoriteit en de vrijheid te geloven wat men wenste. In dit licht valt het te verstaan dat Calvijn vanwege de door hem bekend geworden opvatting van predestinatie er niet geliefd was en gezien werd als 'an authoritarian theocrat who preached an authoritarian and despotic God. This Calvin threatened the freedom (...) Thus, Calvin became the very image of intolerance.' 10 Deze karikatuur heeft van meet af aan een plaats gehad in de Calvijn-historiografïe en speelde de gereformeerde immigranten parten bij hun aansluiting bij de Amerikaanse cultuur. Het zou interessant zijn nader te onderzoeken in hoeverre deze culturele barrière, naast de meestal genoemde wens van bijvoorbeeld Van Raalte om een afzonderlijke samenleving te vormen, mede heeft bijgedragen aan de vorming en langdurige instandhouding van afzonderlijke Nederlandse kolonies in Amerika.

De reis van Bavinck en Wielenga hield dus nauw verband met de emigratie van afgescheidenen - en niet te vergeten van vele met hen sympathiserende hervormden, die zich in Amerika kerkelijk bij hen aansloten. 11 Maar het eigenlijke reisdoel van Bavinck was niet de emigrantenkring, en Wielenga en hij trokken in Amerika dan ook niet steeds gezamenlijk op. Bavinck bezocht Amerika hoofdzakelijk in verband met het vijfde algemene concilie van de Presbyteriaanse Alliantie, dat van 21 tot 30 september 1892 te Toronto in Canada werd gehouden, en waarheen hij door de nieuw gevormde Gereformeerde Kerken in Nederland was afgevaardigd. Hij hield daar op 22 september een rede over 'The influence of the protestant reformation on the moral and religious condition of communities and nations'.

Deelname aan dit brede concilie was bepaald geen vanzelfsprekendheid in gereformeerde kring, in Nederland noch in de Verenigde Staten. 12 Ook Bavinck weersprak de bezwaren tegen de breedheid van dit concilie niet, en sloot evenmin uit dat het ideaal van de Alliantie te hoog gegrepen was. Maar zijn slotsom luidde: 'de gedachte van een band en gemeenschap van alle gereformeerde kerken blijft schoon en heerlijk. En reeds daarom heeft deze Alliantie aanspraak op onze belangstelling en sympathie.' 13

Vóór Bavinck het concilie bezocht had hij anderhalve maand de tijd om kennis te maken met het Amerikaanse land en volk. Hij logeerde daartoe drie weken bij zijn studievriend Vos en drie weken bij zijn schoolvriend Dosker, twee theologen met wie hij in de jaren rond 1892 in geregelde correspondentie stond en van wie hij veel leerde over Amerikaanse toestanden, ook in kerk en theologie. Niï zijn lezing op het concilie te Toronto had hij nog twee weken. Hij bewonderde daarin de Niagara watervallen, reisde de Hudson langs, bezocht Princeton Theological Seminary en prof. dr. B.B. Warfield (1851-1921), trof Wielenga weer en samen vertrokken ze op 5 oktober vanuit New York naar Nederland terug.

Over zijn reis hield Bavinck nadien enkele lezingen voor een gereformeerd publiek. Van één daarvan is de ongepubliceerde tekst bewaard gebleven. 14 Maar overigens is zijn reis veel minder sterk blijven voortleven in de herinnering, dan de reis naar Amerika die Kuyper zes jaar later zou maken. Dankzij diens uitgegeven reisindrukken Varia Americana 15 en vooral dankzij diens toen aan Princeton Theological Seminary gehouden Stone-lezingen over het calvinisme heeft Kuypers Amerikaanse tournee bij een breed publiek een blijvender indruk nagelaten dan die van enige andere calvinistische Amerikaganger in de laatste anderhalve eeuw.

Wanneer we ons afvragen welke indrukken Herman Bavinck in twee maanden tijd van Amerika opdeed, dienen we ons eerst een voorstelling te vormen van wie hij was. De afgescheiden Bavinck studeerde theologie op een plaats die voor zijn kring gold als de poel des verderfs: de Leidse universiteit. Met deze opleiding hadden veertig jaar eerder afgescheiden voormannen als Hendrik Scholte en Albertus van Raalte gebroken, en in de tussentijd was de universiteit onder orthodoxe christenen zo mogelijk nog beruchter geworden als bolwerk van de moderne theologie. 16 Bavinck deed er zijn vakbekwaamheid op en leerde er respect op te brengen voor de tegenstander. Hij bleef de afgescheiden kerk trouw en koos ondanks aanbiedingen van elders in 1882 voor een hoogleraarschap aan de Theologische School van deze kerk te Kampen. In de eerste tien jaar verzamelde hij er als hoogleraar de bouwstenen voor zijn in de jaren negentig verschenen Gereformeerde dogmatiek, een standaardwerk dat tot op de huidige dag wordt gebruikt en momenteel zelfs in Engelse vertaling verschijnt. 17 Een alumnus van de school, de christian reformed predikant Idzerd van Dellen, schreef over zijn Kamper docenten: 'we learned from all of them. But Bavinck towered far above the others. He was the scholar and the orator.' Zoals het korte optreden van Geerhardus Vos in de jaren tachtig een eerste impuls gaf tot een wetenschappelijker opzet van de gereformeerde theologiestudie te Grand Rapids, zo trok Bavinck veel ingrijpender het peil op van de Kamper school.

Bavinck besefte zeer wel, dat de gereformeerde theologie reeds meer dan een eeuw zonder degelijke beoefening was gebleven, en was vervuld van hetzelfde streven als Kuyper, om haar 'in rapport te brengen met het menschelijk bewustzijn, gelijk zich dit aan het einde der 19e eeuw ontwikkeld heeft'. 18 De gereformeerde theologie, zo schreef hij, 'staat thans plotseling tegenover allerlei machtige problemen, die vroeger in het geheel niet of in veel eenvoudiger vorm voor haar bestonden. Zij moet overgeleid worden in deze eeuw en toegepast worden op de verschillende vraagstukken, die thans van alle zijden aan de orde worden gesteld.' 19 Van Dellen zei niet te veel toen hij Bavincks rectorale oraties uit zijn studentenjaren typeerde als 'a turning point in the history of the [Dutch] Christian Reformed Church.' Het was een keerpunt om twee redenen: hij stoelde de opleiding, die theologisch gezien kwijnde, op gereformeerde leest, èn hij zocht daarbij' steeds de synthese tussen het specifïek-gereformeerde en het algemeen-christelijke, tussen het specifiek-christelijke en het algemeen-menselijke.' 20 'Er zit ironie in de gang der historie', schreef G.Puchinger, 'maarhetvalt niet te ontkennen: de meest oecumenische protestantse dogmatiek verscheen toch maar in Kampen, waar op de meest isolationistische wijze aan theologie werd gedaan!' 21 Binnen afgescheiden kring bleef Bavinck een bijzonder geval, geliefd bij zijn studenten, om zijn kwaliteiten door de kerken gerespecteerd, maar wegens zijn kritiek op de bekrompen en sektarische geest van zijn kring tevens met een zeker wantrouwen bejegend.

We hebben dus te doen met een waarnemer, die enerzijds opvalt door zijn beslist gereformeerde achtergrond, en anderzijds door zijn openheid naar het 'katholieke' 22 christendom, de actuele culturele ontwikkelingen en het moderne levensgevoel. Calvinisten, zo lichtte hij in 1896 zijn neocalvinistische overtuiging toe in het Tijdschrift voor Gereformeerde Theologie, 'willen niet repristineeren. Zij verlangen de vorige toestanden niet terug. Zij aanvaarden ten volle de vrijheid van godsdienst en geweten, de gelijkheid van allen voor de wet; zij zijn kinderen van hun tijd; zij verwerpen het goede niet dat God ook in deze eeuw hun schenkt; nalatende hetgeen achter is, strekken zij zich uit naar hetgeen voor is. Zij zoeken vooruit te komen, rukken uit de omarming van het doodelijke conservatisme zich los, en trachten mee, als eertijds, aan de spits der beweging te staan.' 23

Nu, binnen de wallen van het verstilde Kampen was het mischien nog mogelijk zich wereldveroveraar te wanen en kon het weinig kwaad de moderne cultuur met een zekere welwillendheid te beschouwen, maar hoe is het Bavinck vergaan toen hij in Amerika als het ware werd ondergedompeld in de moderne wereld?

Herman Bavinck behoorde, anders dan bijvoorbeeld Abraham Kuyper, die zes jaar later de Verenigde Staten zou bezoeken, tot het moderne type reiziger, dat niet langer uitsluitend de eigen beschaving tot toetssteen voor zijn waarnemingen nam, en dus vooral oog had voor wat daarvan afweek. Bavinck heeft getracht de Amerikaanse beschaving te begrijpen en er de eigen waarde van te onderkennen. Dit culturele relativisme verraadt dat Bavinck metterdaad een modern mens was. 24 Hij onderscheidde in zijn bewaard gebleven Amerika-lezing achtereenvolgens de sociale en fysische geografie, het sociale en culturele leven en het ethische en religieuze leven.

Natuurlijk viel ook hem het verschil met Europa op. Hij beleefde Amerika als niet te bevatten, zo groot: 'Dagen en nachten kan men doorreizen. Wij begrijpen die uitgestrektheid niet.' Als historisch en bezinnend ingestelde Europeaan lag hem de frontier niet: 'Eene stad als New York, oud en Europeesch, moge daarop min of meer eene uitzondering maken; hoe meer men naar het Westen voortschrijdt, hoe meer dat nieuwe en onafgewerkte u treft. (...) Niet is gegroeid, alles is gemaakt (...) er zit geen historie en geen poëzie in.' De Hudson herinnerde hem aan de Rijn, waarlangs hij samen met Vos in 1886 een reis had gemaakt, maar 'het romantische ontbreekt'. 25

Bavinck stond dus vreemd, maar zeker niet afwerend tegenover de cultuur van de nieuwe wereld. Hij gaf bijvoorbeeld een gunstige indruk van de Amerikaanse woningen, die hij luchtiger, vrolijker, levendiger en afwisselender noemde dan de Nederlandse huizen. Hij achtte ze economisch en gemakkelijk ingericht, met veel licht gekleurde meubels, zodat het interieur een veel minder stemmige en deftige indruk maakte dan in Nederlandse huiskamers.

De in Nederland niet bekende schommelstoel beschouwde hij als symbool voor de actieve en tegelijkertijd zenuwachtige trek in de Amerikaanse cultuur. Dit karakter verklaarde volgens Bavinck, waarom de meeste mannen gespierd waren, maar beenderig en schraal, en bovendien spoedig grijs. Knappe mannen trof hij er niet aan, maar omstreeks 1892 schenen de vrouwen veel minder te lijden onder de onrustige trek van de Amerikaanse cultuur. Hij beschreef ze als schoonheden: 'Van slanke rijzige gestalte, goed gevormd en bevallig, vrij in haar beweging, met blanke kleur, donkerbruin haar, donkere oogen en wenkbrauwen, maken ze, in tegenstelling met de mannen, een uitnemende figuur.' Hij was verbaasd over hun geëmancipeerde positie in de samenleving: 'Ze reizen, velocipedeeren, turnen, vergaderen, spreken, presideeren, administreeren en regeeren dat 't een aard is.' Zijn indruk was dat vrijheid en welvaart genietende vrouwen zich doorgaans veel beter thuis voelden in hun nieuwe vaderland dan mannen, die er de gezelligheid van omgang en gesprek misten.

De vrouwelijke schoonheid nu daar gelaten, Bavinck was als theoloog natuurlijk vooral geïnteresseerd in de geestelijke zijde van het Amerikaanse bestaan. Het accent lag ook op het terrein van het onderwijs en de godsdienst op vrijheid en onafhankelijkheid. Er waren veel openbare bibliotheken en het onderwij s was wijd verbreid en omvangrijk. Maar Bavinck meende desondanks dat de breedte de diepte en grondigheid van de studie overtrof. Ook de godsdienst vond brede ingang onder de Amerikanen, en de afgescheiden hoogleraar stelde met enige verbazing vast, dat de orthodoxe christen in Amerika geen paria of duisterling was: 'Evangelieprediking op de straat wordt aangehoord in diepe stilte.' Maar aan de popularisering van kennis en godsdienst kleefden zijns inziens ook belangrijke nadelen: 'De eerbied voor het strenge wetenschappelijke

onderzoek wordt er niet door bevorderd. Er is eene democratie, die ook de aristocratie der genieën en der geesten loochent.' De preek moet voor een Amerikaan vooral pikant zijn, en hoewel er vele kerken en sekten zijn, is de idee van de kerk als gemeenschap er geheel afwezig. Het kwam Bavinck vreemd voor, dat de mensen in Amerika veeleer een godsdienst hebben, in plaats van dat de godsdienst hen in bezit heeft.

Hij merkte op dat de pioniersgeest kenmerkend was voor geheel Amerika en ook het geestelijke leven stempelde. De Amerikaan kende geen wanhoop en geen lijden, en leefde sterk uit het besef dat hij zijn eigen lot in handen had. 'Er is geloof, hope, een wonderbaar optimisme, een sterk altruïsme', schreef hij in zijn reisverslag. 'Men gelooft dat 't anders en beter worden kan, dat ieder mensch het op aarde tamelijk goed hebben kan. (...) Voor ieder staat de weg open tot een burgerlijk en menschwaardig bestaan. Alleen velen staan zichzelf in de weg.' Vandaar volgens Bavinck de strijd tegen tabak en drank en in het algemeen de duidelijke aanwezigheid van een sterk moreel besef. Deze levensopvatting verklaarde volgens hem niet alleen de oppervlakkige en middelmatige trek in de Amerikaanse cultuur, maar tevens het karakter van de religie in Amerika. Het methodisme vindt in zo'n samenleving veeleer ingang dan het calvinisme, dat naar Bavincks oordeel meer past bij 'een volk, dat door raad en daad heen gered wordt, en dat wanhopende aan zichzelf alleen door Gods gena wordt verlost.' 26

De Kamper hoogleraar Harm Bouwman (1863-1933) bezocht de Verenigde Staten in 1910 en formuleerde toen ongeveer dezelfde waarnemingen, maar interessant is dat Bavinck, anders dan Bouwman en ook anders dan Kuyper, vervolgens niet het superieure calvinisme stelde tegenover het inferieure Amerikaanse christendom. 27

Wat nu als calvinist te denken van de religie in Amerika? De zichzelf helpende Amerikaan werd niet aangesproken door het principe van het calvinisme: de souvereiniteit van God, en gedachten omtrent verkiezing en verwerping vernam hij er in de prediking dan ook niet. Niet het calvinistische, maar het methodistische vroomheidstype sloot naadloos aan bij het Amerikaanse begrip van vrijheid, vooruitgang en volmaakbaarheid. 28

Neocalvinisten hadden steeds ernstige bezwaren ingebracht tegen het methodisme, variërend van de eenzijdige nadruk op bekering tot oppervlakkigheid, activisme en sektarisme. Bavinck zelf had er in 1888 als bezwaar tegen geformuleerd, dat de notie van de katholiciteit van het christendom er in ontbrak. Hij bedoelde daarmee niet zozeer dat het niet oecumenisch was ingesteld, maar vooral, dat het geen consistente theologische visie had op de wereld en de mensheid. 29 'Maar [het] calvinistische beginsel', zo lichtte hij in 1896 toe in een Nederlandstalig artikel, dat oorspronkelijk in een Amerikaans tijdschrift was verschenen, 'is te universeel en daarom te rijk en te vruchtbaar, om alleen tot het scheppen van een eigen type op religieus en theologisch terrein zich te bepalen. Het werkt verder en produceert eene gansche wereld-en levensbeschouwing, eene, indien men wil, geheel eigenaardige philosophie.' 30

Bavinck hoedde zich nochtans in zijn Amerika-lezing voor een afwijzend oordeel over het Amerikaanse christendom, en eindigde met de volgende woorden: 'Het arminianisme en het methodisme laat zich in dit alles niet miskennen. Er is veel humbug in. Maar beter doen we, het goede er uit over te nemen en na te volgen, dan het alles te veroordeelen. Zooveel goeds ziende, schrikt men voor kritiek terug. Laat het Amerikaansche christendom zich naar eigen wet ontwikkelen. God heeft een hooge en grootsche roeping aan Amerika toebetrouwd. Streve het die na, op eigen wijze. Het calvinisme is toch niet de eenige waarheid.’

Zijn gehoor - van vermoedelijk Kamper docenten - zal bij deze slotzin toch minstens de wenkbrauwen hebben gefronsd. Want als er nu iets was waarvoor zij pal stonden, dan was het dat

de gereformeerde leer de ware godsdienst behelsde. En ook wij vragen ons af: is dit een slip of the pen van Bavinck, of moeten we de oplossing zoeken in een andere richting?

Laten we beginnen hier geen voet te geven aan een oud misverstand inzake Bavinck: het feit dat hij oog had voor de betrekkelijkheid van het calvinisme wil geenszins zeggen, dat Bavinck geen calvinist in hart en nieren was. Sprekend over het calvinisme in Toronto in september 1892 hield hij een krachtige rede ten gunste van het calvinisme als morele en religieuze kracht in het leven van de volken: 'Calvinism', zo stelde hij daar, 'is the only consistent theological view of the world and of humanity.' 31

Bavincks biograaf Valentijn Hepp gaf een uitgebreide samenvatting van deze toespraak. 32 Opmerkelijk is echter, dat hij daarin een aantal kritische opmerkingen wegliet, zodat het geheel de Nederlandse lezer als een lofrede overkomt. Dientengevolge is minder bekend, dat Bavinck ook in deze rede kanttekeningen plaatste bij het calvinisme, zoals hij dat in 1888 ook reeds had gedaan in zijn Kamper rectorale oratie over de katholiciteit van christendom en kerk. Toen had hij onder meer de emigratie van afgescheidenen naar Amerika beoordeeld als een uiting van de separatistische neigingen in zijn kring om de samenleving de rug toe te keren en aan haar lot over te laten. 33 En hoewel hij in Toronto toegaf dat ook dit 'calvinistic rigorism was born from the desire to consecrate the whole life to God', achtte hij dit extremisme 'guilty of exaggeration': 'it has often disowned and killed the natural' en 'sometimes nourished a hardness of sentiment, a coldness of heart, and a severity of judgment, which cannot impress favourably. The free, the genial, the spontaneous in the moral life, have often been oppressed and killed by it.' 34 Bavinck wees juist op deze gebreken, omdat deze voor velen een reden waren zich van het christelijk geloof af te keren: 'Many deem religion the greatest disease and aberration of the human mind.' In dit verband sprak Bavinck van een ernstige crisis waaraan het calvinisme onderworpen was: 'De vraag, voor welke de christelijke religie en ook het calvinisme zich geplaatst ziet, is deze, of het in den waren zin des woords universeel en katholiek is; of het goed en geschikt is voor alle tijden en volken, in alle landen en toestanden; of het niet maar in de verleden tijd zijn vrucht heeft gedragen, maar ook nu nog vatbaar is voor groei en ontwikkeling; of het ook in deze machtige eeuw zich zal kunnen handhaven tegenover die gansche cultuur welke steeds verder van alle religie zich emancipeert, en alzoo ook voor het nageslacht der toekomst ten zegen zal kunnen zijn.' 35

In Bavincks kritiek op bepaalde vormen van calvinisme en zijn overwegingen inzake de toekomst van deze richting ging het hem dus niet om ondergeschikte kwesties. In zijn ogen werd de zaak van het calvinisme in de moderne wereld ernstig bedreigd, juist door zijn onmenselijke en wettische uitingen. Het calvinisme diende universeel en katholiek te zijn, of het zou niet meer zijn.

Bavinck achtte het calvinisme wel zo vitaal, dat het deze crisis zou doorstaan, maar dan moesten de genoemde misstanden ook krachtig bestreden worden, en diende er eerst ruimte te komen voor de interne oecumene: onderlinge erkenning van de veelvormigheid, van de zin voor verandering en van de karakterverschillen binnen de eigen traditie. Was aan deze voorwaarde voldaan, dan kon metterdaad van een katholieke trek in het calvinisme gesproken worden. Bavinck vatte dit katholieke karakter niet exclusivistisch op, als zou het ontplooide calvinisme andere stromingen binnen het christendom verdringen of inlijven. Hoewel het calvinisme claimt de meest zuivere religie te zijn, 'heeft [het] nooit beweerd, de eenige ware christelijke religie te wezen. Tot zelfs in de pauselijke kerk toe heeft het de religio et ecclesia christiana erkend. De katholiciteit van het christendom heeft het, blijkens zijne ruime en milde erkenning van den doop, nimmer geloo-

chend. Calvinisme is een bijzondere, is misschien de rijkste en schoonste vorm van het christendom maar is het christendom zelf niet.' 36 Toen Bavinck uitsprak dat het calvinisme niet de enige waarheid was, betekende dat dus geen afzwakking van zijn overtuiging dat het calvinisme in de moderne wereld het universele en katholieke karakter van het christendom vertolkte. Alleen zo bood het ruimte aan zowel het goddelijke als het menselijke aspect in het brede leven van kerk tot politiek en van theologie tot economie. Naar Bavincks oordeel was het zowel onjuist het verval in eigen kring niet te willen onderkennen, als het aanwezige geloof buiten eigen kring niet te willen aanvaarden. Dit was het rijpe calvinisme waar Bavinck van droomde.

Hoe komt het dat Bavincks eerste Amerikaanse reis en zijn daarover op schrift gestelde indrukken en inzichten zo onbekend zijn gebleven binnen de calvinistische traditie in Nederland en Amerika? Dit verbaast, te meer wanneer we ons bedenken, dat in deze eeuw de zwakheid van de katholieke trek en van de onderlinge verdraagzaamheid in het calvinisme zowel binnen als buiten eigen kring als een gebrek is aangewezen. De voornaamste reden is wellicht dat Bavinck naliet een boek te schrijven over Amerika, terwijl Kuyper er als vrucht van zijn Amerikaanse reis twee naliet. Ook ontnam wat Bavincks overigens gedegen biograaf Valentijn Hepp in 1922 over de Amerikaanse reis van 1892 schreef, of beter: achterwege liet, deze reis van zijn geestelijk belang. 'Zelden heeft hij de heerlijkheid van het calvinisme zoo geestdriftig bezongen als hier' , 37 schreef Hepp als commentaar op Bavincks rede te Toronto. Omdat deze toespraak volgens Hepp louter de voortreffelijkheid van het calvinisme bezong, heeft deze tekst in later jaren niet de aandacht getrokken die het op andere gronden wel verdiende, en mede daarom is deze episode uit Bavincks leven nadien nooit meer onderzocht. 38

Maar tevens dient bedacht te worden dat Herman Bavinck een minder sprankelend en prikkelend beeld bood van het Amerika en van het calvinisme van zijn dagen dan zijn theologische evenknie Abraham Kuyper, die in de Verenigde Staten ondanks de dreiging van het modernisme toekomst zag voor de calvinistische cultuurfase: 'het voldoet aan alle voorwaarden, om den stroom van de ontwikkeling der menschheid een stadium verder te leiden' . 39 Maar het was wel een realistischer en meer afgewogen beeld. 'Avoiding all apologetics, dr. Kuyper proceeded in a thetical manner', kenschetste Bavinck de werkwijze van zijn Amsterdamse collega in april 1892. 40 Kuypers boeken zijn als een schouwspel, dat tintelt van leven. Bavinck bindt de lezer veel minder door sprankelende formuleringen. Zijn teksten boeien niet zozeer door zijn theses, door zijn oplossingen, maar veeleer doordat hij het probleem centraal stelt en daaraan door een evenwichtige behandeling recht laat wedervaren. Bavinck zocht met zijn publicaties niet in de eerste plaats instemming, maar een ontmoeting, waarbij de ander en de andere overtuiging eerbied wordt betoond. Hij zag af van zijn veroordeling van het methodisme binnen de in Nederland gangbare termen en aanvaardde het eigen karakter van het Amerikaanse christendom, dat hij ontmoette in de bloei van wat wel de 'methodist age of American church history' 41 is genoemd.

Bij Kuyper boeit altijd weer de vaart en de visie, bij Bavinck het bezonken oordeel. Beide elementen hebben hun betekenis gehad voor het neocalvinisme in Nederland en dientengevolge ook in Amerika. Het zou daarom een misverstand zijn het neocalvinisme met één van beiden te identificeren. Beiden hebben deze beweging op kerkelijk en theologisch gestempeld en gemaakt tot wat zij geworden is. Bavincks overwegingen naar aanleiding van zijn Amerikaanse reis hebben niet de toon gezet in de calvinistische bezinning van deze eeuw; dat heeft Kuyper met zijn publicaties gedaan. Maar met het oog op een juiste waardering van het calvinisme verdient het een eeuw na dato aanbeveling ons oor ook te luisteren te leggen bij Bavinck.

NOTEN


1. Acta van de generale synode der Gereformeerde Kerken in Nederland in den naam onzes Heeren Jezu Christi den 17den juni 1892 gehouden te Amsterdam, art. 17 pagina 20.

2. Dr. G.D. Matthews was als vertegenwoordiger van de Presbyteriaanse Alliantie aanwezig op de verenigings-synode. Hij wenste dat er van de vereniging een wijdere positieve werking zou uitgaan, en sprak daarom de hoop uit, 'dat het gemeenschappelijk werken der gereformeerde kerken rijker vruchten moge dragen, en tot nog meer eenheid bevorderlijk zij. Want dat moet steeds ons streven zijn. Evenals de rivier na vele wateren en stroomen in zich opgenomen te hebben, steeds met ééne monding in den grooten oceaan uitstroomt, alzoo moet het ook met de kerke van Christus zijn.' Acta 1892, art. 9 pagina 15.

3. Op de synode van de Christelijke Gereformeerde Kerk, in 1882 te Zwolle gehouden, werd op 22 augustus het verst strekkende voorstel, om vanwege het tolereren van de vrijmetselarij in de Reformed Church of America de banden met deze kerk te verbreken, met 37 tegen 3 stemmen verworpen. Vervolgens staakten de stemmen bij de keuze tussen het minder ver strekkende voorstel om de naar Amerika vertrekkende en uit Amerika komende leden ernstig te onderhouden inzake de dwalingen in de Reformed Church, en het voorstel om alleen de hoop uit te spreken dat het vermaan van de synode leidt tot bestendiging van de kerkelijke banden. Na herstemming werd het voorstel tot onderhoudingen over de dwalingen aangenomen met 23 tegen 17 stemmen. Handelingen van de synode der Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland, gehouden van den ISden tot den 30sten augustus 1882, in het kerkgebouw der Chr. Ger. Gemeente te Zwolle, Kampen, 1882, art. 121- 125 en 131 pagina's 78-83, 85. Dit besluit leidde er in de praktijk toe, dat christelijke gereformeerde emigranten zich aansloten bij uit de Reformed Church getreden kerken.

4. H. Bavinck, 'The Future of Calvinism', in: The Presbyterian and Reformed Review, V, januari 1894, nr. 17, 2. Het artikel, vertaald door Geerhardus Vos, was op verzoek van de redactie geschreven naar aanleiding van de Vereniging van 1892.

5. Zie voor een verslag van de mislukking van deAmerikaanse verenigingspoging John. H. Kromminga, 'Abandoned at the altar', in: The Dutch and Their Faith. Immigrant Religious Experience in the 19th and 20th Centuries. Proceedings of the 8th Biennial Conference of the Association for the Advancement of Dutch American Studies, September20and21, 1991, 71-84, in het bijzonder81: 'In many quarters, and particularly in the Netherlands, some old wounds were being healed and unions were taking place which would have seemed impossible a few decades earlier. The only alternative to thinking that the likes of Steffens and Beuker and Vander Werp andKeppel werecynical, scheming, or utterly naive, is to give them the honor of concluding that they yearned for the unity of believers who belonged together, took heart from the union of Afscheiding and Doleantie, and hoped against hope that some miracle would occur which would resolve their dififerences and end their separation.' Na het bezoek van Bavinck en Wielenga aan Amerika, schreef Kuyper in De Heraut in matigende zin over de vrijmetselarij, die volgens de Christian Reformed Church ten onrechte werd getolereerd in de Reformed Church of America. Omdat het vermoeden rees, dat Kuyper onder invloed van Bavinck en Wielenga tot dit standpunt was gekomen en er ook andere gronden voor wantrouwen waren, verlangden de christian reformed people een duidelijke uitspraak inzake het Amerikaanse kerkelijke geschil van zowel Bavinck als Wielenga. 'Aan iets anders hebben we echter behoefte. Het is aan een opene en ronde verklaring van de eerw. brs. Bavinck en Wielenga, welken indruk zij medenamen, van onze kerkelijke toestanden, naar Nederland. Wij voor ons meenen, dat wij hier evenzeer in ons goed recht zijn, als vroeger de kerken der Christ. Geref. in Nederland. Worden wij nu door brs. uit Nederland miskend en direct of indirect tegengewerkt, dat doet o zoo pijnlijk aan. Met blijdschap zag ik hier de brs. in kerken van beider formatie optreden, en de hoop leefde in mijn hart, [dat zij] dan wellicht den weg [konden] banen tot vereeniging. Ik begeer ze hier evenzeer, als ik ze begeerd heb in Nederland. Was er later niets bijzonders voorgevallen, wij hadden in het stilzwijgen der brs. kunnen berusten.' Zie: ingezonden brief van N. Kuiper te Grand Haven, De Bazuin, 24 maart 1893. Wielenga verklaarde daarop dat wat Kuyper gezegd

had niet meer dan een persoonlijke opinie was en dat Bavinck wel zelf zou spreken, indien hij dat nodig mocht oordelen. Zie: De Bazuin, 31 maart 1893. Bavinck zweeg echter.

6. Eerst begin november 1892 besloot hij na een moeizame afweging te bedanken voor de benoeming. Zie: De Bazuin, 11 november 1892. In De Wachter van 30 november 1892 is zijn bedankbrief gepubliceerd. In mei 1893 werd Wielenga, met het oog op het vertrek van G. Vos naar Princeton Theological Seminary, opnieuw beroepen als docent te Grand Rapids. Op 26 mei deelde Wielenga docenten en studenten mee, dat hij ook ditmaal bedankt had, hoewel hij zeer begaan was met de behoeften in Amerika. Zie: De Bazuin, 2 juni 1893.

7. H. Bavinck, 'Het calvinisme in Nederland en zijne toekomst', Tijdschrift voor Gereformeerde The logie, III, 1896, 130. Dit artikel is de Nederlandse bewerking van het twee j aar eerder in de Verenigde Staten verschenen artikel genoemd in noot 4.

8. Zie: George Harinck, "Our history is not without parallels'. Reacties uit gereformeerde kring in Nederland op het ontstaan van Westminster Theological Seminary te Philadelphia', in: Radix, XXIII, maart 1997, 44-50.

9. Herbert Brinks (ed.), Dutch American Voices. Letters from the United States, 1850-1930, Ithaca, 1995, 2-3.

10. Thomas J. Davis, 'Images of Intolerance: John Calvin in Nineteenth-Century History Textbooks', in: Church History, LXV, juni 1996, nr. 2, 246.

11. Zie: R.P. Swierenga, '1857 - Secession again. Origins of the Christian Reformed Church. Lecture at Pillar Christian Reformed Church, Holland, Michigan, March 19, 1997, Sesquicentennial Lecture Series, 'Church Struggles and the Founding of Holland", ongepubliceerde lezing. Swierenga meldt dat in 1857 ongeveer 55 % van de leden van de Christian Reformed Church geen afgescheiden, maar een hervormde achtergrond had. Voor de periode 1858-1880 is het percentage van hervormde immgranten die zich bij de Christian Reformed Church aansluiten 61 %.

12. Zie bijvoorbeeld de bezwaren van W.J. de Haas tegen het zenden van een afvaardiging van de Gereformeerde Kerken naar het concilie in De Bazuin van 2 december 1892. Interessant is dat de generale synode van de Gereformeerde Kerken op 15 juni 1892 werd toegesproken door dr. G.D.Matthews, afgevaardigde van de Alliance of Reformed Churches holding the Presbyterian System. Bavinck trad toen op als tolk. Matthews, die secretaris was van de presbyteriaanse Alliantie, deed verslag van zijn bijwoning van de synode in: Quarterly Register, augustus 1892.

13. H. Bavinck, 'Het Concilie van Presbyteriaanse Kerken te Toronto', in: Stemmen voor Waarheiden Vrede, XXX, 1893, 928.

14. H. Bavinck, Mijne Amerikaansche reis. Archief- H Bavinck, Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands protestantisme (1800-heden) van de Vrije Universiteit te Amsterdam. Bavinck sprak dit verslag vermoedelijk uit op de vrijdagavondkrans van Kamper docenten, gehouden op 21 oktober 1892. Zie: Notulen docentencollege, o- 17 september 1889 - 16 juni 1893, 253-254. Archief-Theologische School van de Gereformeerde Kerken in Nederland, Gemeentearchief Kampen. Bavinck sprak ook over zijn Amerikaanse reis op de Bondsdag van de Nederlandsche Bond van Jongelingsvereenigingen op Gereformeerden Grondslag, gehouden op 15 mei 1893 te Amsterdam. Zie de aankondiging in Gereformeerd Jongelingsblad, IV, 15 mei 1893, nr. 16. Een verslag is niet aangetroffen, hoewel daar in de Bavinck-bibliografie wel melding van wordt gemaakt. Zie: R.H. Bremmer, Herman Bavinck als dogmaticus, Kampen, 1961, 432.

15. Zieoverde Varia Ame ricana en andere Amerikaanse reisverslagen van Nederlandse theologen: Geoige Harinck, 'Drie Nederlandse theologen zien Amerika', Transparant, VI (november 1995), 34-42.

16. Zie voor kritische reacties op Bavincks gang naar Leiden uit de kring van de afgescheiden Theologische School: M. te Velde, Anthony Brummelkamp, 1811-1888, Barneveld, 1988, 414.

17. Herman Bavinck, The Last Things. Hope for this World and the Next, The Paternoster Press, Carlisle, 1997. Dit betreft het eerste deel van een beoogde - naar wij hopen letterlijke en volledige - vertaling en geactualiseerde annotatie van alle vier delen van de Gereformeerde dogmatiek. De vertaler is John Vriend en de bezorger John Bolt.Het is interessant, dat een dergelijk project reeds in 1930 werd aangekondigd door de jonge predikant en vertaler W. Hendriksen en uitgever Smitter Book Company. Hendriksen had het tweede deel van Bavincks Gereformeerde dogmatiek vertaald, dat

handelt over de locus de Deo, en beoogde de overige delen eveneens te vertalen. Ten gevolge van de verslechterende economische omstandigheden werd Hendriksens deel niet eerder gepubliceerd dan 1951, en toen door Eerdmans Publishing Company.

18. Aldus A. Kuyper in het 'Voorwoord' van zijn Encyclopaedie der heilige godgeleerdheid, I, Amsterdam, 1894, VI.

19. H. Bavinck, 'Theologische richtingen in Nederland', Tijdschrift voor Gereformeerde Theologie 1, 1894 (tweede serie), 188, 189.

20. Aldus J.J. Buskes in: G. Puchinger, Hervormdgereformeerd, één of gescheiden? , Delft, 1969, 305.

21. G. Puchinger, 'Bavinck en de volkshistorie', in: Ontmoetingenmet theologen, Zutphen, 1980, 113.

22. Bavinck ontleende het woord 'katholiek' aan artikel IX van de apostolische geloofsbelijdenis, waar sprake is van een algemene of katholieke kerk. Ter toelichting op dit begrip schreef Bavinck: 'De voornaamste betekenissen, waarin dit woord bij de kerkvaders dan gebezigd wordt, laten zich tot drie herleiden. Eerst duiden zij er mee aan de kerk als geheelheid en eenheid tegenover de verspreide plaatselijke kerken, die zij in zich bevat; terwijl de plaatselijke kerk de naam van katholiek juist dragen kan, omdat zij zich aansluit en vasthoudt aan de algemene kerk. Vervolgens druken zij er mee uit, dat de kerk één is en zonder uitzondering alle gelovigen uit alle volken, door alle tijden en aan alle plaatsen omvat; katholiek dus vooral in tegenstelling met de nationale kerk onder Israël. En eindelijk wordt zij soms ook zo genoemd, omdat zij de volkomen overlevering, alle de mens ter kennis nodige dogmata over onzienlijke en zienlijke dingen, zonder enig gebrek bezit, alle zonden heelt van ziel en lichaam beide, alle deugden en goede werken voortbrengt, en alle geestelijke gaven deelachtig is'. H. Bavinck, De katholiciteit van christendom en kerk. Ingeleid door drs. G. Puchinger, Kampen, 1968, 1-2. Bavinck paste deze katholiciteit niet alleen toe op de kerk, maar tevens op het christendom. In aansluiting bij Calvijn gaf hij het begrip in dit verband deze inhoud: 'Niets is er dat niet geëvangeliseerd kan en behoort te worden. Niet de kerk alleen, ook het huis en de school, de maatschappij en de staat worden onder de heerschappij van het christelijkbeginsel gesteld'. (24)

23. Bavinck, Calvinisme in Nederland, 146.

24. Vgl. Hendrik Spiering, 'Waarom zou je naar zekerheden zoeken? ' Interview met prof. dr. P.W. Klein in NRC/Handelsblad, 18 januari 1997.

25. Hierover hebben Bavinck en Vos ongetwijfeld onderling gesproken en op een banket ter ere van Bavinck en Wielenga, dat op 23 augustus 1892 in het Macatawa Park Hotel te Holland werd aangericht, zou Vos spreken over 'De poëzie in het Amerikaanse volksleven'; hij was echter op het laatste moment verhinderd te komen. Zie: De Bazuin, 16 september 1892.

26. H.A. Oberman plaatst de ontwikkeling van het voor het calvinisme zo karakteristieke dogma van de predestinatie juist in deze door Bavinck aangeduide historische context van de 'derde reformatie', die van de verdrijving, vervolging en vlucht. 'Deze kernwoorden [inzake de predestinatie] zijn de herkenningswoorden geworden, die behoren bij het geloof en de ervaring in de diaspora, bij het leven in de verstrooiing, bij het overleven temidden van een triomferende Contra-reformatie. (...) Op de lange weg van de diaspora, van Straatsburg en Genève naar Heidelberg en Dordt, naar Leiden en Utrecht, naar Afscheiding en Doleantie, verschoof de horizon van vervolging naar vooruitgang. Een diepe kloof ontstond, niet alleen door de Verlichting of de Franse revolutie, maar ook door de missionaire export van een Europees-christelijke beschaving, of door het stichten van christelijke scholen en universiteiten in eigen land.' Heiko A. Oberman, De erfenis van Calvijn. Grootheid en grenzen, Kampen, 1988, 42, 48.

27. Zie: Harinck, Drie Nederlandse theologen zien Amerika, 38, 39.

28. Zie: Davis, Images of Intolerance, 241.

29. Zie: J. Veenhof, Revelatie en inspiratie. De openbarings- en schriftbeschouwing van Herman Bavinck in vergelijking met die der ethische theo logie, Amsterdam, 1968, 353-355. Voor Nederlandse reacties op het methodisme, zie: P.L. Schram, 'Methodistica in Nederland', in: Documentatieblad voor de Nederlandse Kerkgeschiedenis na 1800, XIII, november 1990, nr. 33, 17-47.

30. Bavinck, Calvinisme in Nederland, 132.

31. H. Bavinck, 'The Influence of the Protestant Reformation on the Moral and Religious Condition of Communities and Nations', in: Procee-

dings of the Fifth General Council of the Alliance of the Reformed Churehes Holding the Presbyterian System, London, 1892, 50.

32. V. Hepp, Dr. Herman Bavinck, Amsterdam, 1921, 215-218.

33. Dr. Henry Beets achtte dit oordeel te negatief. Het ging zijns inziens wel op voor sommige publicaties van ds. H.P. Scholte, die een 'spirit of hopeless pessimism' ademden. 'We do not believe, however, that this view was held by the great majority of our pioneers.' The Banner, 20 april 1922.

34. Bavinck, Influence of the Protestant Reformation, 54, 53. Een dergelijke kritiek paste Bavinck ook toe op de door hem hooggeschatte Calvijn zelf. Zie de korte schets van Bavincks visie op Calvijn, met verwijzingen, in: J. Veenhof, 'Calvijn en Bavinck', in: Opbouw, III, 10 juli 1959, nr. 15, 122.

35. Bavinck, Calvinisme in Nederland, 159, 160.

36. Ibidem, 163.

37. Hepp, Herman Bavinck, 218.

38. Het negatieve beeld dat Hepp in zijn Bavinck-Hografie gaf van Amerika en Bavincks Amerika-reizen van 1892 en 1908, werd in Amerika niet zonder meer gedeeld. Zie: dr. Henry Beets in The Banner, 20 april 1922 en 22 februari 1923. Vgl. H.E. Dosker aan J. A. Bavinck-Schipper, 20 maart 1923: 'Het spijt mij dat dr. Hepp in zijn 4de deel der biographie niet gelukkig is geweest. Over Amerika trok alleen de kritiek hem aan, over wat we genoten hebben en de waardeering kwamen niet in aanmerking.' Archief-H. Bavinck. Bremmer wijdde één zin aan de Amerikaanse reis van 1892. Zie: R.H. Bremmer, Herman Bavinck en zijn tijdgenoten, Kampen, 1966, 76.

39. Vgl. wat Kuyper in zijn eerste Stone-lezing over 'Het calvinisme in de historie' opmerkt over de stadia die de ontwikkeling der mensheid doorlopen heeft 'van Babyion naar San Francisco', Het calvinisme. Zes Stone-lezingen in october 1898 te Princeton (N.J.) gehouden, Kampen, z.j. 2, 5-35; citaat op 33.

40. H. Bavinck, 'Recent Dogmatic Thought in the Netherlands', The Presbyterian and Reformed Review, III, april 1892, nr. 10, 226. Dit artikel was vertaald door Geerhardus Vos.

41. Sidney Mead, The Lively Experiment. The Shaping of Christianity in America, New York, 1963, 12-13, 55, 61.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 1997

DNK | 64 Pagina's

¶ Herman Bavincks indrukken van Amerika anno 1892

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 1997

DNK | 64 Pagina's