„Geen tweedracht in het lichaam.”
Opdat geen tweedracht in het lichaam zij, maar de leden vOor elkander gelijke zorge dragen. I Cor. I 2 : 25.
Gedurig spreekt en leest ge in onze dagen van een «organisme" en van een »organischen samenhang" en van »organieke wet'' en van »orgamseeren", en er schuilt metterdaad achter dat vreemde woord een zoo uiterst gewichtige zaak, dat ons aandringen op waardeeren van het iiorganiseh" verband ook voor uw ziele en in Jezus' Kerk nooit ver genoeg kan gaan.
God de Heere gaf het dan ook aan zijn heiligen apostel in, om zijn Kerk hier voortdurend en met klem van taal op te wijzen. Alleen Paulus gebruikt niet dat vreemde ongewone, maar een zeer gewoon en alledaagsch woord en spreekt van: het lichaam.
i) Het ware zeker wenschelijk dat ook wij dit gewone woord weer voor het vreemde woord in plaats konden bezigen. Maar doordien «lichaamlijk" bij ons tegenover «geestelijk" is komen te staan, geeft di thans een heel ander denkbeeld.
Want dat we iets organisch, of een , orga-nisme noemen beduidt niets anders dan dar het als een lichaam in elkaar zit.
Een gemaakte bloem en een gegroeide bloem toonen u dat onderscheid duidelijk. Beide, die gegroeide bloem en die kunstbloem bestaan uit stukken en deelen, en bij beide zitten die stukken en deelen in elkaar. Maar het verschil is, dat ze bij de gegroeide bloem voortkwamen uit de kiem en dus nooit buiten verband waren, terwijl bij de gemaakte bloem alle stukken en deeltjes eerst afzonderlijk geknipt en g eperst en getint en geplooid zijn, en dat ze eerst daarna in elkaar zijn gezet. En dit nu drukt men kortweg uit door te zeggen, dat de natuurbloem een lichaam'httït, maar de kunstbloem niet; of, om het dan nu in de taal van onzen tijd te zeggen, dat de gegroeide bloem organisch is en een organisme vormt, terwijl de gekunstelde bloem dat karakter geheel mist.
En zie, geheel op dezelfde wijze staat nu ook de ware Kerk van onzen Heere Jezus Christus tegen alle nabootsing er van, tegen alle factie en alle sekte over.
Ook de Kerk van Christus is een lichaam. Ook de Kerk onzes Heeren zit organisch inéén. Ook de Kerk van Jezus vormt een organisme. Terwijl omgekeerd, al wat sekte is of factie heet of valschelijk de Kerk na poogt te bootsen, juist dit goddelijk karakter mist.
Let wel; goddelijk karakter.
Want de kunstbloem maken uw vingers, maar de natuurbloem komt uit de hand des Heeren voort.
Wat "»lichaam" is schiep God, wat werktuiglijk ineen zit, is door u in elkaar gezet.
En als de Heilige Schrift ons dus leert, dat ook de Kerke Gods één lichaam is, en alzoo organisch saamhangt, dan ligt hierin uitgesproken, dat de Kerk niet van menschelijk maaksel is, maar een schepping is van den Heere onzen God.
Gaat het nu wel, dan werken in een lichaam al de deelen in evenwicht op elkaar. Dit heet voor dit licViaam de eendracht, de harmonie. Dan werkt voet en hand, oog en oor, hoofd en leden, onderling juist zoo op elkaar als God de Schepper dit geordineerd heeft.
Tweedracht in het lichaam noemen wij daarom gemeenlijk ziekte, krankheid., vergiftiging, doodelijk bederf.
Als een mensch ziek in zijn lichaam wordt, beduidt dit altoos, dat er een van zijn leden of organen is, dat óf te zwak óf te sterk gaat werken, en op die wijs de evenredigheid verbreekt.
Als het bloed te sterk gist hebt ge koorts, als het te traaglijk kruipt, eindigt ge met van uzelven te vallen. Als de zenuwen over de spieren gaan heerschen, begint ge te beven en te sidderen, en omgekeerd als de zenuwen werkeloos worden is er verlamming.
En zoo nu is het met alles. Zoodra of hart, of long, of hersens, of gal, of milt, of lever, of wat het ook zij, te weinig of te veel doen, en hetzij het hun toegemeten terrein overschrijden, 'tzij dezen akker onbewerkt laten, ontstaat er tweedracht in het lichaam en zijt ge ziek.
Tweedracht, want als het hart zijn taak ten deele onvervuld laat, dan moeten de overige leden de taak van het hart overnemen, en toornen ze op het hart, omdat het hun den toevoer weigert van het voedend bloed. Of ook als de koorts het bloed heerschen laat veel sterker dan het moest, dan verzetten alle andere leden zich, om niet geheel overspannen te worden. En zoo strijdt dan het zieke lid om zich te verweren, en de andere leden om het kranke lid weer tot zijn plicht te brengen. En vandaar dan die ontzaglijke gisting, die onrust, dal gejaagde en afgematte van den kranke. Ziek zijn, maakt juist om de tweedracht, die in het lichaam woelt, het lichaam zoo moê.
En ook dit weer is juist zoo ook van Christus' Kerk waar.
Alle lichamen op aarde zijn nog slechts flauwe beelden van de heerlijkheid van dit lichaam aller lichamen, dat de Kerk van Christus heet. Dat is het zuiverste lichaam. Het volmaaktste lichaam. Het fijngevoehgste lichaam,
Meer dan bij eenig lichaam komt het daarom bij dit Lichaam onzes Heeren op evenwicht, op evenredige werking, op stipte en strenge taakvervulling van elk lid aan; en schriklijker dan in eenig ander lichaam wordt het juist in dit Lichaam des Heeren gevoeld, zoodra er leden of organen zijn, die te veel of te weinig doen. Want dan ontstaat er onverwijld ook in dat heilig Lichaam tweedracht en is ook dat Lichaam des Heeren krank.
o. Het is zoo onuitsprekelijk droef, dat zelfs dit allerheerlijkste aller-lichamen op aarde niet uit kan komen, zonder aan die verstoring van het evenwicht, aan die breking der juiste evenredigheid, en daardoor aan tweedracht en ziekte bloot te staan.
Maar wat wilt ge?
Bezit, wat u aangaat, het gezondste lichaam; zoodat u nooit iets scheelde; en ge altoos frisch en kloek waart; en de zuiverste eendracht in uw lichaam heerschte; maar reis naar een stad waar pestilentie uitbrak en neem' uw intrek in een herberg waar pestzieken op hun legerstee worstelen; en wat baat u dan al uw kostelijke, krachtige gezondheid, zoo de besmetting over u komt en het pestgif ook u in het bloed sluipt ?
En juist zoo staat het immers met Jezus' Kerk op aarde.
Die Kerk is kerngezond, en dit Lichaam deert in zichzelven niets. Heilig heet dat lichaam, wat wij bij een ander lichaam gaaf en volkomen gezond noemen.
Maar dit veerkrachtige, heerlijke Lichaam toeft nu ten deele op deze aarde. En ge weet het op deze aarde waart allerlei zedelijke pestilentie rond. Het pestgif van het egoïsme en van den hoogmoed bederft er de lucht die dit Lichaam moet inademen, en in de menschenharten, waarin dit Lichaam als in een herberg zijn intrek neemt, komt het bederf aan alle kant uit.
Wat wonder dan, dat ook dit Lichaam des Heeren hieronder lijden moet ? Dat ook de Kerke Christi hierdoor aan wordt getast? Wat wonder, dat de Kerk oq'zes Heeren Jesu Christi, voor zoover dit Lichaam op aarde toeft, reeds in het paradijs wierd aangestoken en sinds nooit weer volkomen gaaf is geweest?
Doch wat doet nu de kundige arts, zoo hij uw lichaam heftig krank vindt, en de tweedracht in uw bloed en uw leden woelt? Laat hij het dan maar gaan? En oordeelt hij dat de worstelende krachten het dan maar uit moeten vechten?
Ten deele ja, lezers. En tegenwoordig vooral is men veelszins tot het inzicht gekomen, dat »de natuur laten doorwerken, " in meer dan één geval tot uitkomst zal hebben, dat de gezondheid de ziekte overwint; ja, meer nog, dat alle goede methode van genezing altoos partij moet trekken van de natuurlijke krachten die in het zieke lichaam werken.
Maar toch, daar laat de arts het niet bij. Dan toch ware er geen geneeskunde bestaanbaar, en een medicijnmeester veel min. Zie, God de Heere schiep ook kruiden en legde in die kruiden wondere genezende kracht. En daarom wendt de arts ook die kruiden en zooveel meer aan, en bestrijdt daardoor het onrustige element en helpt de bestanddeelen die zouden bezwijken.
Dit is ingeven. En dat ingeven bevordert en herstelt dan in de eerste oogenblikken de eendracht volstrekt niet. Integendeel, aanvankelijk wordt de tweedracht dan nog veel, veel erger. Denk slechts aan wat de kinine bij koortsen doet.
Maar als die heftiger strijd zich dan bij den reeds bestaanden gevoegd heeft, dan is de uitkomst toch, dat daarna de strijd minder wordt en de eendracht in het lichaam wordt hersteld
En zoo nu ook moet het in het Licham. onzes Heeren wezen.
Ook in dat Lichaam moet de natuur van het Lichaam doorwerken, en reeds die innerlijke, geestelijke werking doet veel.
Veelt maar toch niet alles.
En zoo komt het dan, dat onze opperste Medicijnmeester ook aan dit zijn Lichaam vaak bittere medicijn voorzet, of wrange teugen ingiet, of zelfs diepe wonden insnijdt om de etterbuilen zich te laten ontledigen.
En dan schijnt het dat de tweedracht «rger wordt. Maar feitelijk is dit niet zoo.
Want de uitkomst leert dan steeds aan 's Heeren volk, dat deze kostelijke medicijn van den hemelschen Arts, na korte heftige worsteling, den gang van het levensbloed weer rustiglijk en zuiverder deed vloeien.
En zoo week de krankheid dan, en wierd het leven der Kerk weer gezond.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 16 januari 1887
De Heraut | 4 Pagina's