Uit de Pers.
De redactie van de Hervormingzttnogma.a\? . haar duidelijk dilemma uitéén, waarom ze oordeelt, dat het Synodale begrip van Volkskerk een innerlijke leugen is.
Het schijnt ons niet de moeite waard met groote nauwkeurigheid uit te meten ofde gereformeerden met hun verwijt tegen de kerk precies in dezelfde mate waarheid spreken, als de kerk met het hare tegen hen. Al ware er in onze voorstelling eenzijdigheid ten gunste der gereformeerden - groote zonde achten wij dit niet, terwijl aller handen tegen hen zijn. Maar als et waar is, wat de heer C. zegt — en het is waar — : de kerk doet het voorkomen, alsof zij eene vaste belijdenis heejt, is het dan in de gereformeerden te wraken, ' dat zij de kerk houden lan haar woord, ^ en hebben zij dan geen recht haar te verwijten : die belijdenis . handhaaft gij niet ? I
Wat eehter de hoofdzaak betreft — en daarop komt het in onze discussie aan — moet de heer C. zich geheel aan onze zijde scharen.
Hij beaamt ten volle, wat wij over het tweeslachtig karakter der kerk schreven.
Is daarmede zijne «volkskerk" niet geoordeeld?
In tweeërlei zin; zedelijk, namelijk, en feitelijk.
Zedelijk geoordeeld, want voor de rechtbank der zedelijkheid vonnist die tweeslachtigheid zichzelve.
Feitelijk evenzeer; want wat op dien grondslag werd opgebouwd, kan niet bestaan op den duur.
En nu kan op tweeërlei manier aan die tweeslachheid een einde worden gemaakt.
Of door den belijdenisband strak aan te halen; maar dan bindt men, mèt de vrijheid, u van de kerk af, en er is geen volkskerk meer.
Of door vrijheid van belijdenis door te voeren; maar dan drijft ge de orthodoxen uit; en dan is uwe volkskerk nogmaals verloren.
Nu men zal het zien, over korte dagen komt er reactie, en dan gaan Modernen en Irenischen onderling aan het haarplukken, en dan springt de Synodale eenheid toch.
En wij. Gereformeerden, we herwonnen nu onze vrijheid van beweging, en hebben den tijd van wachten, om als die ure komt, te toonen, waar onze kerk is.
Van Moderne en Irenische zijde was beweerd : Wij zijn het in beginsel één, want beiden gaan we uit, niet van de Kerk, en niet van de Schrift, maar van Jiet getuigenis des Heiligen Geestes in ons binnenste.
Hiertegen nu komt Prof Dr. W. M. Gunning (niet de Theoloog (J. H.) en ook niet de Chemicus (J. W.), maar de Oogheelkundige, met nadruk op, en schrijft van zijn Modern standpunt zeer juist in de Hervorming:
De heer Carlier vergeve 't mij, wanneer ik mijne verwondering over die conclusie uitspreekt. Alsof de beteekenis, die beiden aan de onderstreepte woorden hechten, dezelfde ware ! 't Is niet zonder zekeren schroom dat ik, als leek, den heer C. er op merkzaam maak, dat dit geenszins het geval is. Voor 't overige zal ik mij niet wagen aan eene omschrijving van 't geen die woorden voor den modern en voor den ethischenorthodox te beteekenen hebben. Maar dat die beteekenis voor beiden een geheel verschillende zijn moet, 7.A geen betoog behoeven, wanneer men overweegt dat de laatste op supra-naturalistich standpunJ staat, terwijl het kenmerkende der modern-godsdientige richting juist daarin gelegen is, dat zij met alle supra-naturalisme volkomen gebroken heeft. Wat daaruit ten opzichte van de waardeering van het zedelijk-godsdienstig leven voortvloeit, behoef ik evenmin uiteen te zetten. Ik bepaal mij tot de opmerking dat dit volgens den modern eene uiting der menschelijke natuur is, terwijl het volgens den supra-naturalist (hij noeme zich orthodox, zonder meer, of ethisch-orthodox, of evangelisch - -want ook de evangelischen staan principieel op den bodem van het supra-naturalisme —) den mensch van nature vreemd is (hij zou er zelfs vijandig legenover staan) en alleen van buiten (boven) afdoor eene scheppende daad Gods in zijn wedergeboren hart kan worden gewekt. De ontzaglijke beteekenis van dit verschil in opvatting met betrekking tot de cultuur van het godsdienstige leven — hoofddoel van elk kerkgenootschap — voor den heer C. te willen uiteenzetten, ware: uilen naar Athene dragen. Ik zal mij dus daarvan onthouden.
Naar mijne overtuiging kan dus eene bestendiging van het samenzijn van supra-naturalisten (hoe ook verder genoemd) en antisupra-naturalisten (ik geloof dat die benaming boven dien van modernen de voorkeur verdient) in ééne Kerk tot niets anders leiden, gelijk zij nooit tot iets anders geleid heeft, dan tot ondermijning van het godsdienstig-zedelijk leven. Op dien grond schroom ik niet haar eene ramp te noemen voor onze maatschappij, in wier zedelijke hervorming het eenige geneesmiddel ie zoeken is tegen de nooden, waaraan zij lijdt.
Van ons standpunt uit zouden we zeggen: »het zondebegrip ligt tusschen beide."
Maar hoe ook uitgedrukt, het is onomstootelijk waar: Zoolang de Ethischen hun orthodoxe erfenisse niet ten eenemale en onbewimpeld verloochenen, gaat het ook voor hen niet in één Kerk met de Modernen saam.
Over de houding van Ds. Malcomesius zegt de Hoop:
En dit van Ds. Malcomesius, die zich 3 jaar lang veel sterker dan Ds. Lion Cachet en andere B.B., tegen de Synodale Organisatie heeft uitgelaten; die openlijk verklaard heeft, dat die Organisatie niet verbeterd kan maar terzijde gezet MOET worden; die te Rotterdam is beroepen, omdat men vertrouwen stelde in zijne betuigingen, omtrent de vrijmaking det Kerken; die, te Amsterdam is opgetreden in de lokalen als een der tiGetrouwe Medebroeders" van de toen «geschorste", sedert «afgezette" predikanten, (zie _ No. 3 der bij Wormser te Amsterdam uitgegeven Bijbellezingen »Uit de Diepte"); die, gelijk wij met zekerheid kunnen weten, in confidentieele besprekingen over de afsnijding der Synodale Organisalie nooit, met één woord, eenig bezwaar te kennen gegeven heeft tegen de wettigheid van zulk een daad, schoon hij wel op de financieele moeielijkheden daaraan verbonden heeft gewezen; en die, nadat de afsnijding der hiërarchie tot stand gekomen was, nog aan een «Broeder" schreef, dat de Heere hem misschien eerder zou «uitleiden" dan men dacht.
Zulk een trap op het hart had Ds. Malcomesius zijnen «Broeders, " bijname hun, die zich zooveel onaangenaamheden getroost hebben, om hem te Rotterdam beroepen te krijgen, en met wie hij de te nemen maatregelen tot a/wet ping van het Synodale juk in tal van bijeenkomsten in het breede gesproken heejt, gelijk aan onze Kerk in het algemeen, mogen sparen. Wij hopen niet gedwongen te worden op deze droeve zaak terug te komen. De Heere alleen kan den diep te beklagen man terugbrengen van zoo heilloos pad, en hem leiden in den weg van oprechtheid en waarheid.
»Een trap op het hart van zijn broederen."
Het is niet te veel gezegd.
Zelfs het Doet. Weekhl. van den heer Van Dijk, dat op zich zelf natuurlijk met Ds. Malcomesius' schrijven bijster ingenomen is, stelt het verachtelijke van deze zijn houding klaar in het licht.
—' »De rol die Ds. Malcomesius speelt is alles behalve nobel tegenover zijn vroegere geestverwanten, wier bedoelingen hij kende, met wie hij instemde en die hij nu in den steek laat.
™ Bovendien zal hij nooit het vertrouwen winnen van de Ned. Herv. gemeente te Rotterdam; want zulk een houding ontzenuwt iemand voor altijd, tenzij er eene oprechte bekeering, gepaard met eene even oprechte belijdenis voor de gemeente, plaats vinde." Dit is het pijnlijke droeve!
Er is hier niet maar zwakheid. Neen, hier is, wat niemand, die zich zelven eert, verspelen naag, in ieders oog te grabbel geworpen.
Heel het land door voelt men ditt
Men voelt het onder alle partijen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 27 februari 1887
De Heraut | 8 Pagina's