GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een kleine man aan de Synode

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een kleine man aan de Synode

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ook de kleine man gaat aan de Synode der Hiërarchie schrijven.

Ziehier een dier niet kwade schrifturen, van een eenvoudig man uit Haarlem:

Haarlem, 27 Januari 1887. i)

Mijne Heeren., Leden der Synode van de Ned. Herv. Kerk'

Uw tweede algemeene zendbrief, die ook gericht is aan de »kleine luiden", waartoe de

i) Dit stuk, reeds voor eenige weken gezet, kon tot heden wegens plaatsgebrek niet opgenomen worden.

ondergeteekende behoort, die daarom van u verwacht hem te verdragen in het gebrekkige van taal en schrijftrant, noopt hem tot u te komen met dit schrijven.

Met diepe verontwaardiging heeft hij uw Encycliek gelezen. En ook met vele zuchtingen en klagingen tot den Heere, zijn Koning en zijn God, over uwe hypocrietische en lasterlijke woorden in heel uw geschrift. Gijlieden, die, voor het meerendeel uit Christus-loochenaars, dus ook loochenaars van den Vader en van den Heiligen Geest bestaande, de Synode bezet, durft bij den aanhef »Geliefde Mede-Christenen!'' te schrijven, waartegen ondergeteekende ten ernstigste protesteert. Want dit gaat toch niet, om volgelingen van den Christus Gods naar de Heilige Schriften, met ulieden, die Hem niet gevolgd zijt in de wedergeboorte, gelijk te stellen. En voorts is uw geheele stuk voor ons, de «kleine luiden", maar al te doorzichtig, om, bij eerste lezing zelfs, dadelijk te onderkennen, dat het gansch leugen-en huichelachtig is samengesteld, om uwe zoogenaamde Volkskerk te behouden, ten koste van het recht van Koning Jezus, dat door ulieden verkracht en vertreden ligt. Want ondergeteekende weet zeer goed uit de gedrukte stukken, dat, wanneer de trouwe knechten van den Heere Jezus Christus, die gij hebt beroofd, ten onrechte, van alle bestaansmiddelen, alsook mede van alle recht en aanspraak op de kerkegoederen, die hun in rechte geloofslinie van hunne vaderen toekomen, — dat, wanneer zij maar even het hoofd voor uwe Staatscreatuurlijke hoogheid hadden gebogen, gij hen dadelijk weer in hun geschonden eer zoudt hersteld hebben. Maar den Drieeenige zij lof en dank, dat zij zulks niet deden, maar dat alleen wenschen te blijven doen aan Hem, die zijne wetten en eischen omtrent kerkregeering, kerkgemeenschap en leer in zijn onfeilbaar Woord heeft opgeteekend. Doet gij, nietige menschen, maar uw best voor uw Volkskerk, waarin Chrislusbestrijders en Atheïsten en Jan Rap met zijn maat te zamen mogen wonen, behalve de Gereformeerden. Maar weet dit, menschen, dat uw werk ijdel is, want wat God scheidt, zult gij niet bij eikander kunnen houden. IJzer en leem houden toch niet, al hebt gij dat nog zoo kunstmatig aan elkander gelijmd. Uw reglementenstel, dat gij handhaaft, zal juist voor ulieden de strop worden waarin gij eenmaal zult vastraken. Gelijk gijlieden al zoo veel menschen op het dwaalspoor hebt geleid, want Art. n, hetwelk over de leer spreekt en over de handhaving daarvan, heeft ondergeteekende zoo opgevat, dat daarmede te verstaan werd gegeven de handhaving van de leer des Bijbels, die wij in onze Formulieren van eenigheid hebben, maar gijlieden hebt die redactie ook al omgezet, ten nadeele der Gereformeerde Religie, en ten voordeele van de Moderne theologie, als het tenminste nog theologie heeten mag. En nu weet gij, naar ik meen, zoo goed als ik het weet, dat de beschreven rechten hunner, dat is der Gereformeerden, vaderen zóó luiden, dat alle ding, dat zij tot stand brachten in des Heeren kracht, ter bevordering der Gereformeerde religie zou zijn. Nu begrijpt toch een ieder, die dieper indenkt, dat, daar waar gij de Gereformeerden uitbant, het schriklijkst onrecht, door u aan hen wordt aangedaan. Dus, hoe spreekt gij nog, dat de werken en woorden van de afgezetten uit hun ambt en bediening »de toets der gerechtigheid m'ef kunnen doorstaan" ? Neen, zoo is juist integendeel van u te zeggen, en te bewijzen met nog meer andere motieven. De »beloften". waar gijlieden van spreekt, daar heb ik dit tegen in te brengen: Ten eerste moogt gij, volgens Gods Woord, geen beloften afnemen van de leden, en nog minder van de leeraren, om zich te onderwerpen aan uwe eischen en verplichtingen voor zoover zij niet met Gods Woord overeenkomen. Want al zulke beloften om menschen meer te gehoorzamen dan God, zijn onbetamelijk en mitsdien verwerpelijk, en daarom is het aan alle leden eu leeraren van Godswege geboden met zulke beloften te breken, zoodra zij dit te weten krijgen, gelijk dit nu is geschied. En daarom ontheft ondergeteekende zich van de belofte, die hij indertijd te Leiden voor den heer Ds. Cesar Segers heeft afgelegd in zijne onwetendheid. Want de heer Segers heeft hem, toen hij bij hem ter catechisatie ging, nimmer op het gevaarlijke of op de tegenstrijdigheid van de kerkelijke reglementen met het Woord van God gewezen. En zoo zijn er duizenden en tienduizenden met hem, die in volstrekte onwetendheid, die beloften hebben afgelegd. Maar nu het den Heere in zijne vrijmachtige genade beliefd heeft, hem te wederbaren tot een levende hope in Christus, en nu Hij hem verUchte oogen des verstands gegeven heelt, om te mogen onderscheiden tusschen de eischen Gods en die der menschen, nu is het toch betamelijk, dat hij u ongehoorzaam worde, maar Hem gehoorzaamheid betoone; want doet hij dit niet, dan blijft hij hij een oproerling tegen Koning Jezus. Nu zal hij den Heere verbeiden, welke wegen Hij met hem en zijn levende kerk houden wil, biddende tot Hem om de bekeering (zoo het in zijnen raad bestaan mocht) van uwe zielen, maar tot abdicatie van het Hervormd Kerkgenootschap, en tot weeropleving van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk van uit den tijd van het jaar 1618 en '19. Met de betuiging, dat niet hij, maar gijlieden de verantwoordelijkheid blijit dragen voor al de gevolgen, welke zich nog zullen ontspinnen door uwe onrechtvaardige handelwijs omtrent het naakt aan den dijk zetten van de getrouwe getuigen van Jezus Christus, den Heere, Gods eengeboren Zoon, zich vasthoudende aan Gods geopenbaarken wil, den Bijbel, zoo blijve hij een van die duizenden in den lande, die zich, klagende tegen het onrecht hem en hun aangedaan, vereenigen tot een heiligen tempel in den Heere. En teekent zich als tot de «kleine luyden" behoorende,

P. VAN DE GEVEL.

Die Jezus Christus niet liefheeft, zij eene vervloeking. Maranatha.

Toch is dit altegader moeite en tijd verspild.

Van deze Synode is nu eenmaal mets meer te hopen.

KUYPER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 februari 1887

De Heraut | 8 Pagina's

Een kleine man aan de Synode

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 februari 1887

De Heraut | 8 Pagina's