GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Confessioneeleen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Confessioneeleen.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een vorig maal wezen we reeds op het gerucht, dat de heer Ds. J. W. felix zich in zinjer broederen, die het juk der Synodale Hierarchie afwierpen.

Thans zijn we in staat hieromtrent zekerheid te geven.

De zaak is namelijk deze, dat Ds. Felix van 1853—1860 predikant te Heeg is geweest. Toen nu onlangs de Kerkeraad van Heeg de gehoorzaamheid aan de Synode opzei, om tot de gehoorzaamheid aan zijnen Koning terug te keeren, wierd van den naam van Ds. Felix door enkele scheurmakers misbruik gemaakt, om enkele leden der gemeente tegen den Kerkeraad op te zetten.

Dr. Wagenaar, dit vernemende, deelde in verband hiermee van den kansel mede, dat Ds. Felix verklaard had, zoo de geheele gemeente uittrad, vrede met de zaak te hebben.

Vaan­ Van dit een en ander nu gaiHet del bericht in deze bewoordingen:

Zondag genoot onze gemeente wederom een volkomen rustigen, heerlijken Zondag. De kerken waren overstrooraend vol. Dr. Wagenaar hield een tijdpreek nit Joh. 2 : 19: reekt deun tempel af en Ik zal denselven oprichten, over de kerkverwoestin en kerkherstel. In de gemeente waren ongeteekende biljetten verspreid, zelfs zonder den naam van den drukker, waarin Ds. Felix werd opgeroepen om de leden aan te raden den Kerkeraad ontrouw te worden. Onze leeraar deed hiervan mededeeling op den kansel en las een paar zinsneden voor uit een brief van genoemden predikant, pas ontvangen, waaruit bleek, dat als de geheele gemeente uitgetreden was, Ds. Felix er vrede mee had, " en dat hij zich liever zou laten «afzetten, " dan meê te doen met de vervolgers! enz.

Hierop zond Ds. Felix dit bericht in aan de redactie van Het Vaandel:

De mededeeling van Dr. Wagenaar in uw nummer van 9 Febr. doet een valsch licht op mijn naam vallen. Uit een brief aan een mijner oudste vrienden in Heeg haalt hij enkele woorden aan, geheel uit hun verband gerukt, om het te doen voorkomen, alsof ik de uittreding uit het kerkverband (waarvan ik tot mijne verbazing eerst uit de Standaard kennis kreeg) goed keurde.

Gij weet — wij spraken er nog onlangs over — dat ik het uittreden uit het kerkverband volstrekt niet goed keur. Daarom schreef ik aan dien ouden vriend op zijn vraag voornamelijk: dat het kwaad niet alleen in de organisatie, maar nog veel dieper in ons volk en in de leden onzer kerk zat; dateene andere kerkorde de krankheid niet kon genezen; dat het breken van het kerkverband niet het juk der zonde brak en evenmin onze schuld voor den Heere kon goed maken. Maar omdat de zaak nu eenmaal gescloied was, voegde ik er bij, dat als werkelijk de geheele gemeente (zooals het eerste bericht luidd den zelfden weg opging, ik er vrede mede had, opdat de gemeente, die ik nog altijd lief heb, bewaard zou blijven voor verscheuring, verbittering, vijandschap en het breken van de liefelijkste, huiselijke en geestelijke banden.

Ik eindigde met de verzekering, dat schoon ik uitgaan uit het kerkverband betreurde, ik geen ver­ drukker der broederen wilde worden, maar mij liever zou laten afzetten, dan mij daartoe te laten dwingen.

Als lectificatie verzoek ik u ditmaal eene plaats voor deze regelen.

Met heibede t. t.

Utrecht, n Febr. 1887. J. W. FELIX.

In dit geschil mengen we ons natuurlijk niet, al vermogen we niet wel in te zien, dat Dr. Wagenaar in den grond der zaak iets anders mededeelde, dan Ds. Felix geschreven had.

Wie zegt: „Ds. Felix heeft er vrede meê, mits de geheele gemeente uittrede, " verklaart daarmee drieërlei: i". op zichzelf heeft Ds. Felix er geen vrede meê; 2». hij heeft er alleen vrede meê, zoo heel de gemeente meegaat; en 3". ook dan nog keurt hij het niet goed, maar legt hij er zich hoogstens bij neer.

Doch dit laten we aan zijn plaats.

Wel daarentegen moet ons een woord van het hart over den grond waarop de afkeuring van Ds. Felix rust.

Gelijk bekend is heeft Ds. Felix, lang e: r de jongere Gereformeerde beweging begon, én in Friesland én door de Confessioneele Vereeniging voor heel het land, den strijd tegen het Synodale verderf aangebonden.

Hij voerde daarbij echter niet den strijd op het terrein der Organisatie., maar op dat der Confessie.

Dit moet dus, om billijk te zijn, in het oog gehouden

Toch nam daarom Ds. Felix volstrekt niet het Irenische standpunt in; en wil men deze drieërlei gedragslijn wel uiteen houden, dan zie men in:

1°. hoe de Irenische partij uit beginsel voor de Synodale Organisatie partij kiest, en ook wel voor de Confessie ijvert, maar alleen voor zoolang het tot geen conflict met de Synode 1 idt;

2°. hoe de Confessioneele groep van Ds. Felix met de Organisatie vrede neemt, maar \ niet duldt dat ze aan den strijd voor de Confessie hinderend in den weg trede, en dus, als de Confessie in het spel is, des noods het conflict waagt; en

3°. hoe de Gereformeerde partij niet met de Organisatie op heeft, er ook geen vrede rheê neemt, maar ze principieel bestrijdt, en alzoo even beslist voor de Confessie ijvert als tegen de Organisatie.

Dat metterdaad de Confessioneele Vereeniging bedoelt: Strijd voor de Confessie ook al moest het tot breuke met de Synode leiden, kan o. a. overtuigend blijken uit de verklaringen, die zij in 1864 bij hare oprichting heeft ten grondslag gelegd, toen 7ij, ondanks den tegenstand van deheeren Gunning, Buytendijk, Cramer, Lamers en een paar anderen, en na eene langdurige beraadslaging, die duidelijk toonde dat men de strekking van die verklaringen goed gevoelde i), o. a. besloot:

dat de belijdenis der kerk boven allen kerkvorm en ieder reglement als voorwaarde der kerkgemeenschap behoort te worden geëerbiedigd, en bijgevolg geene bepaling, die aan de handhaving van dit hoogste goed der kerk in den weg staat, voor hare voorgangers en leden verbindend mag worden geacht.

dat, daar geen kerkbestuur de macht heeft of hebben kan om den grondslag der kerk prijs te geven, ook de bepalingen van de tegenwoordige inrichting der Nederlandsche Hervormde Kerk, die de handhaving van hare leer voorschrijven, het kerkbestuur verplichten tot het weren van het ongeloof, dat zich in dezen tijd openbaart in de ontkenning van het bovennatuurlijke in het Christendom;

dat, als het blijkt, dat de reglementen der Nederlandsche Hervormde Kerk de wering van het radicale ongeloof, dat heden ten dage in die kerk gedreven wordt, tegenhouden, hare geloovige voorgangers en leden verplicht zijn, met terzijdestelling van die kerkorde, hunne geloofsovertuiging te handhaven. Zij mogen, om de kerkorde, niet

i) Zoo b.v.'wordt in het Verslag der Vergadering van 12 Oct. 1864 medegedeeld:

«Spreker (Ds. Barger) vraagt, of ieder de gevolgen «heeft Overwogen van het instemmen met alin. 3 en »4; hij doet opmerken, dat die instemming, in praktijk «gebracht, wel zou kunnen leiden tot conflict met de «reglementen die nu bestaan; hij veriangt dus dat «niemand als bij verrassing tot die instemming kome." «Ds. J. 7. van Toorenbergen beantwoordt Ds. Barger » Spr. ondersteunt overigens het gezegde door «Ds. Barger omtrent de hooge beteekenis van aliu. 3 en 4. «De Hr. Groen van Prinsterer vestigt nogmaals de «aandacht op de strekking van het nu besprokene, en «zegt: Ik ben verblijd, dat men deze alinea's zoo gaaf «beaamt. Wij moeten ons niet ontveinzen de portee «van alin. 4 .... bij die verontwaardiging (over de mo-«derne theologie) vergete men eigen schuld niet. Men «was tegen de afscheiding, omdat men strijd in de «kerk zou voeren; wanneer w.as er een' dan een flauw «begin van kerkelijken strijd?

«Ds. 7. 7. van Toorenbergen zegt: Het concep «bedoelt alleen, als beginsel te stellen: geene bepaling «is verbindend, die de handhaving der leer in denVeg g «staat. In de Gereformeerde Kerk werd men vroeger «slechts verplicht tot gehoorzamen aan de Kerkorde, vibehoudens Gods Woord en het geweten ; dat zou m «nu wel anders willen; nu willen sommige kerkbe-«heerders handhaving van hunne reglementen alleen; «wat daarin niet staat, wordt gerekend niet meer geldig «te zijn. Tegen ósl yyreglementaire pausdom" wiom «wij opkomen. In de Kerkorde hebben wij menschelijk «recht, in de confessie goddelijk recht; voor zoover zij het van Godswege geëischte Xiamen op Gods Woord is, gesproken door de belij»dende gemeente.

De Hr. Groen van /'n«j'/ir? -< ; -het woord opnemende, verklaart dat niet te doen om alle de aanmerkingen van Ds. Buytendijk te wederleggen; indien men die wilde bespreken, dan kwam er niets van het doel van deze vergadering. Spr. wenscht alleen 3 en 4 tot beginselen gereduceerd te zien: de bijzonderheden zullen nader worden uitgemaakt; de ondervinding zij onze leermeesteres, en dan moet de vrees, waarheen dit misschien leiden kan, niet terughouden. Zeker staan leeraars en leden niet gelijk; de eersten zijn uit den aart der zaak gedrongen om voor te gaan, en kunnen daarbij grootere bezwaren ontmoeten dan anderen; maar — als het beginsel waarheid is, hiogen zij niet terugdeinzen: onze vaderen hebben den marteldood getrotseerd. Vrees voor afscheiding ? die vrees heeft reeds veel goeds belet. Wij willen scheiding tusschen geloof en ongeloof; beiden te zamen passen niet in ééne Kerk, de kerkverwoester moet er uit; zegeviert, na wezenlijken strijd het onrecht, dan is de tijd ter uitwijking voor den Christen daar. Wij bedoelden het tegendeel van afscheiding; maar des noods zijn wij er niet beducht voor.

e) Spr. eindigt met de verklaring: Laat men voor de gevolgen van cordaatheid niet al te bevreesd zijn; de kracht der wederpartijders, indien zij er is, ligt in onze f lauwl\eid. Als iemand door kloeken weerstand in bezwaren komt, — al wierd hij door allen verlaten, zou de Heer hem niet verlaten. Maar niet allen zouden hem verlaten; er is nog sympathie onder ons votk zoor Christelijke kloekheid en het zou ook nu nog vijn: één voor allen en één voor een. aan kerkverwoesting medeplichtig zijn, niet als voorgangers erkennen hen, die de Apos - tolische getuigenis van den Christus verwerpen, niet langer den geloofsgenoot prijs laten aan de door het reglement beschermde willekeur van den bestrijder; en

dat, bij de waardeering van individuëele getuigenissen met woord en daad tegen de Christusverwerping die voor onze oogen plaats heeft, de gemeentelijke band, die de J leden der Kerk door denzelfden Doop en door de gemeenschap des Avondmaals verbindt, evenzeer moet worden erkend in zijne beteekenis, welke eischt, dat het verzet der gemeente tegen het ongeloof gesteund worde overal waar geene ónzuivere beginselen zich daarbij openbaren.

Nooit is, in verband hiermee, dan ook aan Ds. Felix, of wien ook, de eisch gesteld, dat men, zijn eigen lijn verlatende, op de ome zou overkomen. Eer integendeel is door ons als jongere strijdgenooten steeds alle eere aan onze oudere broederen gegeven, en is tot op het Amsterdamsch Conflict in alle Kerkeraden de strijd zooveel doenlijk op een wijze, die hen niet stooten kon, gevoerd.

Dit kon en mocht, overmits, indien de Confessioneele groep slechts trouw bleef aan haar eigen verklaring en verleden, de strijd tusschen de Organisatie en de Confessie vanzelf aan het licht moest treden, en beide groepen dan ongemerkt ineenvloeiden.

Ook te Amsterdam zelfs is de strijd niet rechtstreeks tegen de Organisatie begonnen, maar op de Confessioneele lijn. Niet om de Organisatie te sparen, maar omdat men zelf de hand niet wilde uitsteken, en alleen zwichten voor dwang.

Vandaar dat toen het Conflict te Amsterdam uitbrak, schier heel de Confessioneele groep dan ook hartelijke belangstelling en waardeering toonde, en geen oogenblik ook maar de mogelijkheid liet doorschemeren, dat men de jongere broederen in hun strijd voor de eere huns Konings stil zou laten afmaken, en het aanzien.

En toch dien weg gaat het nu op.

Men laat de Synode woelen en woeden, en al wat men van zich verkrijgen kan, is dat „men weigert de broedeieii te vervolgen."

Alsof „broederen niet meê te vervolgen" nu waarlijk als zoo hoog blijk kan gelden, dat de broederband sterk trekt.

Ja wat nog erger is, men gaat er nu toe over, om broederen, die naar drang van overtuiging, oordeelen nog iets meer en iets anders te moeten doen, en deswege met de Synode, die hun broederen kerkelijk vermoordde, braken, na te geven, dat ze ongeestelijk handelen.

Als er toch gezegd wordt: „dat het breken van het Kerkverband niet het juk der zonde breekt", is hiermee óf een door ieder toegestemde waarheid uitgedrukt, die ter zake niets afdoet, óf wel er ligt in, „zoo lang ge het juk der zonde niet gebroken hebt, mi-st ge tot een breken van het juk der Hiërarchie het geestelijk recht.”

En dit nu mogen we niet zonder protest laten gaan.

Zoo toch krijgen die vele kerken, die nóch het juk der zonde breken, nóch het juk der Hiërarchie, een prijs en lof boven andere kerken, die althans tot verbreking van een deser beide zijn overgegaan.

Het juk der Hiërarchie laten voor wat het is, is ongestoord een macht laten voortwerken, die de eere van Christus te na komt. Alzoo eene zonde.

Omdat ik nu met deze zonde breek, heb ik zeer zeker nog niet met de zonde gebroken. Maar sinds wanneer gold het feit, dat iemand de zonde in zijn hart nog niet brak, als bewijs, dat zijn breken met ééne bepaalde zonde afkeuring verdiende.-'

Er is iemand die niet eerlijk is; die jokt; die haat draagt; die achterklapt; en ook te veel drinkt. Op een goeden dag breekt deze man met het juk van den drankduivel. Moet en mag dit nu (ook al is het nog gansch geen geloofsvrucht) afgekeurd met het zeggen : „Hiermee is nog het juk der zonde niet verbroken", want, nu nuchteren, jokt, haat en achterklapt hij toch.

Omdat de Libertijnen en de Anabaptisten in de dagen der Hervorming, toen ze het juk der toenmalige Hiërarchie afwierpen, wel verre van het juk der zonde te breken, veeleer erger uitspatt'en in Geneve en Munster, heeft Calvyn daarom ooit gezegd: „Ik keur uw breken met Rome af, want uw breken met Rome was nog geen breken met het juk der zonde.”

0Wanneer ik als koopman met mijn zaak in een vennootschap in ben, waar ik merk dat kwade practijken heerschen, en waarin ik en zelf in zijnde, slag opslag gedwongen word, meê te doen aan dingen, die niet goed zijn, zoodat het karakter van mijn a eigenfi rma bederft, — en ik maak mijn verband met de vennootschap los, — mag men mij dan toeroepen: Dat losmaken was niet goed, want daarmee is het juk der zonde in uw eigen bedrijf nog niet losgemaakt!

Is het niet veeleer alzoo, dat de leugenachtipe toestand van de kerkelijke verhoudingen meê de tucht over leven en wandel vernietigd heeft; dat de leugen in de kerk ook de conscientie verzwakt heeft; dat het kerkelijk antinomianisme ook totantinomianisme in huis en hart heeft geleid; en dat de standaard van het zedelijk leven zonk meê door den gezonken toestand der kerk.'

En als dit alles dan saamhangt, en de kerk die van zonde af moest houden, op die wijs de zonde eer in de hand werkte, en ik doe een ruk, een poging om althans aan die leugen der kerk een einde te maken, wordt er dan geen kans geboren, dat door terugkeer van tucht en oprechtheid en waarheid ook aan de zonde in huis en hart afbreuk zal worden gedaan.?

Geheel de tegenstelling tusschen het juk der Hiërarchie en der zonde dient daarom o. i. te worden afgewezen.

Beide hangen saam; innig saftm; en ook de verbreking van het ééne is niet be­

staanbaar, zonder dat ook de macht van het andere juk wordt verzwakt. Dit is ook de meening van Ds. Felix zalven.

Immers, hoe anders te verklaren, dat hij jaren zijns levens lang geijverd heeft voor kerkzuivering, en door allerlei encycliek en vermaan en protest en redactie van reglementsartikelen het kerkelijk samenstel heeft pogen te verbeteren.

Natuurlijk brak dat ook het juk der zonde niet.

En toch heeft in die jaren Ds. Felix noch ooit gezegd noch ooit gedacht, dat de Confessioneele Vereeniging dezen strijd dan maar op moest geven, want dat, zou die strijd geestelijk gerechtvaardigd zijn, vooraf het juk der zonde diende verbroken te worden.

Integendeel, het ééne doende, heeft hij niet nagelaten naar het andere steeds de hand uit .te strekken.

Hij wrong zich tegen het juk der Synode in, en rukte week aan week aan het juk der zonde in zijn gemeente.

En indien dan nu Dr. Van den Bergh en wie tem volgden evenzoo doen, en het juk der Synode er eindelijk afwerpen, is het dan billijk, is het dan goed voor God, is het dan onder broederen geoorloofd, om tot Dr. Van den Bergh c. s. te zeggen: „Gij mist het recht om dat juk af te werpen, want het juk der zonde laat ge zitten."

Haast durven we dan ook vertrouwen, dat Ds, Felix hef zoo niet kan bedoeld hebben; dat deze zinsnsnede meer als een voorbijgaand argument in een brief, dan als een aanvalswapen bedoeld was; en dat zeer tegen den zin van Ds. Felix de liberalistische en irenische pers dit zijn woord tegen ons misbruikt heeft.

Daar echter Ds. Felix wel in het Vaandel tegen Dr. Wagenaar, maar nog niet in de liberalistische en irenische pers tegen dit misbruik van zijn woord geprotesteerd heeft, mocht een zacht protest onzerzijds niet achterwege blijven.

Alsof het juk der zonde ons minder zou wegen, mag van Gereformeerden, die Calvijns geesteskinderen zijn, zelfs niet wo rden gedacht!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 maart 1887

De Heraut | 4 Pagina's

De Confessioneeleen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 maart 1887

De Heraut | 4 Pagina's