GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Geen geloof voor.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geen geloof voor.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er zijn in ons land een honderd vijftig Kerkeraden, die niet op hun gemak zijn.

Die Kerkeraden bedoelen wij, die vóór het Conflict uitnemend wel den plicht en de roeping gevoelden, om trouw de wacht op Sions muren te betrekken, maar die na de gewelddadige beslissing door de Synodale Hiërarchie in dit Conflict genomen, eiereri voor hun geld kochten en het lijf bergden.

Ze voelen zeker uitnemend wel, dat ze hiermee een zeer zonderlinge figuur maken, en een streep door hun eigen verleden halen.

Ze zeggen ook wel in hun binnenste, dat hun verleden beter was, dan hun heden.

o. Ze kunnen zoo terug verlangen naar die schoone dagen, toen ze meê vooraan stonden in den strijd voor de rechten en de eere van hun Koning; toen al het geloovige volk met vertrouwen achter hen aanging; en zij zich haastten om bij elk protest dat uitging, ook hunnerzijds mede te getuigen.

Ze vinden hun tegenwoordige positie verre van aangenaam of verkwikkelijk. Eer merken ze zeer goed, dat ze 'meenvalscke positie geraakten.

Niemand toch ontkent of betwist, dat er nu, na al het gebeurde, nog tienmaal zooveel oorzaak zou bestaan, om kloek en moedig tegen de Synode op te trekken, als vroeger.

Vroeger dreigde de Synode nog maar; nu sloeg ze. Vroeger was al haar schuld t dat ze Filistijnen toeliet. Nu kwam er bij dat ze de Sionieten uitbande.

De wateren der ongerechtigheid, dat zien deze Kerkeraden, en in deze Kerkeraden de Gereformeerde leeraars wel, de wateren der ongerechtigheid zijn niet gedaald, maar op onrustwekkende vfijzegestegen-. Ze wiesen tot een stroom en in dien stroom gaat een sterke golfslag.

Zoo sterk dat de heeren Van der Horst, Geselschap, Deetman en Krayenbelt, met acht anderen, nu reeds per deurwaardersexploit aan vijf brave, vrome, degelijke onderwijzers van de Diaconiescholen hebben aangezegd, dat ze midden in den b^ren winter met vrouw en kinderen op straat kunnen gaan staan, zonder geld en zonder brood.

o. Deze Kerkeraden voelen zoo diep, hoe ergerlijk en gruwelijk zulke dingen zijn.

Ze voelen zoo uitnemend wel, dat al hetgeen waartegen ze vroeger in het Synodaal bedrijf protesteerden, nog slechts kinderspel was bij de ongerechtigheden, die thans aan de orde van den dag zijn.

Konden ze maar, o, ze maakten er morgen een einde aan.

Het zou hun zulk een pak van de conscientie en van het hart zijn, zoo ze morgen

den dag weer eens in ouden trant tegen de Synode konden losbarsten, en uit het volle broederhart konden roepen: »Mishandelde broeders! vergeeft ons, we hebben u niet verloochend; hier zijn we!”

Maar.... dat gaat zoo niet!

Vroeger kon men luid en luider tegen de Synode roepen en schreeuwen, .... en geen haan kraaide er naar, geen hair werd er u om gekrenkt.

Maar nu is dat zoo heel anders geworden.

Wie nu maar kikt, krijgt een dreigbrief. En hebt ge eenmaal zulk een dreigbrief in huis, dan zijt ge het kind van de rekening. Men ontziet niets.

Dan moet ge of weer intrekken en zoete broodjes bakken, of het is met u gedaan!

Dan wordt de predikant afgezet; de kerkeraadsleden worden afgezet; de kerkvoogden afgezet; geen traktement meer uitbetaald; uw kerk bestormd; uw pastorie met geweld ingenomen; en dan zou men door zware geldelijke offers moeten toonen, dat men het gemeend had.

En daarvoor deinzen deze Kerkeraden nu terug.

Daartegenover zinkt hun de moed in de schoenen.

Dat durven ze niet.

En dan zwijgen ze maar bot. Laten niets van zich hooren. Er wordt o, zoo onschuldig gepreekt. Met gedempten toon spreekt men. Men is een schim in plaats van een man geworden. Maar geen nood. Zoo ontkomt men den dans toch.

Als ten minste nu ook de gemeente maar stil gelieft te honden.

Het zijn dan wel zonderlinge herders, die in een hoek kruipen. Zonderlige wachters, die hun hoofd niet boven de verschansing durven uitsteken. Zoo heel anders dan ze vroeger waren, en Gods Woord het eischt.

Maar dat is alles niets.... als de gemeente zich maar stil houdt.

Doch, hoor, daar hebt ge het nu al. Dominee ontvangt een brief voor den Kerkeraad. Een brief van eenige gemeenteleden, die aan de deur van hun conscientie komen kloppen.

Een bede om hun conscientienietlanger te verkrachten wordt op taiel gelegd.

Nu moet er beslist.

Nu moet men kiezen of deelen.

Deze gemeenteleden vragen niets onredelijks. Ze vragen aan de herders dat ze de kudde leiden, aan de wachters dat ze waleen willen. Aan de luide roepers van eertijds dat ze hun woord gestand sullen doen.

Tot welke keuze zal het nukomen?

Pijnlijk oogenblik voor zulke Kerkeraden! o, Ze voelen zoo goed, dat die vragers om Reformatie gelijk hebben. Het brandt hun in de oogen, zoo precies als in dien brief te lezen staat, wat ze vroeger steeds aan de gemeente zeiden dat moest, moest om 's Heeren wil.

o. Als er eens geen classicaal bestuur met den stok in de hand achter hen stond, hoe ze zouden toestemmen.

Maar die drijver maakt hen bang. Ze denken aan de gevolgen.

Neen, ze durven niet, en dominee stelt voor om het verzoek af te wijzen. Hij zal wel een stuk opstellen, dat de conscientie der broederen dekt.

En nu komt er met doffe stem een: Ja; nog doffer een: » Enfin dan!" en bijna meesmuilend een: „Dominee moet het maar weten." Dan een zwak protest. Men voelt dat men eigenlijk een zonde begaat.

Maar wat wilt ge?

Laveeren kan men niet. Een middenman blijven gaat niet. Men moet meê of achteruit.

En nu, helaas, overwint de moedeloosheid. Men dankt nog, maar de Heere verbergt zijn aangezicht. En geslagen in de conscientie gaat men uit elkaar.

Doch nu moet de brief in antwoord geschreven.

En natuurlijk deze htiei moet vroom zijn.

Het moet zoo gedraaid, dat men bij slot van rekening nog de trouwe wachter op Sions muren kan blijven!

En wat vond men er nu op?

Och, een oud, bekend loopje. Voor Gods geopenèaarden v/il hing men een sluier, en men ging spelen met Gods verborgen wil.

Men erkende wel dat de toestand schreiend ellendig was. Ook wel, dat het tot Relormatie moest komen. Maar men had er geen licht in. Men had nog geen inzicht wat weg het uit moest. Men had er nog geen geloof voor!”

Ieder doorziet terstond, waar hier de fout en de zonde schuilt.

Er is een duidelijk gebod des Heeren, b „dat ge geen gemeenschap zult hebben met de ongerechtigheid!" Een duidelijk gebod, b »dat ge doen zult naar zijn Woord en dat Woord alleen in zijn kerk zult laten heer-s schen". Een duidelijk gebod, „dat ge de d e Sacramenten niet zult laten ontheiligen." K Een duidelijk gebod, „dat de tucht in 's Heeren huis moet gehandhaafd." Een k duidelijk gebod, „dat ge uw broederen die r vervolgd worden niet zult begeven.”

Dat staat er.

Het staat in gulden, vlammend schrift in Gods Woord.

Zoo is zijn geopenbaarde wil.

Maar dien ^eopenbaarden wil laat men s nu liggen. Daar rekent men niet meê. Daar doet men niet naar. Dien neemt men niet o tot regel van handel en wandel.

En terwijl men nu dien geopenbaarden wil des Heeren voorbijgaat, stelt men zich net aan, alsof men wachten moest tot God de Heere zijn verborgen wil openbaarde, en alsof God de Heere u bij uw geloof nog een bijzonder soort geloof moest geven, om alsnu den last van zijn verborgen wil te doen.

Natuurlijk niets dan Antinomianisme !

Laat deze Kerkeraden toch hun Catechismus weer eens opslaan en daaruit leeren s p wat een oprecht geloof is, en dan op de knieën voor God in de schuld vallen, dat ze ja, dat oprecht geloof in zijn kracht missen.

Ze gelooven niet genoeg aan het Woord!

Wel half, maar niet heel.

Ze durven het op dat Woord niet te wagen.

Vroeger, toen er geen verdrukking was, riepen ze luide en hoog, maar dat roepen was niet uit de diepte.

Dat wist men toen niet, maar dat blijkt nu van achteren.

En daarom de eenige weg voor deze Kerkeraden, om weer recht voor God te komen staan, is niet dat ze vrome phrasen zoeken, om hun conscientie te stillen, maar dat ze eens naar de waarachtige vroomheid en godzaligheid de hand mochten uitstrekken.

En dat nu zullen ze dan alleen doen, als ze in de schuld vall^ en voor God en menschen belijden willen, dat hun vroeger roepen tegen de Synode, o, nog zoo veelzins uit het vleesch, en niet genoeg uit den Geest was.

Bekennen willen, dat ze in plaats van ziende in het gebod en blind in de uitkomst, de oogen voor het gebod dicht doen, en in de uitkomst gluren willen.

En dán, ja, bekennen willen, dat ze er ^een geloof voor hebhen, niet in den zin, alsof ze van God hiervoor een bijzonder geloof moesten ontvangen, maar zóo dat het oprechte geloof des harten in hen kwijnt en door vreeze voor machthebbers ontzenuwd is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 oktober 1887

De Heraut | 4 Pagina's

Geen geloof voor.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 oktober 1887

De Heraut | 4 Pagina's