GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Waarom gansch onkerksche menschen zoo synodaal gezind zijn.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waarom gansch onkerksche menschen zoo synodaal gezind zijn.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Iedereen kan het verschijnsel opmerken» dat de vrijmaking der Gereformeerde kerken niet alleen bestreden wordt door degenen, die gezegd kunnen worden min of meer van de Gereformeerde belijdenis af te wijken, maar ook door bijna alle Modernen en door degenen, die ook het station van het modernisme zijn voorbijgestoomd, en met neuswijze verachting neerzien op al wat naar kerk en godsdienst zweemt. Wat in de dagen der Afscheiding (na 1S30) gezien werd, openbaart zich thans wederom op treffende wijze, nl. dat, wanneer er een opwaking komt om in de kerke weder naar Gods Woord te leven en tot de gehoorzaamheid aan haren eenigen Koning terug te keeren, zich daartegen niet alleen velen verzetten, die nog in het kerkelijk leven medeleven, maar zich daartegenover ook schrap zet al wat overigens met de kerk gebroken had. Iedereen toch heeft kunnen opmerken, hoe de Haagsche Synode en hare onderhoorige besturen zich, bij hunne handelingen tegen de Gereformeerden in deze twee jaren, hebben kunnen verheugen in de hartelijke sympathie en medewerking van schier al de liberalistische dag-en weekbladen, hetzij die bladen openlijk het grofste materialisme voorstaan, gelijk de spotbladen van professie en de meeste bladen, die in het noorden des lands verschijnen; hetzij ze een meer vroomsynodale gelaatsplooi vertoonen, gelijk Het Utrechtsch Dagblad. Men zal op al de sociëteiten van ons land moeielijk een enkelen bezoeker vinden, die het niet flink van de synodalen acht, dat ze die doleerende menschen aar eens terdege op hun plaats hebben geet. Als door een zeker verborgen instinct edreven, gevoelt schier ieder van de kerk ervreemd wereldling, dat hij, als hij in deze ok zijn loodje in de schaal moet leggen, oepen moet vóór de Haagsche Synode, en tegen de Reformatie. En al is het, dat er p sommige plaatsen reeds eenige kentering n de publieke opinie waar te nemen is, en

het rechts-en billijkheidsgevoel zich nog boven de synodale brandklok uit begint te laten hooren — toch heeft het gepeupel, dat hier en daar, gelijk te Nijkerk op de Veluwe en nu onlangs te Nieuwveen, de doleerenden met steenen aanviel, het wel geweten, dat het zijn ruwe aanvallen richtte tegen een sekte, die overal tegengesproken wordt, en die niet alleen geen genade vindt bij de predikanten van de Haagsche Synode, maar evenmin bij de toongevende en regeerende klassen van ons land.

Nu zou men toch zeggen : Waaraan ligt dat toch, dat menschen, ganschelijk van God en godsdienst vervreemd, voor de deftige Haagsche Synode in 't vuur kunnen gaan?

Bij de groote massa van het onkerksche publiek is plotseling een vurige begeerte ontwaakt, om mede den schouder te zetten onder iet krakend getimmerte der synodale organisatie van 1816. Waaraan is het toch toe te schrijven, dat de Synodale Besturen hun werk tot instandhouding van hunne macht en reglementen met zoo luid handgeklap begroet zien door al, wat overigens zich weinig om de kerk bekommerde ?

Het is hieraan toe te schrijven, dat het van God en zijn Woord ganschelijk vervreemde deel der natie als bij instinct gevoelt, dat de drang der reformatie der Gereformeerde Kerken gevaarlijk is voor de heerschappij van het ongeloof in ons vaderland, en dat daarentegen juist de gebondenheid der Kerken onder reglementen, die met haar wezen in strijd zijn, en onder het bestuur van predikanten, die van de landshoogescholen komen, zeer bevorderlijk is aan de heerschappij van het ongeloof.

Men vergete niet, dat de geschiedenis te allen tijde geleerd heeft, welk een zegenrijke invloed op het volksleven tot verheerlijking van Christus kan uitgeoefend worden door waarlijk vrije. Gereformeerde kerken.

Voor dien invloed nu is de partij van het ongeloof ten zeerste beducht. Zij moet, om hare zaak te dienen, trachten de Kerk van Christus ten onder te houden. Wanneer nu de Kerken zich vrij kunnen openbaren, onafhankelijk van staatsgeld en vrij in hare inwendige inrichting en aangelegenheden en in de keuze harer Dienaren, dan levert dit een groot gevaar op voor de partij des ongeloofs, weshalve zij in zulk een geval, gelijk de geschiedenis leert, menigmaal gegrepen heeft naar het wapen der openbare vervolging.

Maar slimmer nog en listiger handelt de partij des ongeloofs, wanneer zij, daartoe m de gelegenheid zijnde, de Kerk schijnbaar laat voortbestaan, ja zelfs haar prijst en beschermt, maar op die wijze, dat zij haar eigen troon tn de Kerk opricht, om haar in band en teugel te houden, om haar te vervormen tot een menschelijk genootschap, om haar in dienstbaarheid te houden en haar te gebruiken voor hare eigene doeleinden. En zad is feitelijk de toestand geworden, waarin de partij des ongeloofs zich sedert 1816 geplaatst heeft ten opzichte van onze Gereformeerde kerken.

Wat is een karaktertrek van de Synodale Organisatie? De overheersching van predikanten over de Kerk. Zulk eene Hiërarchie is m het jaar 1816 ingevoerd, en zij is nu deze laatste twee jaren met wanhopige krachtsinspanning bezig, zich te handhaven in de Kerk, opdat ze niet van haren troon valle. Nu voeleri de wereld en de partij des ongeloofs als bij instinct, dat het voor haar belang zeer nadeehg zal zijn, wanneer die Hiërarchie valt, en die andere Koning, Jezus (Hand. 17 : 7), aan het bewind komt, wien de Heere een scepter zijner sterkte gezonden heeft uit Zion, zeggende: eersch in het midden uwer vijanden. Want dan wordt zijn volk zeer gewillig, op den dag zijner heirkracht, in heilig sieraad (Ps. 110). De wereld heeft genoeg ondervonden van de kracht, die er kan uitgaan van de Kerken, wanneer zij zich naar Gods Woord openbaren mogen als het lichaam van Christus, door het Hoofd geregeerd; en daarom ziet zij gaarne in die Kerken een macht en inzettingen bestendigd, waardoor zij in hare openbaring geknakt worden. Vandaar, dat de partij des ongeloofs, wanneer zij het land regeert, met niets beter in haar schik is, dan wanneer de Kerken maar een bestuur ontvangen van menschen, om over haar te heerschen; op welk bestuur dan verder de Slaat zijn invloed kan doen gelden.

Nog op twee .zaken hebben wij hierbij te letten, die beide aan de partij des ongeloofs een machtigen invloed in de Kerk verzekeren, zoolang zij onder de Synodale Organisatie verkeert. De eerste zaak is de zilveren keten, waaraan men de Kerk gebonden heeft. De partij des ongeloofs toch kan zich voortreffelijk vinden in de stelling der Synodalen, dat eene plaatselijke Kerk, die tot refoimatie overgaat, dan alles moet verhezen, niet alleen haar landstraktement, maar ook haar kerkgebouw en goederen. Zij weet het wel, dat de vrees voor berooving van goederen velen terughoudt van den weg der reformatie, die anders wel in hunne conscientie overtuigd zijn, dat dit de weg is naar den Woorde Gods. Het is voor de partij des ongeloofs een schoone zaak, wanneer zij de ontplooiing der Kerken kan tegenhouden, door haar met geld in dienstbaarheid te houden. Men zal dan ook bevinden, dat de zoogenaamde liberale partij in ons vaderland over het geheel genomen er niet veel haast meê zal maken, de finantieële banden tusschen Staat en Kerk te verbreken: zij weet maar al te wel, welk een kracht zij in dien fmantieëlen band bezit tot tenonderhouding en overheersching der Kerk.

En de tweede zaak, van het grootste gewicht, is deze. Onder de Synodale Organisatie moeten de Kerken hare Dienaren des Woords, hare Predikanten uitsluitend ontvangen van de landsacademiën, die geheel en al onder den invloed staan van de partij des ongeloofs. Ieder onzer kan er van verzekerd zijn, dat degenen, die Gods Woord en dienst verwerpen, zeer goed het voordeel zien, dat er voor hunne richting in steekt, wanneer de aanstaande predikanten der Kerk worden gevormd aan hoogescholen, die onder Aua invloed staan. Men zou anders ' zeggen. Hoe is het mogelijk dat de liberale partij, die overigens beweert, dat de Staat zich eigenlijk met Kerk en godsdienst niet moet inlaten, toch heel zachtzinnig in de theologische faculteit (hoe verwaterd en ontzenuwd dan ook) aan de academiën de gelegenheid blijft aanbieden, on van daar de predikanten te ontvangen. Zeer wel gevoelt de machthebbende partij, welk een invloed ze door die hoogleeraren, die zij aanstelt, heeft op de Kerk. Weest er van verzekerd, dat de partij van het ongeloof, al zou niemand van die partij ook ooit meer ergens ter kerke komen, gaarne door hare academiën de Kerk van leeraren zal willen voorzien.

Wat hebben onze Gereformeerde Kerken in deze eeuw de wrange vruchten geplukt van het door den-Staat gegeven Hooger Onderwijs! Velen, die Bedienaren des Goddelijken Woords ehoorden te zijn, zijn openbare tegensprekers an dat Woord; en zelfs wanneer door genade en betere overtuiging in 't harte van den eeraar mocht gewrocht worden, doet de schaelijke invloed van de aan de academie ontangene opleiding zich nog gevoelen in zijne ediening, en ontbreekt er zooveel aan heteen toch eigenlijk zijn ambt moet zijn: het eiden van de gemeente met het Woord des Heeren.

Wanneer wij dit alles overwegen, dan kan het ns niet meer bevreemden, dat overigens zeer nkerksche menschen opeens zeer belangstelend in kerkelijke zaken worden, wanneer zij e Haagsche Synode en hare onderhoorige esturen kunnen steunen in het tegenstaan van e Reformatie der Kerken. Stilzwijgend wordt evoeld onder de mannen van het ongeloof, dat et voor hunne zaak maar het beste is, wanneer lles maar onder de Haagsche Synode blijft, en e Kerk maar aan zilveren ketenen blijft liggen, n hare leeraren haar maar van de landscademiën gezonden worden. Vandaar de roote ingenomenheid, waarmede het Joodschiberalistisch Handelsblad voor cenigen tijd prak van de aan de Universiteiten te Utrecht en te Amsterdam verbonden stichingen van den heer van Dijk te Doetinchem. Vandaar ook de gebetenheid bij de artij des ongeloofs in den lande op de Vrije Universiteit^ die niet alleen theologisch onderwijs geeft, maar ook de beoefening van geneeskunde, rechtsgeleerdheid, letteren en wijsbegeerte beoogt, naar de grondbeginselen, in Gods Woord nedergelegd en in de Gereformeerde belijdenis uitgedrukt.

Moge de Heere een zegen leggen in de collecte, die aanstaanden Zondag in onze Kerk voor die Universiteit zal gehouden worden!

Dit opstel, door onzen wakkeren broeder Hoekstra in de Utr. Kerkbode van 3 December geplaatst, is zóó steekhoudend en ter zake, dat we er verbreiding van vragen in menig blad.

Het toont tevens, welk nut onze Kerkboden afwerpen.

Minder het verbreiden van stichtelijke lectuur, dan wel voorlichting van de geloovigen omtrent Jezus' kerk moet hun doel zijn en blijven.

Kerkboden, die dit doel uit het oog verliezen, missen hun oogmerk geheel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 december 1887

De Heraut | 6 Pagina's

Waarom gansch onkerksche menschen zoo synodaal gezind zijn.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 december 1887

De Heraut | 6 Pagina's