Ook op hetgeen
Ook op hetgeen Ds, Beuker in De Vrije Kerk over den ketterdoop schreef, zouden we terugkomen.
Ds. Beukers gevoelen deelen we geheel en zonder voorbehoud, gelijk hij het in dit stuk uiteenzette, en alle voorstelling van Ds. Beuker, alsof wij iets anders bedoeld hadden, berust op misverstand.
Na toch een citaat uit Calvijn over deze stof te hebben overgenomen, waarmee wij onvoorwaardelijk instemmen, zegt Ds. Beuker terecht:
Hiermede moet Dr. K. het, dunkt mij, eens wezen. Daarom hopen en verwachten wij van hem (want hij zegt zelf dat ook hij hier bezwaren overhoudt en dat hij zijn laatste woord over deze materie nog niet gesproken heeft) dat hij voort redeneerende zich door geen consequentz-macherei parten zal laten spelen, maar dat hij zal toegeven: dat er nog een wettige doop kan zijn overgebleven in kerken, die overigens de kenmerken van valsche kerken dragen, en met welke men niet vereenigd kan blijven, zonder mede deel te krijgen aan hare ongerechtigheden en ontrouw,
De voorstelling alsof Ds. D. of iemand der onzen zou denken: »0f ik dan in den doop ook al niet volkomen zuivere lijnen trek, dat moet er op aan, als ik mijn belijdende kerk maar handhaaf", is niet alleen overdreven, maar is ook geheel onwaar. Wij Chr. Gereformeerden willen met Calvijn en met onze Belijdenis beide én den doop én de belijdende kerk zuiver houden naar den Woorde Gods. Wij zouden evengoed kunnen zeggen: Dr. K. legt allen nadruk op den doop, met het doel om een kerk die de waarheid laat verloochenen, en de loochenaars beschermt, toch nog als ware kerk te doen voorkomen. Dit mag echter niet.
En stellend en ontkennend, is dit juist voorgesteld.
Vraagt men, waar het dan aan ligt, dat Ds. Beuker geheel ons gevoelen uitdrukt, en toch optreedt om ons te bestrijden.', zoo is dit lichtelijk aan te toonen.
Dit ligt in den tweeërlei zin, dien de uitdrukking: zichtbare kerk heeft.
Ds. Beuker vat dit op, alsof zichtbare kerk altoos beduidde: de institutairekerk. En natuurlijk, dan zou het al den schijn hebben, alsof wij de institutaire kerk van Rome en andere ketters, nog als de echte beschouwden.
Dit is echter geenszins het geval. Zichtbaar, kan de kerk van Christus in tweeërlei zin genomen.
Zichtbaar zoodat de Heere Christus zelf ze waarneembaar maakte. Of zichtbaar doordien, de mensch haar een zichtbaren vorm schonk.
Dit laatste is het instituut. Alle instituut van de kerk is menschenwerk en blijft dit.
Daarentegen maakt de Heere Christus zelf zijn kerk waarneembaar door het sacrament en door de gaven.
En vandaar nu komt het, dat er valsche instituten kunnen zijn, die als instituut geheel afdoolden, en dat toch de Heere in dezen gebrekkigen en zondigen menschelijken vorm zijn zichtbaarmaking door sacrament en gaven nog voortzet.
Het verschil tusschen dezen tweeërlei zin van het woord zichtbare kerk (en we verzoeken hierop te letten) komt terstond duidelijk uit, zoo men er slechts op merkt, dat er in eerstgenoemden zin maar is ééne zichtbare kerk, terwijl er in den tweeden zin zoovele zichtbare kerken zijn als er instituten bestaan.
Waarin worden we nu door den doop ingelijfd "i
In de onzichtbare kerk.'
Neen, v/ant juist als leden der onzichtbare kerk worden we gedoopt. Worden we door den doop dan ingelijfd in eene dier vele zichtbare kerken, die men instituut noemt.'
Al evenmin; want ga in een ander instituut, en uw doop gaat meê. Neen, de Doop lijft als zoodanig ons alleen in in die ééne zichtbare kerk, die Christus zichtbaar maakt door zijn sacrament en zijn gaven.
Als we dan ook zeggen: De grens der zichtbare kerk ligt in den heiligen doop, bedoelen we in het minst niet, de grens van eene der institutaire kerken, maar alleen de grens van die ééne zichtbare kerk., die Christus waarneembaar maakt.
Het terrein nu van deze ééne zichtbare kerk is overbouwd met allerlei institutaire kerken, en slechts een klein gedeelte is niet overbouwd, bijvoorbeeld bij de Plymouth brethern en anderen.
Onder deze institutaire kerken nu is geen enkele zuiver. Ze zijn alle onzuiver. Maar behalve deze onzuivere zijn er ook valsche kerken, d. i. vereenigingen die zich als kerk voordoen zonder het te zijn. Wat goud lijkt, maar verguld koper is.
Welnu, onder en door al deze gebrekkige en valsche formatiën heen, laat de Heere Christus zijn Doop bedienen. Zoolang deze als zijn Doop bediend v/ordt, lijft dit Sacrament in in de ééne zichtbare kerk.
Maar het instituut, dat hierbij instrumenteel dienst deed, kan zonder meer hieraan nog geen het minste recht ontleenen, om zich te legitimeeren.
Een valsche kerk is niet te genezen. Koper kan nooit gotid worden.
Wel daarentegen kunnen in de „valsche kerk" nog gebrekkige plaatselijke organisation schuilen, die, hoe onzuiver ook, toch nog kerk zijn. En het is op deze wijs, dat ge bij Calvijn deze beide vereenigen moet: Eenerzijds dat hij in Rome de valsche kerk ziet; en anderzijds dat hij toch in de plaatselijke kerken die^ Rome volgen nog veelszins echte, zij het ook ver van zuivere, kerken van Christus erkent.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 22 januari 1888
De Heraut | 4 Pagina's