Uit de Pers.
Zelden houden we ons \ifL\gvat\.personalia. Er is in al ons jubileeren en gedenken en herdenken, vaak zoo weinig gedacht aan den eenigen Herder en zoo overveel aan het men schenkind.
Toch behoeft ons dit niet te beletten onderstaande herinnering uit Z'd'ZS'ö/over te nemen.
Woensdag a. s., den i8denjanuari, zalhet25 jaar geleden zijn, dat Prof. Dr-A. H. De Hartog zijn predikambt aanvaardde, na in Dec. tevoren bevorderd te zijn tot Dr. in de letteren en Mr. in de bespiegelende wijsbegeerte. Na ruim 2V2 jaar de gemeente van Kessen te hebben gediend, vertrok hij naar het lieve Lent, tegenover Nijmegen, en werd er in Sept. 1865 bevestigd.
Niet lang mocht hij daar vertoeven. Reeds den ijden Januari 1867 hield hij zijn intreêrede in de Groote kerk te dezer stede, naar aanleidmg van Jozua i : pa: »Heb Ik u niet bevolen? Wees sterk en heb goeden moed en versclirik niet."
Zwak naar het lichaam, was hij sterk in zijnen God. Menigeen zal zich herinneren, hoe hij zich verplicht zag, na in de Prinsenkerk gepredikt te hebben over Gen. i8 : 14a: Zou iets voor den Heere te wonderlijk zijn? " voor eenigen tijd rust te nemen, om niet dienzelfden tekst in een Woensdagmorgenbeurt, 9 maanden later, zijn werk te hervatten. Ruim 16 jaar mocht hij der Kerk van Rotterdam het Evangelie verkondigen en in dien tijd herhaaldelijk bedanken voor beroepen naar: ortgene, Utrecht tweemaal, Amsterdam driemaal en Den Haag, totdat hij in 1882 geene vrijheid had, om voor de benoeming tot Professor aan de Vrije Universiteit te bedanken.
Met leedwezen stond men hem af aan de Stichting, die toch allen lief en dierbaar was. Vooral in het praktische leven wist hij altijd zulk een waar prediker te zijn I Den 3den Sept. 1882 predikte hij zijn afscheid naar aanleiding van Rom. 8 ; 35: »Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? enz." en trad na dien tijd, vooral in de laatste jaren, herhaaldelijk op in den dienst des Woords in onze stad.
Spare de Heere, zijn God, hem nog langen tijd, opdat het zilver eens goud worde en hij nog voor velen ten zegen zij, en mogen de wolken, die zijn huis verdonkeren, nog eens doorbreken, om de vriendelijke zonnestralen door te laten.
Daar Prof. De Hartog de eenige der oudere Rotterdamsche predikanten is geweest, die in de ure van den strijd niet bezweek, maar deed gelijk, ja meer dan hij gesproken had, waar anderen, die o, zoo hoog spraken, toen de vervolging kwam zoo diep wegzonken, heeft hij aanspraak op onze liefde om zijn trouw.
Opmerkelijk is wat De Herverming uit als klacht Duitschland laat hooren:
»Hoe bedroevend is de tegenstelling (met de kath. Kerk namelijk), die de protestantsche in Duitschland aanbiedt! De oude verdeeldheden duren voort en worden zorgvuldig in stand gehouden; de geschillen in eigen boezem verminderen niet; integendeel, zij vermeerderen. Invloed van de protestantsche kerk op het openbare leven bestaat bijna niet; meer nog: iets van den roomschen geest doet zich meer en meer in de protestantsche kerk gevoelen.
De zaak van het protestantisme geniet noch de gunst des tijds, noch die der openbare machten. Vandaar eene koortsachtige gejaagdheid in zekere protestantsche kringen en angstige zorgen voor de toekomst. Neen, zeker, wij zullen ons niet opzijde laten schuiven. Wij dulden niet dat men ons houdt voor wat oud-roest naast de blinkende gouden munt op den roomschen stempel geslagen. Het duitsche protestantisme moet zijne stellingen behouden: het is nog het zout der aarde en het licht van ons volk. Het moet opwaken en zich afvragen, hoe het heeft kunnen inslapen toen het wakker moest zijn. Dan zal de vrijzinnige richting zich beter doen gelden in de protestantsche wereld, want meer dan eenige andere heeft zij den protestantschen geest bewaard, en indien deze richting kwam te verdwijnen, zou dit een teeken zijn dat het protestantisme als geestelijke macht achteruitgaat en plaats ruimt voor' andere machten. De herinnering aan zijn beginsel, aan het recht en de vrijheid tot zelfstandigheid in godsdienstige zaken, aan het idealisme, dat het vertegenwoordigt in de nieuwere geschiedenis en in de geestelijke ontwikkeling van ons volk, deze herinnering geniet heden ten dage de gunst niet van hen, die de kerk besturen en het gezag in handen hebben. Meer macht, meer geld, uitgebreider bevoegdheden en grootere heerschappij der confessie, ziedaar het programma, dat de protestantsche kerk uit hare , vernedering zal opheffen; dat zijn de middelen, waardoor de kerk gered moet worden van de verdeeldheden die haar verscheuren, de middelen, die een tegenwicht moeten vormen tegen den invloed, dien heden ten dage de roomsche kerk uitoefetit.
Ziedaar de geest die voorzat op de algemeene Luthersche samenkomst te Hamburg, waar men, zich vastklemmende aan de Luthersche confessie, zich van den Evangelischen Bund heeft afgescheiden, omdat in dezen bond richtingen vertegenwoordigd zijn, die niet aan de tooverkracht der confessie gelooven.
In hetzelfde vaarwater zeilen de lieden van de Positive Union in Pruisen, die aan het Duitsche protestantisme hun cachet willen indrukken, door het confessioneel element en de dwangpolitiek te versterken, bewerende dat zij de protestantsche kerk tot dezelfde hoogte als de roomsche kunnen opvoeren, op voorwaarde dat alle macht hun in handen worde gesteld.
Evenals in de Berlijnsche Stadimission de ware «redders en verlossers" samenkomen, de hooge aristocratie van geboorte en beroep in wereld en kerk, in den naam van Stöcker en van den heiligen geest der christelijk-sociale orthodoxie, die het heil van boven brengen zal, — evenzoo denkt men zich de vernieuwing der protestantsche kerk en de bevrijding des volks uit de macht des ongeloofs door de nauwe verbinding der belangen van troon en altaar. De dingen, die komen zullen, werpen reeds hun schaduw, door de wederkomst aan te-kondigen van den tijd, toen het gezangboek onder den arm het kenmerk was der goede burgers, der loyale onderdanen en der promotieverdienende ambtenaren.
Zal die tijd werkelijk terugkeeren ? Wij willen er niet aan gelooven, noch er ons bang voor maken, dat aan het zelfzuchtig verbond van vrome eer-en heerschzucht met politiek gunstbejag eene toekomst van heerschappij in staat en kerk zouS beschoren zijn. Daarvoor staat het Duitsche vorstenhuis toch te hoog om dienstknecht te worden van een verbonden priesterdom en jonkerdom; daarvoor is de staatkundige traditie van den roemrijken tijd dien wij doorleefden toch te machtig, om voor de taal van een vroom conventikel te verstommen. Reeds heeft zich de verontwaardiging uitgesproken over de poging om den naam van den jeugdigen prins dienstbaar te maken aan de oogmerkeneener partij, die hem als de opgaande zon toejuicht.
De heeren Duitsche Modernen zullen het in Duitschland ervaren, gelijk de heeren Nederlandsche Modernen het ten onzent ondervinden, met een kerkontbindend levensbeginsel Kan men geen kerk houden.
Buiten de kerk sterk, nooit anders dan een nemen. kunnen ze in de kerk klaaglijke positie in-
In de kerk is alleen de Confessioneel op eigen erf. hond
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 22 januari 1888
De Heraut | 4 Pagina's