GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Met belangstelling volgen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Met belangstelling volgen

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met belangstelling volgen we nog steeds de veelsziiis schoone opstellen van Doe. De Cock, al zouden we wel willen, dat hij ietwes strenger redeneerde.

Zoo neemt hij thans, om de zichtbare kerk te begrenzen, een zeggen van Calvijn in'zijn Institutie, aldus vertaald;

De zichtbare kerk is de geheele menigte der menschen over de aarde verspreid, die belijdt dat zij éénen God en «Christus vereert; die door den Doop in zijn verbond wordt ingelijfd., door de gemeenschap des Avondmaals hare eenheid in de ware leer en liefde betuigt, met • het Woord des Heeren instemt en, om dat te verkondigen, den dienst door Christus ingesteld, onderhoudt.

Met deze aanhaling uit Calvijn heeft echter een zonderlinge vergissing plaatsgegrepen, waarop we om de belangrijkheid der zaak ten zeerste de aandacht vestigen moeten, wijl deze schromelijke vergissing toch juist de zinsnede over den Doop raakt.

Doe. De Cock citeert namelijk uit Calvijns Institutie, 4de boek, i caput, 4de paragraaf. Reeds dit 4de paragraaf moet zijn 7de paragraaf. Doch deze drukfout daargelaten, is veel erger de geheele onkenbaarmaking van Calvijns woorden.

Calvijn toch schreef, gelijk in elke Latijnsche editie der Institutie te lezen staat: Baptismo in eius fidem initiatur, waarvoor in de plaats Doe. De Cock een Hollandsche vertaling biedt, alsof er gestaan had: Baptismo in foedïis eius incorporatur.

Hij vertaalt toch: \., Door zijn verbond ingelijfd!' den Doop in

Blijkbaar heeft Doe. De Cock deze geheel foutieve vertaling overgenomen uit de editie van Zalsman te Kampen, die wel in vele opzichten treflijk is, maar toch, gelijk in de voorrede op de Doesburgsche editie is aangetoond, volstrekt geen absoluut vertrouwen verdient.

Ook in de editie van Zalsman toch staat: „die door den Doop in zijn verbond is ingelijfd."

Hoe ter wereld Zalsmans editie aan deze vertaling is gekomen, verklaart Corsman's vertaling l).

De Fransche Institutie heeft: A Ie Baptême comme témoignage de sa foy; en ook de oudste Nederlandsche vertalingen hebben: als een getuighenisse van haer ghelove.

Blijkbaar hebben we hier dus met een ondoordachte vertaling van Zalsmans editie te doen, die Doe. De Cock zonder critiek heeft overgenomen, en dat wel ïn een definitie, waar juist deze woorden strekken moesten om het verband van den Doop met de zichtbare kerk aan te duiden.

Reeds hierdoor verliest natuurlijk geheel; dit beroep op Calvijns woorden alle waardij.

Doch we gaan verder.

Ook al had Doe. De Cock juist vertaald, dan nog zou het geen steek hebben gehouden, om uit de aangehaalde woorden tot Calvijns oordeel ia dit geding te conclud eeren.

Vooreerst toch biedt hij ons "hier geen eigenlijke definitie, want Calvijn zegt alleen: Dikwijls komt het woord kerk in de Schrift in dezen zin Wör., Maar bovendien heeft Calvijn met deze woorden dan bedoeld, dat iemand, die ? «? > if aan al de eischen dezer definitie beantwoordde, 'niet tot de zichtbare kerk behoorde.'

Hij heeft er niet aan gedacht. En Doe. De Cock kan deze meening alleen daarom op rekening van Calvijn zetten, doordat hij wat Calvijn van kerken en personen zegt, alleen op personen overdraagt.

Calvijn spreekt van het in stand hoicden van de instelling Christi in - de prediking des Woords. Doen dat nu personen.' Oi doen dit alleen kerken?

Zoo is het dus duidelijk dat hij zegt: Alleen die kerken, die institutaire kerken, behoóren tot de zichtbare kerk, die aan dezen eisch voldoen.

Doch om ook dit aan Docent De Cock gewonnen te geven, en aangenomen dus dat het multitude hominum hier in den zin van een optelsom (des neen) bedoeld is, dan nog zij gevraagd, wat we met zulk een enkele omschrijving vorderen.

Gaf Calvijn hier dan een accurate definitie van het begrip kerk? Volstrekt niet. Hij zegt alleen, dat de naam kerk in de Heilige Schrift ook in dezen zin voorkomt, en geeft dan de geciteerde teekening.

Hier is dus de zichth& ts kerk alleen in haar tegenstelling met de «i/^zichtbare genomen, en daarom tegenover het geestelijk kenmerk der onzichtbare een reeks uitwendige kenmerken voor de zichtbare overgesteld.

Aau de tegenstelling daarentegen tusschen de institutaire zichtbare deden der kerk, en die deelen der zichtbare kerk die-nog niet geïnstitueerd zijn, heeft Calvijn hier ter plaatse zelfs van verre niet gedacht.

De stukken waarop het bij onze discussie aankomt, worden daarom zelfs niet door hem aangestipt.

Hij zegt in het boven geciteerde geen woord dat ons ter zake dienende is.

En dan nog geeft hij, gelijk het in zulke vage omschrijvingen meestal gaat, meer het ivelwezen dan het wezen der zichtbare kerk aan.

Deswege laat hij er dan ook dadelijk op volgen, dat eronder deze menigte o, nog zoo vele ongeloovigen en goddeloozen zijn. En in het verder vervolg de inzinking en de deformatie der kerk besprekend, komt Calvijn er toe, om breking met de institutaire kerk zelfs dan als zonde te brandmerken, als ze bijna niets meer overhield van wat Calvijn hier zelf opsomt.

Bij strengere redeneering is men in het wetenschappelijke betoog dan ook gewoon geheel anders te werk te gaan dan Doe. De Cock hier doet.

Ge beroept u dan niet op een algemeene omschrijving, maar neemt, om iemands gevoelen te kennen, zijn meening uit zulk een saamhang op, waarin ze voorkomt in de tegenstelling die u bezighoudt.

En had Doe. De Cock dit gedaan, en met eenige nauwkeurigheid saamgelezen, hoe Calvijn zich uitlaat Qver die vele deelen der kerk, die onder de valsche hiërarchie zuchten, of uit andere oorzaak van de goede formatie der kerk verstoken zijn, tot welk een geheel andere slotsom zou hij niet zijn geraakt!

i) Corsman heeft: door den Doop in zijn trouween verbont zijn inghelijft. Ook mis. De woorden: in eius /idem iniiiatnr zijn aan het leenrecht ontleend, en beduiden: lAïKr eed van trouw in zijn dienst opgenomen. o d lo db

Hij zou dan gevonden hebben, dat Calvijn zeer terdege ook deelen der zichtbare kerk kent, die onder valsche kerkformatie zuchten, of uit andere oorzake van het welwezen der goede institutaire kerk verstoken zijn.

En voegt gè hier hu bij, dat onze polemisten en theologen uit de dagen van Calvijn, d, w. z. de mannen, die de - Calvinistische practijk van nabij gezien en "meegemaakt hebben, zoowel het ambt als de sacramenten dezer ongereede 'deelen formeel nog eenigszins erkennen - en op zekeren prijs schatten, dan blijkt u én uit Calvijns eigen woorden én uit dé Calvinistische monographieënén uit de Calvinistische practijk, hoe Calvijn metterdaad het Roomsche begrip van een zichtbare kerk, die niet verder da7t de institutaire zou loopen, reeds lang te boven was gekomen.

Nu zouden wij voor ons raden, om het breede onderzpek wat Calvijn en de oude Calvinisten ten deze leerden, buiten ons geding te houden.

Immers, het kost heel wat tijd en moeite, om dit duidelijk, om het wete/ischappelijk en om het afdoende uit te voeren.

Maar wil men het, welnu, ook tot dezen arbeid zal men ons bereid vinden, ook al scheen het ons toe, dat-de breede citaten, die Dr. Rutgers onlangs in ons blad uit het «Tractaat ofte Handelinghe van de Kercke" van Mornay du Pless.is aanhaalde en die aan duidelijkheid niets te wenschen overlieten, onze geachte bestrijders overtuigd zouden hebben, dat op dezen akker althans de klaver en de haver meer voor onzen stal dan voor hun ruif te bloeien stond. Toch beelde zich niemand 'in, dat. het einde van onze gedachtenwisseling met Doe. De Cock onbevredigend zou wezen.

Het tegendeel is waar.

Herlees, om u hiervan te overtuigen, slechts wat Doe, De Cock in deze v/oorden belijdt :

Wordt de Doop bediend naar de instelling van Christus, in den naam dus van God Drieëenig, dan is het niet de vraag wat de bedienaar van den Doop ervan denkt of zegt, maar alleen wat God er door verklaart. Daarom kan dan ook de Doop, bediend in eene vergadering die zeer onzuiver is in de leer, als eene wettige. Christelijke Doop worden erkend en de gedoopten moeten worden' erkend te zijn zooals zij zichzelven openbaren te zijn. Naar belijdenis en wandel moeten ze worden beoordeeld. Wel ^ zegt ons de Doop wat zij moeten zijn, maar belijdenis en wandel zeggen ons mat zij zijn. Is die belijdenis eene belijdenis der waarheid, dan worden zij erkend als dezulken, die waardiglijk" den Doop beleven. Is die belijdenis eene kettersche, dan moet de gedoopte na de eerste of tweede vermaning verworpen worden. Tit. 3:10. En toont zijn leven, dat, hij wandelt in strijd met den wandel, die den geloovige betaamt, dan noemt men hem zooals hij zich openbaart en ontziet zich evenmin als Petrus, sommige gedoopten te noemen: en gansch bitter i gal en saraenknooping van ongerechtigheid. En is hij daarna afgesneden van de kerk, dan zeg ik niet: ij is nog lid der zichtbare kerk, want hij is gedoopt; maar ik zeg: iettegenstaande hij gedoopt is, behoort hij niet tot de zichtbare kerk, hij staat er buiten, en is voor mij als een Jood, een Heiden en Mahomedaan.

Met uitzondering van de bedoeling der slotphrase, is dit geheel de uitdrukking ook van ons gevoelen. Ook met de slotphrase er bij. Kennelijk echter bedoelt Doe. De Cock dat • zulk een afgesnedene hem niet als een Heiden zou zijn, vaz.z.x een Heiden., wat hemelsbreed verschilt.

Immers Doe, De Cock is genoeg thuis in de historie der Christelijke penitentie, om te weten, dat een afgesnedene volstrekt niet afgesneden is, om nu verder niet naar em om te zien, maar met het doel, om mede door die afsnijding hem voor Christus te herwinnen.

En komt hij terug, dan wordt hij niet b: handeld gelijk een Heiden behandeld wordt. Volstrekt niet, maar als een afgeoold schaap, dat door den Herder is teruggebracht.

Doch dit ééne verschil daargelatenj blijkt oe. De Cock nu toch geheel te staan op et standpunt waarop ook wij staan. Ook hij toch wil een gedoopte, die niet ot goede belijdenis komt, afsnijden. Nu wij ook.

Doch om te kunen afsnijden moet hij an toch én tot de kerk behoóren én oner uw ambtelijk opzicht staan.

Zoo stemt dus ook Doe. De Cock toe, at de gedoopten buiten onze institutaire erk toch tot de ziphtbare kerk behoóren, f hóe kan hij ze anders afsnijden.' en ook at zijn ambt er over gaat; of hoe kan hij nders te hunnen opzichte handelen ?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 februari 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Met belangstelling volgen

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 februari 1888

De Heraut | 4 Pagina's