GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het gebeurde in den jare 1834

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het gebeurde in den jare 1834

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Doe. WIELENGA.

Volgens belofte geven we hier het vervolg der getuigenissen, voorkomende in ons Nr. van i April.

Stemmen der historie.

Het uitvallen van een regel heeft een der volzinnen uit mijn vorig schrijven verminkt en dies onverstaanbaar gemaakt.

Die volzin moest luiden : Het zij mij vergund even te wijzen op de zeer juiste onderscheiding, die hier wordt gemaakt tusschen kerk en kerkbesturen.^ ook naar Art. 30 onzer confessie, waar de laatste middelen worden genoemd.

Doch hooren we verder ! Het tweede getuigenis dat we bedoelden is het bekende en treffende » OOTMOEDIG SMEEKSCHRIFT van de Geloovigen der Pronincien Groningen en Drenthe; Aangeboden aan Zijne Majesteit omen geecrbiedigden KONING en de Hooge Overheden des Vade'lands, in hunne verdrukking."

Het werd ingediend na het bekende fatale Koninkl. Besluit van 5 Juli 1836.

Met een beroep op de Grondwet Art. 53 76 en 84, yra.gtnzea.]sGere/o-meerdenhe? , c\\srming hunner rechten. Zij betoogen, dat ze door hunne Afseheiding »den naam Gerejormeerd niet hebben verbeurd, " ja zij voegen er bij ; »wij kunnen niet verzaken, dat wij Gereformeerden zijn, hetwelk Uwe Majesteit in, de eerste plaats eischt."

Hun recht op de goederen, »die ten dienste der Gereformeerden en der Gereformeerde leer gegeven zijn, " handhaven ze met kracht, hoewel zij ootmoedig en fier de verklaring laten voorafgaan: »wij wenschen op deze niet te staan, indien onze vijanden daarmede durven verschijnen voor God "

Geheel in denzelfden geest spraken zich de gezamenlijke Chr. Geref. Kerken uit, toen ze voor de eerste maal Synodaliter waren vergaderd. Deze Synode werd gehouden te Amsterdam 2—12 Maart 1836.

Veel wat voorkomt in i> de Voorrede' der Handelingen en in verschillende Artikelen zelve, gaan we stilzwijgend voorbij. Wij zullen ons alleen bepalen tot het uitstekend en vaak aandoenlijk adres, door de Synode aan Z. M den Koning gericht en op een audiëntie 16 Maart 1836 door een commissie aan Z. M. ter hand gesteld, tegelijk met »de Formulieren van Eenigheid".

Zij vragen daarin: »grondwettige bescherming hunner openbare godsdienstoefeningen." Zij meenen daarop recht te hebben »omdat ze zijn de Christel, üeref. kerk in Nederland, kenbaar aan de Formulieren van Eenigheid, n.l. de Belijdenis des geloofs, de Catechismus en de leerregels der Synode van Dordtrecht, opgesteld tegen de verdraaiers der voornoemde leer, in de jaren 1618 en 1619."

Uitdrukkelijk zeggen ze: «Wanneer men het toch aan Uwe Majesteit heeft doen voorkomen en onze onderscheidene adressen aldus heeft uitgelegd, alsof wij door hetgeen geschied is ons afscheiden van de alottde, sedert meer dan twee eeuwen in Nederland openbaar bestaande Oere/ormeerde kerk of gezindheid en een of meerdere aan de kerk of gezindheid vreemdsoortige genootschappen vyillen oprichten; dan moeten wij ditdenkbeeld volstrekt tegenspreken en zonder eenige terughouding betuigen, dat-juist het tegenovergestelde ons uitdrukkelijk, verlangen is."

Dit eene is eigenlijk alreê voldoende om het oordeel der Synode over het aanhangige punt te leeren kennen. Daarom nog flechts vluchtig enkele verklaringen.

»Het kerkbestuur van het in 1816 georganiseerd Nederl. Herv. kerkgenootschap staat in openbaren strijd met de Geref. kerk wij wenschen dan ook dat ons recht gedaan worde, dat wij .niet bestempeld worden met den naam van een nieuw kerkgenootschap, maar erkend als een in waarheid Chr. Geref. kerk." (Hier dus de Geref. kerk in Nederland.) »VVij zijn dezelfde oud-Gereformeerden." »Geen nieuwe secte." i'Geen nieuwe godsdienstige genootschappen hebhen wy gevormd of willen wij vormen, evenmin als de Gereformeerden dit deden in de dagen voor de Dordt. Synode in 1618 en 1619" enz.

Zij vragen »bescherming van het recht dat ze als Geref. Kerk'va. 1815 bezaten." »Wij kunnen niet in gemeenschap leven met zulk een (het Nederl. Herv, ) kerkbestuur."

»De gemeenschap is opgezegd met het Nederl. Herv. Kerkbestuur en het genootschap, dat door hetzelve geregeerd irordt." »Wij behooren tot de in 1815 bestaande Geref. kerk."

»Verkiezen de van ons Afgescheidenen het sedert i8iö bestaande kerkgenootschap te behouden enz."

Nog eens: »Geen nieuwe genootschappen hebben we opgericht noch wenschen we op te richten .... zoo kunnen we aan Uwe Majesteit ook geene nieuwe reglementen of statuten voorleggen enz."

Zij stellen het in de hand des Heeren, zoo de tegenstanders het goedvinden om de kerkgebouwen wedej-rechtelijk in bezit te houden. Altijd leggen ze er nadruk op dat zij zijn, de Geref. kerk, aan welke in de Grondwet van' 1815 hare rechten waren gewaarborgd. Daarop maken ze aanspraak. 't Is nauwelijks neodig de acta der volgende Synoden te laten spreken, zoo eenstemmig, zoo beslist zijn de getuigenissen aangaande dit punt.

Een tweetal uit vele.

Door de Synode van 1840 werd een adres aan Koning Willem II gericht, kort na de aanvaarding der Regeering door dezen Oranje-Vorst. Op een ernstig beklag over het befaamde Koninkl. Besluit d.d. 5 Juli 1836 laat de Synode volgen: «Nimmer toch kan, xs\ti inachtneming der Grondwet en van de Geloofshelijdenis der Geref. Kerk in Nederland, verklaard worden, dat degenen, die met de genoemde Belijdenis bleken in te stemmen, om de vc werping van een tegen Gods Woord strijdend Kerkbestuur, als eene niettwe secte zouden moeten beschouwd worden, hetgen in dit Besluit niet onduidelijk doorstraalt, terwijl de vervolging der gemeenten in hetzelve is verdedigd en gehandhaafd." De Synode van 1849 verklaart: > De Heere heeft sinds 1834 door afscheiding van het Nederl. Herv. Kerkbestuur in dit Land zijn kerk weer geopenbaard."

»De gemeenten bleken door de belijdenis, waarin ze overeenkwamen, en door de regeering, die zij aannamen, geen nieuwe maar de ware Geef. kerk te zijn." »Zij he'b'ien het (Nederl. Herv.) Kerkbestuur verworpen."

Doch genoeg. Het oordeel der Christel. Geref. kerken over hare historische verhouding tot de aloude Geref. kerken in deze Landen is zoo duidelijk en beshst mogelijk-Zij beschouwen zich als de historische voortzetting en openbaring van die kerken, wijl ze met verwerping van het opgedrongen Bestuur van 1816 en door breuke met en scheiding van het opgerichte Genootschap zich naar de Schrift houden aan confessie en kerkenorde dier kerken.

II.

Omtrent het tweede punt kunnen we korter zijn. Wij wenschen daarbij te vernemen hoe de Christelijke Geref. Kerken zich hebben uitgesproken over hare kerkrechtelijke verhouding onderling tot elkander.

Eigenlijk kon hier alleen reeds de mededeeling volstaan, dat zij bij haar uittreden uit het Genootschap van i8i6 weer de kerkorde, op de Dordtsche Synode i6i8—19 aangenomen, hebben aanvaard.

Daardoor worden al aanstonds in beginsel twee dreigende klippen vermeden: die van het genootschappelijke CoUegialisme en die van he Congregationaiistische Independentisme. Niet slechts werd in overeenstemming met de Confessie, raar de Schrift die kerkorde weer aanvaard door de afzonderlijke gemeenten, die zich organiseerden, maar ook de Synode van 1836 sprak, naar Art. 28 barer handelingen, hetzelfde uit.

Uitgangspunt van kerkelijke organisatie met hare class , prov. en synodale vergadering was de plaatselijke kerk met de confessie tot accoord , van kerkelijke gemeenschap.

Van het collegiale, dat de kerk als een-genootschap beschouwt onder een algemeen bestuur, met de plaatselijke kerken als afdeelingen, is in de Synodale Handelingen schijn noch schaduw te vinden.

Wel verre van aan zulk een kerkelijke centralisatie-zvicht te lijden, had men veeleer met independentische neigingen te worstelen. Uit reactie tegen het Genootschapsbestuur, waaronder men gezucht had.

Ten bewijze daarvan herinner ik aan de »kerkeordening van de Gemeente Jezu Christi, welke zich afgescheiden heeft van het in 1816 opgerichte Nederl. Herv. kerkgenootschap, in de Prov. Zuid-Holland, Utrecht, een gedeelte van Noord-Braband en Gelderland, na voorafgaand onderzoek door de opzieners dier Gemeente vastgesteld, op de Prov. Synoden, welke gehouden zijn in Julij en Aug. 1837."

Scholten schreef dan ook later in zijn »Memorie, ingeleverd aan den Hoogen Raad der Nederlanders inzake van Godsdienstoefening: »Ik ontken echter alle deelgenootschap aan zulk een kerkgenootschap, welks bijzondere gemeenten onder het bestuur van ééne Synode staan zouden. Van zulk een genootschappelijk bestaan ben ik een bepaald en verklaard tegenstander, omdat ik als Christen, als Gereformeerde, als Afgescheidene van alle kerkgenootschappen, alleen de heerschappij erken van Gods woord.'

Over eenvormigheid in het stuk van kerkorde en kerkregeering valt dan ook niet te klagen. Eer het tegendeel. Bij het vasthouden aan de zelfstandige plaatselijke kerken werd de band der eenheid met andere kerken wel eens wat al te veel uit het oog verloren door sommigen, ] laat ik maar zeggen, door niet weinigen. De jaren 1846—1854 leggen daarvan een minder aangenaam getuigenis af. Het ging over Art.

r der Dordtsche kerkorde, de zenuw van de presbyteriale kerkregeering tegen de independentische. De verschillende Synoden en met name die van 1849 hebben zich daarover ondubbelzinnig uitgelaten en Art. 31 ook tegenover geliefde broeders, die bang waren weer op de klip van hiërarchie te verzeilen, gehandhaafd. Genootschappelijke hiërarchie uit den giftigen wortel van het collegialisme werd daardoor geweerd, tegelijk met het uit den vreemde hier geïmporteerde independentisme. .

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 april 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Het gebeurde in den jare 1834

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 april 1888

De Heraut | 4 Pagina's