GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ontbreekt dan in Dr. Kleyns

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ontbreekt dan in Dr. Kleyns

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ontbreekt dan in Dr. Kleyns argumentatie, zoo vraagt ge ten slotte, het god* vruchtig bestanddeel geheel?

Geenszins.

Aan het slot toch biedt hij ons een paraenetische toespraak, die u een diep godvruchtig karakter voorhoudt.

Hoofdmotief voor onze kerkelijke gedraging is ook in die toespraak, evenals in het woord der Doleantie, de ecre van den Christus.

Christus is Koning, roept Dr. Kleyn met ons uit. En aan de majesteit van zijn

Koningschap mag niet worden te kort gedaan. De kroon moet op zijn hoofd bloeien.

Zonde is deswege ook hier elke daad of elke nalatigheid op kerkelijk terrein, waardoor de eere van dat Koningschap in zijn volle werking schade lijdt.

Aan dien Koning moet hulde geboden. Met al wat zi]n kroon aanrandt moet gebroken. Wat de majesteit des Hceren te na komt, moet verfoeid.

Dus, zoudt ge zeggen, keurt hij ook de daad van den Amsterdamschen kcrkeraad goed. Te Amsterdam wilde men den kerkeraad dwingen, om tegen de eere Christi te handelen, zijn heilighedcn te ontheiligen en tegen zijn Woord in te gaan.

Dat weigerde Amsterdams kerkeraad. Dies moet hem dus lof gebracht.

Doch neen, tot die conclusie komt Dr. nKleyn niet.

Vlak omgekeerd luidt zijn oordeel. Ds. Van Son c. s., die weigerden den Modernen den toegang tot het heilige Avondmaal te ontsluiten, hebben den Christus weerstaan, en Ds. Adriani c. s., die hun dien toegang ontsloten, hebben den Chris­tus geëerd.

Orakeltaal, zult ge zeggen.

Doch luister. De redeneering, die dit ongerijmde goed­ praat, is aldus.

Christus is Koning. Hij regeert uit den hemel zijn kerk op aarde. Hij doet dit niet enkel door ze te doen wandelen op paden van zuiverheid, maar door veel opgeworpen stofwolken heen. Soms is zijn kerk krank en hij geneest ze weer. Maar welk lot ook zijn kerk wedervaart, altijd is hij haar Koning, haar Bestuurder, haar Priester, haar Reformateur.

Indien dus Christus het goed acht, dat zijn kerk in ons land op dit oogenblik door een valsche vermenging heenga, en ongeloovigen met geloovigen aan zijn Tafel aan­ zitten, dan moet Hij dit weten.

Ook onder dien storm staat hij aan het roer, en zal het scheepke zijner kerk in veilige haven brengen.

En als nu een menschenkind den euvelen moed grijpt, om te midden van zoovee) ellende iets te doen, waardoor met de geeselkoorde de kooplieden uit den tempel worden gedreven, dan is dat een gansch onbetamelijk ontwringen aan Christus van aijn heerschschappij, een aanranden van zijn Koningsmacht, een doen tanen van den luis ter van zijn kroon.

De Doleantie was zulk een stuiting van het kwaad.

Derhalve is de Doleantie een aanranden van Jezus' Koningseere.

En omgekeerd Dr. Vos c. s. hebben de stuiting van het kwaad tegengehouden.

Derhalve óét was eeren van de Koningseere van den Gezalfde Gods.

Vrceslijk, niet waar?

En toch, oordeel niet te hard. Ook Dr. Klcyn is niet ontkomen aan de bekoring van dL\e.pantheïstische beschouwing ten opzichte van de verhouding tuss., hen goed en kwaad, die heel onze geestelijke atmosfeer doortrokken heeft.

Het pantheïsme kent nooit anders dan het stil doorloopend proces.

Een proces waarbij uit het kwaad het goed, uit het onheilige het heilige rijpt, en waarbij alzoo feitelijk het volstrekt verschil tusschen goed en kwaad, evenals de onderscheiding tuischen de eerste en de tweede oorzaak wordt weggenomen.

Zoo nu is hem ook het leven van de kerk een pantheïstisch proces, waarin Christus als Koning zijn doeleinde najaagt. Een proces waarbij het door goed en kwaad gaat; en waaruit ten slotte de triomf der waarheia zal voortkomen. En daarom mag dit proces niet gestoord. Het kwaad mag niet gebroken. De lijn ma^ niet doorgesneden. Wam in dit proces is ook het kwaad een schakel, en door alle schakels van die keten gaat Jezus' Koninklijk regiment.

Wie eenigzins kenner van het werk des Heeren in zijn kerk is, voelt terstond, waar hier de feil schuilt.

Christus’ regiment is namelijk van tweeerlei aard. Er is in dit regiment een werk dat hij zelf rechtstreeks volvoert onder de volken, in zijn kerken en in de harten der menschen; en er is een ander deel werks, dat hij volvoert middellijk door menschen, door zijn kerken, door de volken.

Die twee deelen van zijn regiment liggen duidelijk geschiden door zijn Woord.

Al wat óf het Voorzienig bestuur óf de werking van den Heiligen G eest betrft, gaat rechtstreeks van hem uit; daarin is de mensch volkomen lijdelijk en machteloos; daar kan geen mensch ook maar aan reiken.

Stelt dus iemand zich aan, als kon hij Voorzienigheidswerken doen, of den Geest bevelen, dan randt zulk één, ook al handelt hij in godvruchtigen waanzin, zeer stellig de eere van den Christus aan. Dat komt den mensch niet toe.

Daarentegen al wat in het Woord aan menschen, hetzij ambtelijk, hetzij persoonlijk bevolen is, oefent de Christus niet zelf, maar iniddellijk door zijn dienareji uit. Hij is wel in dat werk, en wel komt er hem alleen de eere van toe, maar toch hij werkt dit niet rechtstreeks, overmits hij het zelf aan menschen heeft opgedragen.

De vraag, waarop het hier aankomt, is dus slechts, of de zuivere bediening van Woord en Sacrament en de instandhouding van de daarop gerichte kerkenording behoort tot hetgeen Christus als Koning rechtstreeks Werkt, dan wel tot dat deel van zijn regiment, dat hij middellijk uitoclent door menschen.

En nu staat het vast, en ook Dr. Kieyn zal het niet weerspreken, dat én de bediening van het Woord én de bediening van het Sacrament én de daarop gerichte ordening der kerken zeer stellig behoort tot het laatste deel, en door Christus zelf aan menschen aanbevolen, nooit anders dan door menschen verwerkelijkt, door menschen bedorven, door menschen gezuiverd, en alzoo door menschen gereformeerd is.

Natuurlijk niet alsof de daad des menschen hierbij tegen de daad van Christus overstond. Integendeel. Al wat de mensch in de kerk van Christus doet om haar te bouwen en te planten, te zuiveren en te reformeeren, doet de mensch als instrument^ onder aandrift en prikkel van Christus uitgaande, onder de bewerking van zijn Geest en onder gebondenheid aan zijn Woord. Maar nochtans de mensch is het instrument waardoor het tot stand komt.

Heeft nu Christus den mensch geboden de bediening van zijn Woord zuiver te hou den en toe te zien dat zijn Sacrament niet ontheiligd wordt, dan is de mensch ook verplicht om dienovereenkomstig te handelen.

Handelt nu de mensch «? > ^ dienovereenkomstig, dan blijkt hieruit, dat hij geen instrument is en buiten de leiding van Christus' Geest staat.

Daarentegen handelt hij wel naar dat gebod, dan is dat een blijk, dat de Geest het Woord in hem levend maakt, en dat Christus hem als instrument gebruikt.

In het eerste geval zondigt hij en sluit zich van den Christus af. In het tweede doet hij zijn plicht en is nochtans een onnutte dienstknecht.

Tot zijn pantheïstisch getinte theorie van Christus' Koningseere is Dr. Kleyn dan ook alleen kunnen komen, door de middellijke werkaaamheid van den Christus door menschen af te snijden of voorbij te zien.

Hij heeft Christus' Koninklijk regiment, dat in de vrijheid des Geestes staat, geschoeid o*p de leest van het gebonden natuurproces.

Hij heeft zich zelf weersproken, toen hij de Reformatie der i6de eeuw loofde, en nochtans elk inprijpen van menschen in het lot der kerk veroordeelde.

En ook nu kan hij zijn oordeel over de Doleantie slechts ddn waar maken, als hij het bewijs kan leveren, dat de handehng van den Amsterdamschen kerkeraad niet naar het Woord was en niet onder de be zieling des Heiligen Geestes plaats greep.

Toch wachie men zich wel daarom Dr. Kleyn niet te veroordeelen.

In Darwins eeuw komt niemand van de academie of hij heeft uit den bedwelmenden bt^ker van het pantheïstisch proces gedron ken, en wie daarbij, gelijk Dr. Kleyn, Gereformeel de sympathieën koestert, loopt o, zoo groot gevaar, om de leer van Gods raad en welbehagen met hét naturalistisch proces te verwarren.

Vandaar dan ook heel het standpunt door Dr. Kleyn in dezen strijd ingenomen. Wie zich aan de bekoring van dit valsche proces ontworstelde, zal ijveren om in elke worsteling van de Kerk met de Wereld, met de Overheid en met de Wetenschap, steeds met hand en tand het recht der kerk van Christus op een eigen aard en plaats en karakter te verdi, digen.

Zoo deden het dan ook de heerén Rutgers en De Savornin Lohman.

Zij voelden terstond hoe ook in dezen strijd de Staat, de Wereldmacht, het aardsche Recht de Keik van Christus afdrong van haar zelfstandige positie, en zij spoorden in de historie elk stroospiertje op, dat strekken kon, om in dien strijd de vrijheid van de kerk van Christus te verdedigen.

Dr. Kleyn daarentegen in zijn naturalistische nevelen, was er op uit, om in die historie bij voorkeur al datgene bijeen te zamelen, wat strekken kon, om de macht van den Staat over de Kerk en de onder worpenheid der Kerk aan het aardsche Recht sterk te doen uitkomen.

De heeren Rutgers en Lohman voerden het pleit voor de Kerk van Christus tegen den machtigen invloe^ der Wereld, die haar gestalte vervormen wide. Hij daarentegen nam het op voor die verwrongen gestalte, waarin de Wereld de Kerk van Christus poogde in te dringen.

Consequentie van zijn stelsel is daarom, dat het aaidsche Recht heel de Kerk overheersche, en daarbij van de Kerk eischt dat ze in den vorm van dit aardsche Recht zich voegen zal, loopt zijn stelsel^ gewisselijk tegen zijn bedoelen, uit op seculariseering; van het kerkbegrip.

Het zij zoo!

Dit streven is niet nieuw in Christus' kerk, en nog steeds ligt in het Woord de macht om er weerstand aan te bieden.

Slechts éën verzoek mogen we daarbij niet terughouden.

Als Dr. Kleyn ons weer een vrucht van zijn vroegrijpe gedachten biedt, zij hij althans consequent in zijn eigen lijn.

En dat was hij nu niet.

Immers zijn grondslag voor de eenheid der kerk tegenover de enkele kerken zoekt hij in - 4^ eenheid van het Lichaam van Christus, " .sn dienovereenkomstig postuleert ook hij een wereldkerk.

Maar als hij dan op dien grond staande oordeelt, dat de enkele'k& rkQa alle vrijheid en zelfstandigheid hebben ingeboet tegenover de landskerk; eilieve, wat rechtheeft dan die landskerk op vrijheid en zelfstandigheid tegenover de wereldkerk?

En waar ter plaatse in Gods Woord kunt gij den grond voor uw beweren vinden, dat wel de /««^ikerk handelen mag zonder de werelctk^xV, maar niet AQplaatselijke kerk zonder de kerk van het land}

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 april 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Ontbreekt dan in Dr. Kleyns

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 april 1888

De Heraut | 4 Pagina's