GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naar aanleiding van de te Amsterdam geouden Conferentie schrijft de Boodschapper;

Vele Chr. Geref. broeders kunnen maar nietbegrijen, waartoe toch »die drukte over het Statuut van 1869" dient. Het ging onder ons toch xoo goed, eggen zij. God zegende onzen arbeid. V.'i; ; ^n nu de oleerenden met ons in dezelfde richting voortwerkea, onder dat er iets behoeft veranderd te worden, dan s het ons wél Doch waartoe behoeft dat xStatuut" u de wereld uit? Het hindert immers niet, hoe wij ij de Regeering bekend staan. Onze kerkregecring is r even goed gereformeerd om. De kerk der raderen s toch maar een inbeelding. In de i6e eeuw traden r nieuwe kerken op; zoo ook nu.

Hiertegenover zouden wij wel de vermaning van en Apostel Paulus in herinnering w^illen lirengen: Laat ons dan elkander niet meer oordeelen, maar ordeelt dit liever, dat gij den broeder geen aanstoot of ergernis geeft. Het is goed geen vleesch te eten noch wijn te drinken, noch iets waaraan uw broeder ich stoot, of geërgerd wordt, of waarin hij zwak is." (Rom. 14: IJ en 2I)

De quaestie van het «Statuut" is nu eenmaal ter tafel gebracht, en het wordt meer en meer helder dat de Doleerenden er een ernstig bezwaar tegen hebben. Zij '"SS'" zulks niet alleen, maar geven er ook de redenen voor op.

Het is waar, het hindert de Chr. Gei. Kerk o^ zichzelf niet, dat de Regeering haar voor ecne nieuwe stichting houdt. Maar wel hindert het haar (zeggen de Doleerenden), dat zij daartoe zelve aanleiding gaf. De Chr. Geref. gemeenten hadden zich nooit gezamenlijk als ééne landskerk bij de Overheid moeien bekend maken Het is onze eer als Christenen — zoo is, raeenen wij de bedoeling der Doleerenden — dat wij de ware, echte, geiuiverde kerk van Christus in haar zichtbaren stand pogen te houden, en geen aaaere o{ nieuwe kerk zoeken. Het is onze eer, dat wij bij het licht des Heiligen Geestes trachten voort te bouwen aan dezelfde 1 kerk, waarvan onze in Christus ontslapen vaderen deel uitmaakten En als nu de Overheid tot ons (Doleerenden) zegt: Gij zult toestemmen, dat ge iets anders hebt opgericht dan uwe vaderen bouwden (dus toestemmen, dat ge niei gr-reformeerd, niet hervormd zijt in den historischen zin van het woord), of wij erkennen u niet ; zie, dan antwoordt elk getrouw nakome ling van de geref. vaderen: dat stem ik nooit toe; gij, Overheid, moet mi onder den ouden familienaam erkennen, en anders iever in 't geheel geen erkenning.

Bedriegen wij ons niet, dan leefde ditzelfde ook in het hart van die Chr. Gereformeerden, die vroeger als „Geref. onder het kruis" bekend stonden.

Dat de Chr. Gereformeerden tegenwoordig in andere gebeuwen samenkomen dan de vaderen, maakt hen in geenendeélc algescheiden in den slechten zin van het woord. Of zij in een kasteel wonen of in een hut, doet aan hun wezenlijk bestaan niets toe of af De Doleerenden doen hetztl/de. Maar de Doleerenden zien het verkeerd separatistische hierin, dat de Chr. Geref. in 1869 door hun kennisgeving bij de Overheid hun verwantschap met de kerk der vaderen, hun geestelijk adellijke herkomst niet genoeg in eere hielden, en zoodoende hun wettige rechten lieten varen. Dit schijnt hun misschien zelfs eenigerraate een bedekte, ofschoon onbewuste verloochening van het werk vaii Ghristus te zijn — die als de Koning der Kerk haar in ons land bleef bewaren en beschutten, ondanks al het drijven der valsche besturen.

De meer separatistisch gezinden vatten weinig of niets van dit geraoedsbezwaar Zij noemen het strijden I voor het blijvend karakter van een en dezet/de kerk slechts het strijden-voor een idéé, en spreken over het streven en begraven van kerken, alsof dit slechts een kleinigheid ware. Run kerk noemen zij even gerust I nieuw als de kerken der l6e eeuw (hoewel het woord i reformatie geheel iets anders beteekent). Zelfs beweren ; zij dat er nooit een vrije gereformeerde kerk in ons land geweest is vóór 1834, en dat zij daarom des te meer nieuw mag heeten.

Zulk verschil van beschouwing zal wel altijd blijven, evenals het vroeger b. v. tusschen Lodenstein en Voetius aan te wijzen, was. Hetzelfde verschil bestaat èn bij de Doleerenden, èn aan den kant der Chr. Gere formeerden. Met den tijd, als men aan elkanders bijzijn gewend is, doet echter de scherpte van dit verschil zich minder gevoelen. De twee stroomingen kunnen elkaar dan in evenwicht houden. De een gevoelt meer roeping om voor inwendige zuiverheid en behoorlijke omtuining van de kerk te waken en de ander om zooveel mogelijk bijeen te vergaderen buiten den afgezonden kring en hetgeen afgedreven is binnen de rechtmatige grenzen te lokken. En nu moge het in sommiger oog schrikkelijk overdreven schijnen, de ambtelijke roeping uit te strekken zoowel tot de «Her vormden" als tot de Roomschen — aan de andere zijde kan men den Doleerenden ook kwalijk den eisch stellen, dat zij de gedoopte en belijdende leden der Herv. kerk, die zij pas verlieten, als heidenen en tollenaren zullen beschouwen of behandelen, dewijl zij. nog in een valsch instituut huizen. Doch in het ware instituut, in de gereformeerde Kerk hebben zij geen stem of invloed meer. Synodale leden of kerkeraden worden, zoolang zij zich tegen de leformatie stellen, niet meer erkend als recht hebbende, om mee de belangen der gereformeerde kerken te regelen. De Doleerenden willen hen als kranken verplegen in aparte vertrekken, maar niet als huisgenooten in de kerkelijke woonkamer toelaten, zoolang zij niet hersteld zijn.

Maar waarom zouden de Chr. Geref zich wat die verhouding tot de Hervormden en de wegneming van het «Statuut" betreft niet willen schikken naar het bezwaar der Doleerenden ? Te meer, omdat de Doleerenden wel met op statuten erkende kerkeraden willen onderhandelen (zooals door Dr. Kuyper en Dr Rutgers op de conferentie gezegd is). Men be hoeft dus alleen de gezamenlijke kennisgeving der Ch Geref gemeenten te vervangen door afzonderiijke kennisgevingen van de enkele gemeenten, waardoor bovendien alle schijn wordt weggenomen, alsof men in 1869 een hiërarchische landskerk met onderdeden had opgericht evenals in I8I6.

Gelijk bekend is, zijn in de classis Varseveld een paar gemeenten, die indertijd niet meê wilden gaan met de gezamenlijke aangifte bij de Overheid. Toch worden zij op de meerdere vergaderingen erkend. Zal men dan nu niet evengoed het gemoedsbezwaar der Doleerenden eerbiedigen ?

Zelfs Ds Beuker heeft gelegd: wij lijden geen schade als het reglement van 1869 valt Als de De leerenden wilden tornen aan het werk van 1834 dan ware het geheel wat anders, doch het beginsel der scheiding aanvaarden zij mede. Dr. Rutgers heeft op de conferentie gezegd, dat' hij de terminologie van Ulrum en Genderen overneemt. Welnu, laat dan vrij het reglement van 1869 verdwijnen, als slechts de goederen plaatselijk verzekerd zijn. De kerkelijke band blijft even hecht, óf de Chr. Geref moesten slechts kunstmatig'zijn saamgebonden door dat «statuut" (wat niet het geval is), maar dan ware verbreking van zoodanigen band hoogst wenschelijk, waar de Chr. Geref kerk betere vastigheden heeft dan dit onbeduidend reglement.

Naar de deputaten zich uitlieten, zullen de Doleerenden nu ook wel spoedig officieel aanzoek doen bij de Synode der Chr. Gereformeerde kerken om tot vereeniging te geraken, en wij vertrouwen, dat dit aanzoek een goed onthaal zal vinden. Het zou onkerkelijk zijn de vereeniging van allen, die dezelfde belijdenis en dezelfde kerkenorde willen, tegen te werken, tenzij het een of ander groot belang dit gebiedend vorderde. Maar juist omgekeerd pleit alles voor de vereeniging. Zij zou zijn tot eere Gods, in het belang van de handhaving der belijdenis, van de tuchtoefening, van de wetenschap en van de politiek. Al begon men voorloopig slechts met vereeniging in de meerdere verga detingen, zooals is voorgesteld, dan zou de plaatselijke samengroeiïng vanzelf volgen. Geve God, dat geen menschelijke tegenstand dit goede werk verbindere!

Voor dit in hooger«n zin irenisch woord zeggen we den geachten redacteur hartelijk dank.

Hij had nog meer kunnen zeggen.

Hoe rauw keuriger toch de akten der historie onderzocht worden, hoe duidelijker het wordt, dat de Vaderen der beweging van 1834 geheel dachten als thans de mannen van de Heraut, en het bijna in geheel dezelfde woorden uitdrukten.

Wel terdege was er in r834 en evenzoo in 1886 scheiding en afscheiding; maar afscheiding niet van de kerk van Christus, niet van de Gereformeerde kerk, niet van de kerk der Vaderen; neen, scheiding en afscheiding was en is er toen en nu eeniglijk van het Hervormde kerkbestuur en het door dit Bestuur gecreëerde Genootschap

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 april 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 april 1888

De Heraut | 4 Pagina's