GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

We beloofden nog terug

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

We beloofden nog terug

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

We beloofden nog terug te komen op de actie-Van Ronkel. Critiek mocht hier niet uitblijven.

En dan merken we het volgende op.

I°. De 80 leden van den Amsterdamschen kerkeraad zijn op schandelijke wijze door de Synode uit hun ambt en naakt aan den dijk gezet, omdat zij in zake het Beheer eene regeling hadden goedgestemd, waarin de Synode rebellie zag.

Door de hoogere kerkbesturen is hangende dit proces verklaard, dat de regeling van het Beheer in 1875 tot stand gekomen even schandelijk was en in niets mindere mate rebellie.

Deze regeling van 1875 nu was het werk van Dr. Van Ronkel.

Derhalve, hadden de kerkbesturen in 1875 denzelfden maatstaf toegepast, dien zij toepasten in 1886, zoo zou ook Dr, Van Ronkel naakt aan den dijk zijn gezet.

Gaat het nu aan, dat Dr. Van Ronkel, die hetzelfde in 1875 bedreef, wat de 80 in 1886, zoo het heet, misdeden; en die alleen vrijliep, omdat destijds de Synodale verbolgenheid nog sliep, die in 1886 opstoof; zich thans aanstelt als ging noch de voorgewende fout noch de mishandeling der 80 kerkeraadsleden hem aan, en als kon deze brandende raket uit het Conflict in zijn kerkrechtelijke bedenking tegen 6.t Doleantie gesmoord worden.

2°. het proces over het Beheer is te Amsterdam, gelijk ook aan Dr. Van Ronkel en de zijnen bekend is, niet ontstaan over het Beheer zelf, maar over een ^^/(^^/^^««^.jtie. Hij weet, hoe de tegenpartij erdeBeheersquaestie slechts voorschoof, om haar conscientie te stillen en het onnadenkend publiek op haar hand te krijgen, maar hoe voor Gods oog de zaak altoos zóó lag en nog steeds zóó ligt, dat de strijd opkwam en gestreden' is alleen om de heiligheid van des Heeren Nachtmaal.

Hij weet, hoe aan den kerkeraad het imperatieve gebod is gegeven, om een 200-tal jonge personen, die van hun loochening van den Christus geen geheim maakten, desniettemin tot het heilig Avondmaal toe te laten, en hij kan voor Gods aangezicht niet staande houden, dat de kerkeraad niet geroepen was, om voor de heiligheid van het Sacrament te waken.

Gesteld dus al, dat hij beweerde : „Gij kerkeraad, hadt op andere wijs dit doel moeten najagen!", dan blijft toch altoos: a, dat te Leiden alle poging om het op andere wijs te bereiken, feil ging en op smaad voor 's Heeren kerk uilliep; b. dat nog nergens elders eenige andere uitweg, die tot het doel leidde, aangewezen is; en c. dat feiling in de keus der middelen de 80 kerkeraadsleden in!^Dr, Van Ronkels oog nooit schuldig kan stellen, Laudetur voluntas!

3°. Eer de broederen, die op de actie-Van Ronkel ingaan, aan de Doleantie toekomen, hebben ze zich dus in juiste verhouding te plaatsen tot het Amsterdamsch Conjlict, waaruit de Doleantie geboren is.

Ze kunnen noch mogen hierover heenstappen, omdat de broederen die te Amsterdam zijn afgemaakt, recht meenen te hebben om zich te beklagen over ontstentenis van trouw en tekortkoming in broederlijke liefde.

Afgescheiden van allerlei verschil over methode, is het één strijd dien we dusver saam in en buiten Amsterdam tegen de Godonteerende Synode en de Christusverloochenende leervrijheid, en den hoovaardigen afval van Gods Woord gevoerd hebben. Trouw nu eischt, dat men in zulk een strijd elkander bijsta en helpe, en als ge ziet dat de vijand er een uit uw kring moorden wil, hem aanstonds te lijf gaat om uw broeder te ontzetten.

En dit nu hebben deze broederen niet gedaan.

Er zij oprechtheid, en kloekweg spreke men over en weer uit, wat op het harte ligt, maar te Amsterdam is het feit van algemeene bekendheid, dat in de dagen van bange spanning, toen de Synode ons vermoorden ging, Dr. Van Ronkel wel in het gezelschap onzer tegenstanders is gezien, maar ons meed en verre bleef. En evenzeer is het van algemeene bekendheid, dat vele andere broederen er wel mee in zaten, en ook wel een adres van adhaesie inzonden, maar dat er totaal ontbroken heeft een energieke poging van het broedercorps, om al het gewicht van zijn persoon en positie en aantal ten behoeve der vervolgde broederen in de schaal te werpen.

Ware het goed geweest, dan had Dr. Van Ronkel en dan hadden zijn medestanders niet nu eerst, ? «fl«r reeds den ^den januari 1886 onmiddellijk een congres moeten uitschrijven, om in Utrecht of waar ook saam te komen, en met klem van woorden aan de Synode te kennen moeten geven: „Z00 ge hen aanrandt randt ge ons aan. We staan en vallen met onze broederen!

Had de Confessioneele partij dat eerbesef, die riddertrouw, dien hoogen moed betoond, geen quaestie of heel de kerkelijke quaestie ware tot oplossing gekomen.

Nu echter is men schuchter en angstig van verre blijven staan. Men heeft afgewacht hoe het uit zou loopen.

Zoo is de aangevallen groep door wilkeur, overmacht en trouwloosheid afgemaakt. En nu, nu van achteren komt men aandragen met een protest tegen de organisatie.

Het zij zoo!

Ook bij dit teeken van beter levensmoed zullen we ons wel wachten ons tegen onze broederen te stellen, Êer zullen we hen aanmoedigen. Ons hart is ruim genoeg om te vergeven.

Maar eer we daaraan toekomen, moet de sluier van de droeve feiten afgenomen, die zoover de historie onzer kerken reiken zal, tot in lengte van dagen tegen de conscientie en tegen de broedertrouw van deze mannen zal blijven getuigen.

Willen ze dit nu van achteren erkennen; willen ze toestemmen, dat ze nu inzien, anders te hebben moeten handelen; en nemen ze alzoo deze ergenis uit het midden der gemeente weg, dan is het ons wel, en vinden ze den toegang tot ons broederhart geopend.

Maar wat we nooit zullen gedoogen en wat onzerzijds steeds op onverzoenlijk verzet zal stuiten, is elke poging om dat verleden toe te dekken ; er over heen te werken ; en nu aan allerlei bezwaren, die men tegen de Doleantie heeft, een vrijbrief te ontleenen, voor de schuldige houding tijdens het Amsterdamsch Conflict.

En 40. de Doleantie is uit het Amsterdamsch Conflict voortgekomen.

Dit weet heel het land!

De vervolgde, straks onschuldig gemoorde broederen van Amsterdam hebben opzettelijk hun proces alle stadiën laten doorloopen, opdat wel en duidelijk blijken zou, of de kerk als geheel, het Genootschap in zijn totaliteit, het geïnstitueerde lichaam in al de rangen zijner hiërarchie, het aan zou durven, om een Christusloochenaar aan het hoofd der Synode te mainteneeren en trouwe dienstknechten des Heeren uit te werpen.

Zij hebben zich daarvoor allerlei smaad, ongelooflijke moeite en ongehoorde kosten getroost. Ze wilden niet dat men zou kun­ nen zeggen: Een enkel bestuur, niet het Genootschap wierp u uit. Ze wilden weten, of heel de kerk als kerk opgeroepen hen misschien nog handhaven zou.

En eerst toen dit bleek niet zoo te zijn, toen heel het Genootschap, heel de Hiërarchie, in alle besturen, tot in de Synode, bij monde van alle partijen het kerkelijk doodvonnis over belijders des Heeren door een Christusloochenaar deed uitspreken, toen hebben ze gezegd: Nu is de mate volgemeten! en hebben ze gebroken met deze Hiërarchie en niets meer van doen willen hebben met heur gezelschap of genootschap.

In dit Amsterdamsch proces is alzoo de goddeloosheid der Synode en deonbekeerlijkheid van haar Genootschap en de ongeneeslijkheid van haar organisatie eerst recht aan het licht getreden; en zoo eerst kwam de Doleantie en gaf men allerwegan. de hope op „reformatie door reorganisatie" op.

En nu staat het natuurlijk aan Dr. Van Ronkel en de zijnen, indien ze op dit alles een ander oog hebben, volkomen vrij om toch op den reorganiseerenden weg voort te gaan. Ieder onzer staat en valt den Heere

Maar wat hun niet vrij staat is, om nogmaals de reorganisatie ter sprake te brengen op platonischen, beschouwenden toon, alsof er zulk een gruwel als de Kerkelijke moord der Belijders van den Heere Christus niet geschied ware.

Dit is onhistorisch. Dit is buiten de werkelijkheid wandelen. Het is, het paard, dat in den hoefstal moet, een schootsvel over den kop binden. Het is niet goed voor God.

Neen, zullen deze broederen metterdaad bedestonden gaan houden, dan zullen ze eerst hun oogen hebben te openen voor den waren stand der kerkelijke verhoudingen.

En als ze dat gedaan hebben en, hoewel op eigen standpunt blijvende, hun broederen recht hebben laten wedervaren, dan kunnen ze verder komen.

Maar zwijgen over wat al deze beroering in Israël bracht, en doen alsof er niets geschied ware, kan niet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 mei 1888

De Heraut | 6 Pagina's

We beloofden nog terug

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 mei 1888

De Heraut | 6 Pagina's