Aan de redactie van De Heraut.
Aan de redactie van De Heraut.
Den Weleerwaarden Hooggeleerden Heer, den Heer Prof. Dr. A. KUYPER.
Hooggeleerde en geliefde iroeder!
Mag ik u even melden, dat ik — na lezing van uw tweeden leader in De Heraut, 'üo. 543, 2de pag., kolom 4 — geloof, dat wij thans zijn, waar we als Christelijke Gereformeerden zijn wilden?
Inzonderheid na de lezing van dit gedeelte:
»En wat aangaat de schier eenige bedenking van den tegenstander, die metterdaad weegt, de vraag n.l.: Met wie vereenigen wij ons ? — ook deze bedenking is voetstoots en in minder dan een ommezien weg te nemen.
Immers, de kerken, die in doleantie kwamen, houden registers of lidmatenboeken, die zij duplicaat-lidmatenboeken noemen, en feitelijk kan er geen andere vereeniging tot stand komen, dan met hen, die de'facto op deze duplcaat-lidmatenboeken staan. Alzoo een bekende grootheid."
U zult terstond begrijpen, wat ik hiermee bedoel.
Mag ik het in uw blad even anderen zeggen?
Welnu dan, na bovenstaande verklaring kan, dunkt mij, geen enkele Christelijke Gereformeerde bezwaar hebben opzichtens de vraag: »Met wie moeten wij ons vereenigen? " Ook dit is nu zoo klaar als de dag. Ik twijfel er dan ook geen oogenblik aan, of de broeders Beuker, Littooy e. a. zullen met dit antwoord van De Heraut volkomen voldaan en er u van harte dankbaar voor zijn.
Slechts rest, om tot de zoo noodzakelijke vereeniging te komen, nu nog van de zijde der Christelijke Gereformeerde kerken, dat deze het reglement van '69 plaatselijk maken.
Welnu, de synode van Assen — houd u daar verzekerd — van, zal op die klip de vereeniging niet laten stranden, dit waarborgt ons haar Gereformeerd karakter.
Nog deze vraag: Zou het niet noodig zijn, dat wij wederzijds van nu af al wat naar haspelen ook maar eenigszins zweemt, voor altoos den kop indrukten en daarentegen de plaatselijke kerken elkander uitnoodigden nu en dan saam te komen tot een ure des gebeds ? Elkander te zien en te spreken, de conferentie van 10 April bewijst het, vermag onder den zegen des Heeren zooveel. Niet het minst als men saamkomt tot het gemeenschappelijk gebed en tot het gebed des geloofs. En hiermede, waarde broeder, heb ik het genoegen mij te mogen noemen,
Uw oud-discipel en broeder in Christus,
Hattem, 18 Mei 1888.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 27 mei 1888
De Heraut | 4 Pagina's