GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Gen is uw Vader!”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Gen is uw Vader!”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En gij zult niemand uwen vader noemen op de aarde: ant één is uw Vader, namelijk die in de hemelen is. Matth. 23 : 9.

De Heilige Schrift spreekt geen hiëroglyphen spraak, maar menschentaal.

Als er dus staat: »Gij z-alimtmaxid uw vader noemen op aarde!"— dan heeft dit niets uitstaande niet den vadernaam, die op uw lippen komt, als ge spreekt tot den man die u heeft gegenereerd. Het »eert uw vader en uw moeder'', verliest door dit strenge zeggen van Jezus niets van zijn kracht.

Op heel iets anders doelt dit dringend verbod, om toch niemand uw vader op aarde te noemen, en wel op een kwaad, dat in onze eeuw nog veel strenger bestrijding en kastijding noodig heeft, dan in de dagen toen Jezus het uitsprak. »Vader" slaat hier op hetgeen gegenereerd is in onzen geest.

Wie niet dommelt, maar leeft, niet droomt maar wakker is, niet omloopt met een leeg hart en een ijl hoofd, maar het hart met zielskracht verrijkt, het hoofd met een wereld van gedachten bewoond heeft, voelt dat hij die heilige spanning zijns harten, dat hij dien schat van zijn denken niet uit zich zelf heefl.

Eens was hij arm. Er was een tijd, dat hij niet zag wat hij nu ziet, niet bezat wat hij nu bezit. En sinds is bij tusschenpoozen, bij

tempo’s, van lieverlee die schat hem toege­ tempo's, komen.

Wat hij heeft, ontving hij. Ontving hij onder den invloed en door de mededeeling van anderen.

En als hij zich nu rekenschap geeft, op wat wijs die verrijking van zijn hart plaats greep, dan denkt hij aan personen die hij sprak, aan kringen waarin hij verkeerde, aan boeken die hij las, aan indrukken die hij onderging. En uit dit alles verklaart hij zijn innerlijk leven.

Nu is er tweeërlei soort onder deze innerlijk verrijkte personen.

Er zijn er die in het mengelmoes lust hadden, en er zijn er die, het mengelmoes hatend, behoefte hadden aan eenheid, vastheid en organisch verband in hun aandrift en in hun gedachtenwereld.

Die eersten weten van geen gegenereerd zijn. Ze zijn opzamelaars geweest, die van alle boomen plukten, of soms erger van hun hoofd en hart een pandjeshuis maakten.

Dezulken spreken dan ook nooit van een geestelijken vader. Van alles wat en ten slotte niets degelijks, is hun droeve levensleus geworden.

Maar zoo zijn die anderen niet. Zij zijn geen kapellen die op alle bloemen vliegen, maar lieden die onder hun eigen vijgeboom en wijnstok nederzitten.

Zij dronken niet uit alle wateren, maar uit een uitgelezen bron. Van de vrucht drongen ze naar den stam door. Met dorst naar eenheid en vastheid in het hart, voelden ze zich aangetrokken tot een machtig man van beginselen. Diens vastheid boeide hen. In diens gedachtenwereld leefden ze in. Door diens woord lieten ze zich prikkeleUi Diens adem heeft hen bezield.

Zij weten dus wel van wien zij het hebben. Zelfs stellen ze er prijs op dit te weten en uit te spreken. Ze hebben er één aan wien ze heel de richting van hun leven danken. En met dien ééne dwepen ze nu. Want hij wierd hun geestelijke vader. Hij heeft ze bezwangerd. Of wilt ge, hen geestelijk gegenereerd.

En dit nu kan tot zonde worden en in kwaad omslaan.

Zoo was het in Jezus' dagen, toen onder de Joodsche godgeleerden enkele mannen van ontzettende denkkracht hoofden van scholen wierden, en door hun volgelingen bijna afgodisch als hun »vader" vereerd wierden.

En daartegen is het dat Jezus opkomt; want dat komt de eere zijns Vaders te na.

Wat mensch u ook bezielde of rijk maakte, nooit was die mensch iets anders dan instrument in de hand des Heeren.

Een mensch mag het u hebben aangedragen, maar het kwam u uit de hemelen toe.

Alle goede gaven zijn niet uit menschen, maar afdalende van boven van den Vader der lichten.

En daarom niet een mensch, maar God zelf is het alleen die u geestelijk genereerde.

Hem en Hem alleen komt daarvoor de lof en de eere en de dank toe.

En daarom zult ge niemand uw vader noemen op aarde, want één is uw Vader t. w. uw Vader die in de hemelen is.

Wil dat zeggen, dat daarom de verbondenheid, de innige verknochtheid aan dien mensch van wien God zich bij u bediende, zonde zou zijn?

Integendeel. Ook op het instrument mag en moet prijs gesteld, en onnatuurlijk zou het zijn geen zielsgemeenschap met den verrijker van uw hart te gevoelen. Niet alle starren ook aan dezen hemel hebben denzelfden glans, en het is Gods ordinantie dat de minder bedeelde aan den rijker bedeelde kleven zou.

Mits, en dit is het punt, waar alles aan hangt, — mits om de zaag nooit Hij worde vergeten, die de zaag trok, en om hem die het water uit de bron u aandroeg, nooit Hij in vergetelheid ga, die in die bron het water deed opwellen.

Vooral een Gereformeerd Christen is op dit punt zeer fijngevoelig.

Voor al wat naar afgoderij zweemt is hij banger dan voor den dood.

Alles moet hem om God gaan en op God uitloopen.

Uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen. En daarom hoe hoog hij den man die hem bezielde en verrijkte en redde ook eere en minne, nooit mag daarom die man zijn geestelijke vader worden. Die Vader is en blijft de Heere alleen. Want Hij, en niet die mensch, was het, die de vrucht in zijn eigen hart en hoofd deed rijpen.

Zooals in onze eeuw met Schiller en Goethe, met Byron en Shakespeare, met Kant en Schelling, en hier te lande met Multatuli gedweept is, en nog wordt, mag het niet. Dat is altemaal afgoderij. Voor het creatuur zijn wierook branden, en den wierook blusschen op het altaar van den levenden God.

En dat ligt er nu niet enkel aan, dat in den geest van al deze mannen zooveel ongoddelijks en tegengoddelijks insloop. Neen, ook wie op soortgelijke wijze dweept met Christen-leeraars, of Christen-schrijvers, of beroemde Christen-denkers, zondigt op zijn beurt even sterk. Om het meerder licht dat hij ontving zelfs nog sterker.

Hoe kostelijk ge ook geestelijk gegenereerd wierd, en door wat uitnemend man Gods ge ook wierdt voorgelicht, die man was en bleef een zondig schepsel, een man niet van zich zelf, maar van God, en die u nooit anders kon brengen dan wat hij van God ontving. brengen dan wat hij van God ontving.

Hij was geleiddraad, hij was voertuig, hij was de boodschapper, de gids, de aanwijzer; maar wat in uw ziel inging en uw geest verrijkte ging door hem slechts door, maar kwam van den Vader der lichten.

Als het donker om ons heen is, kan één wijzer dan wij, de luiken openstooten en maken dat het heerlijk licht in onze donkerheid komt schijnen, maar dat licht dat alzoo instraalt, komt niet van hem, maar van boven; hij liet het slechts door.

En zoo, kinderen des Koninkrijks, past het ook u van alle schat en alle talent, van'alle sieraad en kostelijkheid, die ge uit menschenhand ontvingt, Gode en niet den mensch de eere te geven.

Ook wie in wetenschappen wijs wierd, of machtig in kunsten wierd, of veel door energie vermag, moet in dit alles zich uit den Vader der lichten gegenereerd weten.

Wie het u aanbrachten, moogt ge geen vaders op aarde noemen.

Eén blijft toch bij al de schatten des levens uw Vader, en die ééne is God!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 juni 1888

De Heraut | 4 Pagina's

„Gen is uw Vader!”

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 juni 1888

De Heraut | 4 Pagina's