GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

We wezen er

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

We wezen er

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

We wezen er een vorig maal op, dat ons enkele rectificati'én in zake de ineensmelting met de Christ. Geref. kerken waren toegekomen.

Deze rectificatiën strekten voornamelijk om aan te toonen, dat onze photographic van de Assensche Synode in tweeërlei opzicht onjuist was.

Vooreerst wat de indeeling in groepen betreft.

Wij onzerzijds ontvingen den indruk, dat de groep-Van Velzen het sterkst voor ineensmelting was; dat de groep-Lindeboom tusschen voor-en tegensXzn& txs in stond; en dat de groep-Beuker het verst links plaats nam.

Dit nu, zoo meldt men ons, was niet zoo. Wil men van groepen spreken, dan zou veeleer de groep-Beuker de middenpartij hebben gevormd, en Lindeboom zich het sterkst tegen ineensmelting hebben aangekant.

Iets schijnt hier metterdaad van aan te wezen. Immers uit vertrouwde bron wordt ons meegedeeld, dat de vurigste voorstanders der vereeniging ten slotte Z/ÖÖ^ Beukers voorstel gestemd hebben, en dat ze dit deden, omdat ze het voorstel-Lindeboom als voor ons veel onaanemelijker duchtten.

Lindeboom, zoo schrijft men cns, bleef staan op het standpunt dat zijtz kerk alleen kerk is en wilde van u niet anders weten, dan voor zooverre ge tot zijn kerk woudt overkomen. Beuker daarentegen erkende kerk naast kerl; en concludeerde dus voor ineensmeltirig.

Tot tijd en wijle hierop tegenspraak mocht volgen, nemen we deze rectificatie natuurlijk dankbaar aan; waaruit zonneklaar zou blijken, dat we verkeerd deden met de 30 voorstemmers, die Beukers voorstel verwierf, als tegenstanders te beschouwen.

Kennelijk toch zijn er dan zoowel onder de 10 tegenstemmers als onder de 30 voorstemmers, broederen van zeeruiteenloopende opinie geweest, en is er uit deze cijfers, zonder nadere toelichting, niets af te leiden. Een tweede rectificatie is deze.

Op de Synode te Assen, zoo meldt men ons, was bijna niemand, die den toeleg openbaarde, om de zaak af te snijden.

Eer integendeel heerschte de overtuiging bij verreweg de meeste leden, dat de zaak moest en sou tot stand komen.

Dat de Synode van Assen dan ook handelde, gelijk ze handelde, zou niet zijn grond hebben gehad in onverzoenlijken zin, maar in geheel andere oorzaak.

Er zou namelijk zeker bezwaar hebben voorgezeten, om in te gaan op de resultaten, die de Deputaten van het Synodaal Convent met de Docenten der Theologische School hadden opgemaakt.

Ging men op die resultaten in, zoo vreesde men, dan zou de kerk te veel aan den leiband der school gaan loopen, en het was deswege noodzakelijk, dat de Synode duidelijk toonde, zich van alle rekenen met de resultaten, die aldus gewonnen waren, te onthouden, om zelve aan haar Deputaten . een kerkeliik advies mee te geven.

Men sloeg dien weg in, zoo wordt ons geschreven, niet uit animositeit tegen de Docenten te Kampen, in wie men mannen van talent en doorzicht eert: maar om niet nogmaals te vervallen in het oude zeer, waaromtrent de historie van Vorstius en Arminius ons zoo droef verhaal biedt.

Uiteraard is deze rectificatie moeilijker te controleeren; maar, aangenomen dat ze juist is, dan vvcelt ze ongetwijfeld een zwachtel woÜe om de scherpte van het zwaard, waarvan ons hart de pijn gevoelde.

Toch kunnen we tot ons leedwezen niet inzien, dat hiermee onze bedenking vervalt.

En dat wel op de navolgende gronden: Iº. De Utrechtsche Deputaten zijn niet gevolmachtigd, om te doen wat hun goed dunkt, maar ontvingen een bspaalden last en een omschreven mandaat. Dat mandaat en die last houdt in, dat ze namens de Synode onderhandelen mogen met de Assensche Deputaten, om te ontwerpen een Akte van ineensmelting, mits op den vroeger door mannen beider'^^ijds gevonden grondslag.

Ze hebben dus geen mandaat, om over den grondslag zelven te onderhandelen, maar alleen en eeniglijk, om, staande op den beiderzijds gevonden grondslag, te onderhandelen over een Akte van ineensmelting. Daarover en daarover alleen.

Hun mandaat onderstelt dus, dat ook Assen den gevonden grondslag zou aannemen. Waar dit niet het geval is, vervalt hun mandaat, en moet eerst de Utrechtsche Synode uitmaken, of ze een anderen grondslag, welken dan ook, aanvaarden kan, en dan voorts beslissen, of ze diezelfde of andere Deputaten belasten .vil met den verderen arbeid.

Hiermee is natuurlijk niet gezegd, dat de Utrechtsche Deputaten niet eens met de Assensche kunnen saamkomen, maar ze kunnen geen zaken doen.

Ze kunnen saamkomen; ze kunnen saamspreken; ze kunnen saam van gedachten wisselen, alles wel, maar een Akte van ineensmelting helpen ontwerpen (en dit is hun eenig mandaat) kunnen ze, zoolang de gemeenschappelijke grondslag nog ontbreekt, niet.

2º. Komt de utrechtsche Synode, op het rapport van haar Deputaten, saam, om te overwegen of zij den grondslag, dien Assen aanbiedt, voor den vroeger beiderzijds gevonden grondslag kan inruilen, dan is en blijft het onze overtuiging, dat zij dit niet kan.

Niet dat ze niet heen zou kunnen komen over de onaangename en onverkwikkelijke taak^ om nogmaals te verklaren, wat ze reeds zoo officieel mogelijk verklaard, betuigd en zwart op wit aan Assen toegezonden heeft, t. w.: i". dat ze met het Ned. Herv, Genootschap, zijn inrichting, reglementen en besturen zoo volstrekt mogelijk gebroken heeft en allen band daarmee als vervallen beschouwt; en 2". dat ze de plaatselijke gemeenten der Chr„ Gercf. kerk beschouwt als een wettige openbaring van het Lichaam van Christus, en dus haar ambtsdragers als ambtsdragers en haar bediening als wettige bediening erkent en eert; — maar ze kan dit niet op den gevraagden voet.

Zulk een betuiging kan, zoo duidelijk mogelijk, in haar schrijven aan Assen worden gegeven, maar ze kan geen stipulatie zijn, geen deel van de Akte yan ineensmelting uitmaken, geen stuk zijn van het akkoord. Het past toch noch voegt aan de kerke Christi, om de gehoorzame onderwerping aan Gods gebod, dat allen die één zijn in belijdenis ook saam zullen leven, afhankelijk te stelie.n van of te binden aan radere bepalingen of verklaringen, die altoos onderstellen, dat absentie dezer nadere bepalingen van de gehoorzaamheid aan Gods gebod zou ontslaan.

Bovendien Br. Beuker zelf moet toch, dunkt ons, gevoeld hebben, dat, zoo hij onzerzijds zulk ee^ verklaring peremptoir eischt, hij ook zijnerzijds óns soortgelijke verklaring schuldig zou zijn.

Billijkheid had derhalve geëischt, dat hij had voorgesteld, om beiderzijds soortgelijke verklaring af te leggen.

Had hij dan ook een voorstel gedaan in dezen onderstaanden zin, de zaak ware in heel ander daglicht getreden.

Had bij b. v. voorgesteld:

„Alvorens tot het teekenen van de Akte van ineensmelting over te gaan, zullen beide Synoden aan elkander voor wat haar kerken betreft een verklaring van erkenning geven.

„De Synode van Assen verklaart hiermede, dat zij de reformatie, gelijk die in 1886 tot stand kwam, beschouwt als geschied te zijn in overeenstemming met Gods Woord, en op dien grond de plaatselijke Ned. Geref. kerken erkent als een wettige openbaring van het Lichaam van Christus.

„Maar vraagt dan ook van de Synode van Utrecht, dat deze de voorlaatste reformatie, gelijk die in 1834 haren oorsprong nam, beschouwt als eveneens geschied te zijn in overeenstemming met Gods Woord, en op dien grond de plaatselijke Chr. Geref. kerken erkent als een wettige openbaring van het Lichaam van Christus, "

Dan, men gevoelt het, zou het „gelijke monniken, gelijke kappen" zijn geweest; er zou met eencrlei mate gemeten zijn; en er zou in zijn voorstel niets gelegen hebben dat stuiten of stooten kon.

Maar dat deed Br. Beuker niet.

Terwijl wij eigener beweging én te Rotterdam én te Utrecht zoo oificieel mogelijk, beide verklaringen reeds aan de Chr. Gereformeerden gegeven hebben, stelt hij voor dat de Synode van Assen te onzen opzichte zwijgen zaï, maar ten overvloede van ons nogtnaals een pertinente verklaring zal vorderen.

En dit nu gaat niet aan.

Vergt men verklaring, dan moet die beiderzijds plaats hebben, en nooit als grondslag voor de Akte van ineensmelting, maar .in eep afzonderlijk stuk.

Leest en herleest men nu echter de genomen besluiten en den afgezonden brief, dan merkt men, dat onze kerken wel bedektelijk als kerken bejegend worden, maar van een opzettelijke verklaring omtx^nX onze reformatie in 1886 als in overeenstemming met Gods Woord geschied, en van een opzettelijke erkenning van onze kerken als wettige openbaringen van het Lichaam Christi, geen woord,

3º. Ook al neemt men aan, dat de Synode van Assen bereid zal worden gevonden, om zulk een verklaring, even officieel te geven, als ze van ons gevergd wordt; en er in zal toestemmen, om deze verklaringen niet als grondslag, , maar als uitgangspunt te beschouwen, en dus buiten de Akte van ineensmelting te laten, dan is men er nog volstrekt niet.

Immers, al hebben we in onze aangevochten artikelen alleen punt 2 besproken, toch verzwegen we niet, dat de punten 3, 4 en 5 eveneens zwanger waren van zeer ernstige bezwaren,

We somden die niet op, omdat men niet te veel koren op eenmaal op zijn molen moet nemen. En ook nu zullen we alleen punt 3 bespreken.

Punt 3 luidt:

Dat zij (de kerken in doleantie) niemand in hun lidmatenboeken inschrijven, dan alleen de zoodanigen, die instemming met de Geref leer betuigd en onderwerping aan de kerkelijke tucht beloofd hebben.

Nu bestaat er, op dit punt, gelijk men weet, tweeërlei zienswijs en wijze van doen.

Bij de broederen aan de overzij beschouwt men elke kerk als een opnieuw bijeenvergaderen van individueele personen, die, geheel afgescheiden van hun vroegere aanhoorigheid tot eenige kerk, in deze vergadering binnentreden als nieuwe leden, en dienovereenkomstig niet kunnen toegelaten, tenzij ze vooraf het akkoord van gemeenschap aanvaarden.

Hiermee hangt dan ook saam, dat men in deze kerken soms over de al of niet opneming stemmen laat (gelijk men m. m. balloteert in een genootschap), en omgekeerd, iemand eenvoudig een scheldbrief zendt en royeert, als men zijn aanwezigheid

voor den bloei en den welstand van het genootschap schadelijk acht.

Alles wel geestelijk bedoeld, en ook zoo na mogelijk in geestelijken vorm ten uitvoer gelegd, maar toch altoos met dien verstande, dat het genootschap u niet toelaat, dan zoo ge het akkoord aanvaardt, en u weren kan, zoodra het dit noodig dunkt.

Een andere zienswijze en wijze van doen daarentegen is de onze.

Wij beschouwen reformatie niet als nieuwe formatie, maar als een herstel van wat krank was.

Wij schiepen dus geen nieuwe kerken, maar zetten het leven der bestaande kerken, onder betere bestuten, naar betere ordening voort.

Inschrijving op onze boeken is dus niet een middel om de grenzen van een genootschap te bepalen, maar om te weten over wien in engeren zin onze zorge als gedoopte gaat (Doopboek) en wie zich bij ons als tot het heilig Avondmaal aandient.

Vandaar dat wij iemand dia zich als gedoopte aanmeldt, boeken als ^^doopt, en niet als een te doopene. En zoo ook iemand die zich aanmeldt als belijder en gerechtigd tot het heilig Avondmaal, niet boeken als iemand die nog belijdenis doen moet, of het recht tot het heilig Avondmaal nog erlangen moet, maar als iemand die beleden heeft en dat recht bezit.

Daar we nu echter weten, hoe schandelijk met deze belijdenis en dat toekennen van het recht op het heilig Avondmaal is omgesprongen, treedt terstond daarna het opzicht en de tucht tusschenbeide, en zeggen we aan zulk een, dat we hem wel boeken, maar ter heilighouding van het Avondmaal, van hem vorderen dat hij ons betuige op dezen oogenblik tot die belijders te behooren, die metterdaad voor God de waarheid naar de Schrift en de belijdenis onzer kei ken belijden.

Geeft nu iemand die verklaring volmondig of schriftelijk en is er geen bedenking tegen zijn wandel, dan laten we zulk een tot het heilig Avondmaal toe.

Weigert hij daarentegen zulk een verklaring, of zijn er bedenkingen tegen zijn wandel, zoo treedt terstond de tucht in en komt hij onder censuur.

Practisch komen we dus wat het heilig Avondmaal en de tucht betreft op hetzelfde punt uit.

Maar dit neemt niet weg, dat de zienswijze en wijze van doen een ander uitgangspunt heeft.

Ginds is het boek een legger, om de grenzen der gemeenten te bepalen; bij ons een opteekening van namen van wie uit de deformatie in de reformatie overgaat, en wordt de heilighouding van het Avondmaal niet door de al of niet opteekening in dit boek, maar door opzicht en tucht verkregen.

Nu spreekt het vanzelf, dat wij niet verlangen, dat de broederen, die jarenlang een ander standpunt innamen, tot het onze zullen overkomen. Maar hoe ter wereld kunnen de broederen aan de overzij van ons dan vergen, dat wij plotseling onze overtuiging zullen prijsgeven, om de hunne te gaan deelen.'

En toch niets minder vraagt het voorstel-Beuker.

Het eischt van ons, dat wij zuilen ophouden te doen wat we dusver deden, en voortaan zullen doen wat hij deed.

Of zijn we ook hier dupe van misverstand }

Immers we geven toe, dat punt 3, naar de letter verstaan, voor ons geen de minste bedenking heeft.

Er staat toch niet „Duplicaat-lidmatenboeken", maar lidmatenboeken.

Bedoelde hij dus enkel, dat wij dengenen die dusver nog geen belijdenis deden, alleen na belijdenis recht tot het heilig Avondmaal zullen geven, dan spreekt het vanzelf dat het nooit in ons opkwam anders te handelen.

Alles pleit er echter voor, dat het zoo niet is bedoeld, en dat Br, Beuker den eisch stelde, dat we onze Duplicaat-lidmatenboeken zullen afschafifen, en ook degenen die reeds belijdenis deden en aan het heilig Avondmaal aanzaten, als waren ze nog geen leden, eerst tot leden zuUew maken.

En is dit zoo, wat is dit dan anders, dan van ons vergen, dat wij zullen ophouden te doen, v/at we dusver uit overtuiging alzoo deden, en zullen gaan doen wat hij deed.'

En hierin nu juist ligt de moeilijkheid.

Er bestaat verschil van zienswijze.

Nu zeggen wij: Goed! doe gij naar uw overtuiging en laat ons naar onze overtuiging handelen.

Maar Assen zegt, op Beukers initiatief: Niet alzoo, broederen! Gelijk wij dusver deden is het alleen geoorloofd te handelen, en zoo we ineensmelten zullen, leggen wij onze zienswijze aan u op.

Tot dit punt bepalen we ons thans.

Ingezonden stukken van allerlei strekking over dit punt, laten we voorshands rusten, en vermelden alleen, dat twee broederen onzerzijds oordeelen, dat aanvaarding der Assensche voorstellen geen bedenking zou opleveren; dat behalve velerlei brieven van instemming met ons oordeel, ook critiek inkwam; dat heel een reeks van broederen van de overzij protesteert tegen het denkbeeld als zou de zaak niet slagen kunnen; terwijl een tweetal broederen uit de Chr. Geref, erkent, dat het op dezen grondslag niet kan.

En vraagt men nu onze opinie, o, dan geven we volgaarne de mogelijklveid toe, dat nog alles terecht kome, en zal het waarlijk onzerzijds niet aan toeleg en liefde ontbreken, om te doen wat doenlijk is, om in de gehoorzaamheid aan het gebod des Heeren te komen. Maar, en dit mag niet verzwegen, men zal zien, dat de weg nu zeer omslachtig en lang wordt, en dat men te Assen (Kampen) te doen zal krijgen met wat Utrecht juist vermijden wilde, het esprit de cör^.y tusschen twee colleges; van alle onkruid dat onder menschen opschoot een der gevaarlijkste en taaiste.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 september 1888

De Heraut | 4 Pagina's

We wezen er

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 september 1888

De Heraut | 4 Pagina's