GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jezus antwoordde: Mijn koninkrijk is niet van deze wereld. Indien mijn koninkrijk van iezQ wereld ware, zoo zouden mijne dienaars gestre den hebben, opdat ik den Joden niet ware overgeleverd; maar nu is mijn koninkrijk niet van hier. Joh. i8 : 36.

«Christus, zoo ge wilt, Heere en Koning in uw hart, maar in de wereld, op maatschappelijk en staatkundig gebied, de mensch zijn eigen heer en meester!" dus woelt het in elks hart en prent het ons de apostel van het ongeloof in.

En om dat booze zeggen nu ook voor den belijder des Heeren aannemelijk te maken, beroept men zich dan op wat Jezus voor Pilatus betuigde: y> Mijn Koninkrijk is niet van deze •wereld.^''

Dat zeggen wordt dan opgevat, als had Jezus bedoeld: »Mijn Koninkrijk gaat buiten deze wereld om; heeft met hetgeen in de wereld geschiedt niets uitstaande; mij gaat alleen het leven der hemelen aan; en wat de wereld in eigen kring en sfeer doen wil, staat in haar eigen vrijheid. Mijn Majesteit, mijn Koningseere deert dat niet!"

Het eerst is men dit sprookje op politiek gebied gaan vertellen. Tegenover elkander stelde men dan Kerk en Staat, en nu was de Kerk voor Jezus, maar de Staat had met zijn Koninkrijk niets van doen.

Zoo fluisterden de aanbidders der Rede, en onnadenkend gaf menig vrome hun dit toe. Ook in den vrome toch schuilt altoos een mennistentrékit; een overblijfsel van »dooperschen zin; " en dat denkbeeld om het heilige Christi verre te houden van de publieke markt, opdat het niet ontheiMgd worde, lacht hem niet zelden toe.

Maar natuurlijk daar bleef het niet bij.

Toen toch dat eerst maar gewonnen was : »Christus uit den Staat gebannen, en in zijn Kerk opgesloten!" ging datzelfde pogen a'l verder, en wierd het : »Ook niet keel de Kerk voor Christus, maar in die Kerk wel te onderscheiden tusschen den geestelijken achtergrond en den menschelijken voorgrond. • Dus Christus Koning in het xiïk der waarheid, ra3.3.x Christus buiten het kerkbestuur en buiten alle kerkenordening!"

En ook dat ging er in, maar om nog wranger vrucht te dragen.

Want natuurlijk, het raakt hier een beginsel, en toen het zeggen van Jezus : »Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld", eenmaal misver» staan was, als beduidde dit: »Met de wereldsche zaken laat Jezus zich niet in. Voor hem zijn alleen de geestelijke verborgenheden", — begon men ook in huis te zeggen: «Christus voor de binnenkamer, maar niet meer in de huiskamer en in de ontvangsalon." En toen ook dat weer eenmaal ingang had gevonden, wierd het vanzelf; dat kon niet anders : «Christus alleen voor de bevindingen der ziel, maar buiten de practijk van het leven!"

Zulk een woord, eenmaal misverstaan, wordt als een wigge, die met haar scherpen kant heel den muur van ons menschelijk leven splijten doet.

»Zijn Koninkrijk niet van deze wereld'' schiep een wereld in staat" en huis en maatschappij, waarin ' geen Christus meer gekend en geen Christus meer gehoorzaamd wierd.

Toch kost het maar één enkel woord, om den scherpen kant van deze wigge op eenmaal bot te slaan.

»Van" is bij ons dubbelzinnig. Bij ons kan «Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld" tweeërlei beduiden. Het kan óf zeggen willen : «Mijn Koninkrijk gaat niet over deze wereld", óf het kan beduiden : «Mijn Koninkrijk heeft z^n oorsprong niet in deze wereld." In het Grieksch daarentegen, waarin de heilige apostel Johannes ons dit woord van Jezus' weergaf, vervalt deze dubbelzinnigheid. Als men in het Grieksch zeggen wil, dat Jezus Koninkrijk geen bewind over de wereld insluit, dan gebruikt men een tweeden naamval; maar als men zeggen wil, dat Jezus' Koninkrijk zijn oorsprong niet uit deze wereld heeft, dan bezigt men een voorzetsel, dat uit beteekent.

En slaat nu, wie Grieksch lezen kan, Joh. 18 : 36 op, dan vindt hij dat hier van een tweeden naamval geen quaestie is, en dat er zeer duidelijk het voorzetsel staat, dat uit beteekent; en dat wel in alle handschriften.

Vervalsching van den zin der Schrift was het dus, zoo dikwijls men dit woord van Jezus tot Pilatus misbruikt heeft om er uit af te leiden, dat men op maatschappelijk, kerkelijk of staatkundig gebied niet met Jezus als Koning te maken had.

Een vervalsching der Schrift, die onverantwoordelijk was bij alle gestudeerde personen, vooral bij leeraars, die uitnemend goed wisten, of althans weten moesten, dat er letterlijk stond: «Mijn Koningschap is niet uit deze wereld." Maar toch ook onvergeeflijk in den gewonen Bijbellezer, die zich aan het Hollandsch moest houden. Immers in het slot van vers 36 herhaalt de Heere Jezus nogmaals hetzelfde zeggen in andere woorden, en daar zegt hij ; «Mijn Koningschap is niet van hier."

Nu kan dit zeggen: «Mijn Koningschap is niet van hier", natuurlijk nooit anders beteekenen dan: «heeft hier in deze wereld zijn oorsprong niet, is niet uit den wortel van deze wereld, is mij niet uit deze wereld toegekomen". En reeds deze toelichting aan het slot van het vers had dus ook hem, die geen Grieksch kent, voor dwaling kunnen behoeden.

Daargelaten nog dat elk lezer van de kantteekeningen ook reeds voorlang uit de Stateno verzetting wist, dat hetgeen vertaald is door: •DVan deze wereld", • eigenlijk i> uyt" luidde.

Ge weet wat de Heere Christus van zijn macht gezegd heeft.

Hij sprak: »Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde". «Mij zijn alle dingen overgegeven''.

Gij kent de gelijkenis van het zuurdeesem. Er zijn drie maten meels, en nu moet het zuurdeesem niet maar één van die maten, maar de drie maten geheel doordringen.

En gij weet ook wat de heilige apostelen ons van Jezus' verhooging leeren.

Dit, «dat hem gegeven is een naam boven alle namen, opdat in den naam van Jezus zich buigen zou alle knie, niet alleen in den hemel, maar ook op de aarde." En voorts hoe de Christus gegeven is «tot een Hoofd over a//^ dingen, verre boven alle overheid en macht, en hoe alle dingen aan zijn voeten onderworpen zijn."

Ge hadt die kennis van het Grieksche voorzetsel dus niet eens noodig, om vast en zeker te weten, dat het Koningschap van Christus wel terdege ook over de wereld gaat, en dat al het verloop van de historie der wereld in zijn hand is gesteld.

Hoe kondt ge er dan ooit toe komen, dat Jezug zou gezegd hebben : «Mijn Koninkrijk gaat niet over de wereld" ? En hoe kondt ge ooit verlegen staan, als de apostel der Rede hiermee de eere van Christus uit Staat en maatschappij terugsloeg ?

Neen, wat uw Heiland gezegd heeft is dit: »Mijn Koningschap heeft zijn oorspr ong niet in deze wereld. Het is niet van hier. Het is niet uit de wereld, maar heeft zijn oorsprong in de hemelen.

En wat ligt daar nu in?

Christus zelf heeft het aan Pilatus verklaard, met een verklaring die u vertroosten of bestraffen moet al naar de zin van uw hart neigt.

Hij zei in a. w.: «Indien mijn Koninkrijk zijn oorsprong in deze w^-eld had, zou ik Petrus en Jacobus en Johannes, en al de Galileërs het zwaard hebben laten grijpen, en ze zouden ten bloede toe met het zwaard voor hun Koning gestreden hebben, maar nu heb ik Petrus, die zulks doen wilde, bestraft."

Een koning, die zijn macht uit de wereld ontving, d. i. door erfopvolging of overwinning van den vijand, heeft een leger; en wapent dat leger; en tegen een ieder die zijn majesteit aanrandt, brengt hij dat leger in het veld.

Stond er dus ooit iemand op, die de Christenen wapenen wilde, om met de scherpte des zwaards tegen de ongeloovigen te strijden, din, ja, zou men ongetwijfeld verplicht zijn, zulk een dwaas in Jezus' naam toe te roepen : »Vermetele, weet ge dan niet dat Jezus' Koningschap niet uit deze wereld is!"

Met het zwaard tegen ongeloovigen te strijden, is Mahomedaansch. De Christus verfoeit dat.

Gij moet strijden met het zwaard des Woords, maar dan ook dat zwaard des Woords flikkeren laten op elk terrein des levens, en met dat zwaard des Woords voor uw Heere en Koning strijden, in huis en kerk, in maatschappij en Staat.

«En als dat dan niet baat ? "

Dan moet ge lijden, dulden, dragen; u willig laten vertreden en vertrappen; u laten achteruitzetten en terugdrijven!

»En als dan het Koningschap van Christus ondergaat ? ''

Ziehier dan uw vertroosting: Dat kan niet! Juist omdat hij als Koning-ook over de wereld regeert en de wereld in zijn macht heeft.

Maar ook, als ge dat dulden moê en dat strijden met het Woord niet kunnende volhouden, nu zelf uw toevlucht neemt-tot dwang, tot verdrukking en terugdringing .van anderen, dan ligt voor u in dit Woord een bestraffing.

Een bestraffing, zoo ge op staatkundig gebied, wie niet belijdt, achteruit woudt zetten. Een bestraffing, zoo ge in de maatschappij uw geldelijken invloed misbruikt, om den nietbelijder te krenken. Een bestraffing, zoo ge in uw kerk eere voor uw Heiland in gebouwen of in Staatsgeld zoekt. En een bestraffing ook voor u, zoo ge in huis en binnenkamer, kind of dienstmaagd voor Koning Jezus winnen wilt, niet door hun ziel te zoeken, maar door ze uw macht te doen gevoelen.

Niet doen lijden, maar zelf dulden, is voor den onderdaan van onzen Heere en Koning het heilig parool.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 oktober 1888

De Heraut | 4 Pagina's

„Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 oktober 1888

De Heraut | 4 Pagina's