GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ook Ds. Gravemeyer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ook Ds. Gravemeyer

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ook Ds. Gravemeyer komt met het opgerakeld sprookje te berde, dat de Synodale Genootschapskerk óiirom geen vatsche kerk zou zijn, omdat ze nog altoos rust op de Drie Formulieren van eenigheid.

Gelijk men weet school hierin de sluwheid der mannen van 1816. Er kwam wel een nieuwe Bestuursorganisatie, die op de kerken geklonken vneré, maar van de leer bleef men af. Zelfs wierd uitdrukkelijk bepaald dat de Synode der Bestuursorganisatie ook voortaan aan de leer niet tornen mocht. Integendeel wierd door Art. XI de handhaving van die aloude leer zelfs aan alle kerkbesturen ten plicht gesteld.

Tot op den huldigen dag is er dan ook nooit eenig Synodaal besluit genomen, waarbij de Dne Formulieren van eenigheid zijn afgeschaft.

o, Men heelt de voorzichtigheid der slangen zoo gced in toepassing weten te brengen !

En door dien schoonen schijn misleid, heeft nu heel een reeks van anders achtbare mannen, die vóór actie tegen de Synode, maar tegen de noodzakelijke gevolgen van - die actie waren, er zich steeds achter verscholen, dat het met de Genootschapskerk nog niet tot het uiterste gekomen v/as, want dat haar belijdenis nog steeds zuiver en onberispelijk bleef.

Dit nu is ook Ds. Gravemeyers opinie. Hij zou zeer beslist en zonder aarzelen tegen haar optreden en met haar breken, indien niet haar fondament nog goed was. Nu echter'de grondslag van dit gebouw nog gaaf en zuiver is, nu hangt het, zoo waant hij, alleen van ander personeel in de Besturen af, om morgen den dag op die aloude basis onze vaderlandsche kerken weer in goed-gereformeerden stijl te zien verrijzen.

Doe dus niets. Zit stil. Bepaal u hoogstens tot protest en onderwijzing. Maar raak in geen geval aan de stand muren. Zoo ge maar tijd van wachten hebt, komt alles terecht. Immers de aloude Belijdenis ligt er nog altoos. Ook uw Genootschapskerk staat nog altoos op de Drie Formulieren van eenigheid!

Tegen geheel deze voorstelling nu komen we met klem en nadruk op.

Niet als ontkenden we, dat formeel en n juridischen zin de Drie Formulieren van eni^heid nog steeds als dogmatischen grondslag 'van de Synodale Genootschapskerk zijn te beschouwen; maar omdat reeds p juridisch standpunt niets rnet deze concessie gewonnen is.

Immers is de kerkelijke quaestie de laatte maanden keer op keer voor den recher geweest, en heeft de rechter stelselatig geweigerd de kerk als „instituut"' of stichting" te beschouwen, maar heeft elk echterlijk college als uitgemaakt aangeomen, dat cfe kerk een , ., zedelijk lichaam'" s, waarbij uiteraard het Statuut alles belist en de Belijdenis niet eens meê te preken heeft.

En nu beamen we deze rechterlijke uitpraak wel in het minst niei; eer dunkt e ons klinkklaar ongerijmd en tegen den ard en de natuur van de kerk ingaande; aar zooveel bleek dan toch, dat bij den ederlandschen rechter, zoolang het tegenoordig geslacht rechters niet door rechers van gansch andere opinie vervangen s, niets met Art. XI is aan te vangen.

Doch we gaan verder.

Neem toch zelfs aan, dat de Hooge Raad ns dit cardinale punt ten slotte gewonnen af, en de kerk niet meer als „zedelijk ichaam" maar als „stichting" ging bechouwen, wat hadt ge dan nog voor de eformatie uwer kerk gewonnen.'

Zoolang toch de instelling en de orgaisatie van 1816 en wat daaruit volgde, iet geheel en al ongedaan wordt gemaakt, leef dan toch altoos het Bestuur, dat it deze organisatie was voortgekomen, de angewezen macht om Art. XI te interreteeren. Te interpreteeren in zijn regleenten, te interpreteeren in zijn encyclieken, e interpreteeren in zijn bestuursmaatregeen en Synodale arresten. En wie nu de istorie sinds 1816 kent, en weet hoe schier lle richtingen het daarover eens waren, at in geen geval de Drie Formulieren an eenigheid meer als een maatstaf van echtzinnigheid mochten gelden ; ja dat nog p de jongste Synode, én Modernen én roningers én Ethischen én Irenischen het aarover volmaakt eens waren, zonder dat én enkel belijder opstond, om te spreken elijk men in 1619 te Dordt sprak, die kan ich zonder veel herseninspanning voortellen, hoedanig in het gunstigste geval eze interpretatie van Art. XI zou uitallen.

De rechter, die de Bestuursorganisatie an 1816 met haar effecten niet opzij urft schuiven, zou u dan toch nimmer, ok al gold de kerk als instituut ot stiching, tegenover de Bestuursinterpretatie van rt. XI in het gelijk stellen.

_ En zegt ge ten slotte: „Ja, maar ie Bestuursinterpretatie kan allengs beter orden, zoodra het ons maar gelukt is eter personeel in de hoogere Besturen te rengen!" —dan geven we u dit toe, zoo e anti-Gereformeerd zijt, maar niet zoo e Gereformeerd wilt zijn, gelijk Ds. Graemeyer.

Ook hij weet toch zeer wel, dat er in eel de Synode nu zelfs nog niet één nkel Gereformeerde zitting heeft; dat in lle Provinciale Kerkbesturen saam niet én eenig man te vinden is, die kerkelijk ereenigd ligt met de vaderen van 1619; en

dat op zijn' best en op zijn hoogst zulk een interpretatie - van Art. XI zou zijn te , verkrijgen, die op alle eertijds controverse i punten aan de bestrijders der Gereformeerden •tegenover de Gereformeerden gelijk gaf.

Hoe Ds. Gravemeyer zich ook wende oi keere, juridisch (nu niet in een Gereformeerden ideaal-staat, maar in ons Nederland gelijk het practisch bestaat) vordert hij met zijn Art. XI, en de leer daarin genoemd en de Drie Formulieren daarin ondersteld, op juridisch terrein niets.

Nu eenmaal de Bestuursorganisatie tusschen de kerken en haar Belijdenis is ingeschoven, is er geen redding denkbaar, zoolang riet de Overheid als magistraat en rechter bei den cordaten moed bezit om door al wat tusschen 1816 en 1888 ligt een streep te halen.

En zonder nu profeet te willen zijn, durven we toch wel zooveel uitspreken, dat geen der mannen, die thans Ds. Gravemejers standpunt nemen, die kloeke daad van gerechtigheid beleven zullen.

Ook zoo echter blijft het nog altoos de vraag, of zoo al niet juridisch dan toch kerkelijk aan dit niet opzettelijk afschaffen van de Drie Pormtilieren van eenigheid eenige waardij zij toe te kennen.

Is het zoo.'' Wordt metterdaad eenekerk voor principicele vervalschins; behoed en gevrijwaard, zoo ze in de stichtingsakte van haar organisatie de zuivere belijdenis nog mzzx pro memorie uittrekt, en voorts laat voor wat ze is.'

Gaat metterdaad, kerkelijk althans, Ds. Gravemeyers stelling door, dat, om een voorbeeld te noemen, de Synodale kerk te Tiel nog steeds de ware kerke Christi te dier plaatse is, omdat deze kerk deel uitmaakt van een in i8i6 opgericht Genootschap, in welks stichtingsakte de zuivere belijdenis nog gehonoreerd is?

Om dit uit te maken, dient gevraagd naar den maatstaf van beslissing die hier gelden zal, en dan spreekt Ds. Gravemeyer het zelf in zijn uiteenzetting over de kerk uit, dat er kenteekenen zijn, die tusschen de ware en de valsche kerk beslissen.

Daar hij met ons ten deze overeenstemt, maakt dit tusschen hem en ons het geding hoogst eenvoudig.

Immers tegenover hem hebben we dan slechts de korte en bondige vraag te stellen: Waar ooit, üoor eenig theoloog die nadacht, als njerkteeken der ware kerk gesteld is, het pro memorie uittrekken van da eertijds zuiver opgestelde belijdenis.?

En dan moet immers Ds. Gravemeyer ons terstond toestemmen: „Neen, dat heeft ook nooit iemand durven zeggen. Kenteekenen der ware kerk zijn 'en blijven te allen tijde de goede predikatie des Evangelies en de goede bediening der Sacramenten, desnoods met de goede Discipline er bij; hoewel dit derde punt cigealijk reeds in de beide eerste punten inzit!”

Met dit antwoord van Dr. Gravemeyer, uit zijn eigen beek, wat den inhoud aangaat, overgenomen, is de Heraut het dan ook volmaakt eens.

Niet de eene of andere belijdenis die voor dood in een kist ligt, maar de levende predikatie des Woords en de feitelijke bediening der Sacramenten moet de zaak beslissen.

Kan hij dus aantoonen, dat de Synodale Genootschapskerk, voor zooveel het kerkverband hierin gemoeid is, de levende predikatie des Woords en de zuivere bed-ening der Sacramenten handhaaft, dan Vv^int hij zijn pleit, en moet onze aanklacht, dat de Synodale Genootschapskerk als geheel een „valsche" kerk is, Vorden teruggenomen.

Maar ook, kan hij kwalijk ontkennen, dat de Synodale Genootschapskerk, als geheel genomen, in al haar reglementen, in al haar bestuursmaatregelen, en in al haar arresten, nooit anders deed, dan vrijheid aan de predikatie der leugen naast en tegenover de predikatie ^^5 Evangeliesveileeneiii en stelselmatig elke poging om de Sacramenten zuiver te houden, met spot en hoon bejegend, ja met vervolging, kwelling en uitbanning van de minnaars van de echte Sacramenten beantwoord heeft, eilieve, waar blijft onze geachte broeder dan met zijn conclusie ?

Ziet hij dan zelf niet, hoe hij slechts door te vergeten wat hij eerst zeli over de merkteekenen der ware kerk gezegd had, tot zijn zonderling besluit kon komen, en dat we slechts een der door hem zelven gehuldigde merkteekenen hebben aan te leggen, om heel zijn conclusie te zien vallen.'

Men heeft blijkbaar onzen anders zoo helder-en scherpzienden Ds. Gravemeyer een rad voor de oogen gedraaid.

Omdat er in tal van particuliere kerken, die onder de Bestuursorganisatie der Synodale Genootschapskerk ressorteeren, nog goede predikatie des Evangelies, en niet geheel onzuivere bediening van het Sacrament is, en er dus ongetwijfeld nog ware particuliere kerken onder de klem van het Genootschap zuchten, heeft hij gemeend heel die Genootschapskerk nog voor waar te mogen houden.

Toch dachten onze Hervormers anders, ea Ds. Gravemeyer, zoo hij niet naar Rome wil, zal eveneens tot andere gedachten moeten komen.

Ook in de Roomsche kerk toch was nooit opzettelijk de autoriteit van Gods Woord afgeschaft, noch ook afgeschaft de ware Belijdenis der oude goede Synoden; zelfs was nog nooit openlijk de veroordeeling van het Semipelagianisme herroepen.

Ook daar had men dus evenzoo kunnen redeneeren: „Er is wel ontzaglijk veel verkeerdheid. Er is wel veel dwaling bij de waarheid ingeslopen. Maar het Woord Gods ligt er toch nog altoos. Daar kan men altoos weer op teruggaan. Indien er maar ander personeel in het Episcopaat komt kan de ouüe waarheid weer opleven. Neen, ga niet met Luther en Calvijn mee, maar blijf bij Hosius, Sadoletus en Erasmus. Verbreek toch de eenheid der kerk niet!”

En in sommige landen heeft men naar | die honigzoete, verleidende taal dan ook geluisterd.

Men heelt aan dit liedeke het oor geleend in Spanje, in Italië, in Oostenrijk, in Belgiè, in Polen.

En met vat uitkomst?

Helaas, dat nu na drie eeuwen in al deze landen de Reformatie schier geheel onderdrukt is, , en het Roomsche beginsel steeds krachtiger heeft doorgewerkt.

En zoo, we zeggen het vooruit, zal het ook hier gaan.

Wat Ds. Gravemeyer en met hem Ds.

Felix en zijn oudere en jongere vrienden ook beproeven, vorderen zullen ze geen zier, geen haar breed, geen stroospier.

Tot aan hun dooj toe zullen ze zich vleien met een valsche hoop.

Levenslang zullen ze een schoonen droom droomen.

Maar het einde zal zijn, dat de Synodale Genootschapskerksteeds verder in het hiërarchische slib wegzinkt, en dat al deze broederen sterven zullen, om eerst aan de andere zij van het graf het onprofijtelijke van hun weg te zien.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 november 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Ook Ds. Gravemeyer

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 november 1888

De Heraut | 4 Pagina's