GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Cheoricen van Kerkzuivering.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Cheoricen van Kerkzuivering.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV,

Liep alles natuurlijk, dan zou zich derhalve onder de Gereformeerde gezindheid dezer landen allengs een dubbele strooming al duidelijker teekenen. Eenerzijds een strooming die op algeheele Secularisatie der kerk uitging, en anderzijds eene strooming die doelde op remodelleering van de kerk naar den eisch van Gods Woord, d. i. op Reformatie.

Secularisatie, d. i. de inrichting van de kerk op den voet van een gewone Vereeniging, en Reformatie, d, i. de weerinrichting van de kerk naar den eisch der Schrift, ziedaar de beide tegenpolen. En wel ligt nu tusschen deze beide een Conservatieve groep, die uit: vrees voor de uitersten heel ons kerkelijk leven liefst blauw blauw iaat blijven; maar deze groep was nimmer groot; en .slinkt nog mei; den dag.

Wat de gezonde ontwikkeling van onze kerkelijke toestanden tegenhoudt, is dan ook niet zoozeer dit kleine Conservatieve tusschenzetsel, als veel meer de schier wanhopige gedeeldhcid van de groepen die actie willen, en dat aan beide zijden.

Tusschen de meest principieele mannen over en weer bestond reeds sinds jaren een zuivere, en daarom aan alle geprikkeldheid gespeende verhouding.

Voor Secularisatie der kerk, wat haar formatie aangaat, staan in het veld de Modernen, de Groningers en de Ethischen.

Voor Reformatie der kerk, in gelijken zin, de Gerelormeerden de ConfessioneeJen en de Irenischen.

Een rangschikking die nu in het minst geen bezwaar oplevert, zoolang ge u enkel met de beide hoofdgroepen inlaat.

Immers de Modernen winden er geen doekjes om, dat de verwezenlijking hunner wenschen in een ontnemen aan de kerk van elk specifiek kerkelijk karakter zou liggen; en dat hun ideaal bereikt zou zijn, zoodra de kerk ook hier te lande in haar formatie en inrichting als twee droppelen waters geleek b.v, op die van het Nut.

Want wel zijn er ook onder de Modernen velerlei schakeeringen, en is het heel iets anders, of ge een Modern predikant te zien en te hooren krijgt waar nog de oude dominee in spookt, en die nog gewend is om te spreken in de vrome klanken, dan wel dat ge op een jonger bezielder geest stuit, die aan al deze „leugenen op zijn lippen" een einde heeft gemaakt; maar voor wat de formatie en inrichting der kerk aangaat, levert dit geen verschil op. Intellectueele, Ethisch-mystieke en poëtische Modernen, ze zijn het allen hierin eens, dat alle belijdend karakter van de kerk af en de belijdeniskerk weg moet. Is dit toch eenmaal verkregen, dan is de Secularisatie der kerk volkomen geworden. Ze heeft dan niets meer dan een bestuursinrichting en een regeling van goederenbeheer. Het is dan de Loge ot het Nut.

Vlak tegenover hen staan dan van nature de Gereformeerden, die, hoe ook op allerlei wijs nog in „Christelijke Gereformeerden, " „Nederd, Gereformeerden" enz. gesplitst, toch hierin eenstemmig zijn, dat ze herstel beoogen van dien kerkvorm, die, naar de beginselen in Gods Woord aangeduid, op de historische lijn, die over Geneve en Dordt loopt, ons toe is gekomen. De drie Formulieren van eenigheid, de aloude Liturgie en de Kerkenordening van Dordrecht is hun shibboleth; niet gelijk we aantoonden uit zucht naar repristinatie, maar om eerst in den historischen stroom terug en dan met het scheepke der kerk verder te komen. Want wel schijnt er verschil over Art. 36 te bestaan; maar dit is puur denkbeeldig. Althans wij kennen niet één Gereformeerde, die thans nog aan den Koning den eisch stelt, dat hij op staanden voet, allen niet-Gereformeerden eeredienst belette en alle ketterij en allen valschen godsdienst met het zwaard weren en uitroeien zal. Het eenig erschil in zake deze harde woorden uit rt. 36 der Belijdenis bestaat slechts hierin, at wel beiden de geloofsvervolging, die n deze woorden ligt, veroordeelen, maar dat e één ze er uit licht door de woorden iets nders te "laten zeggen, dan ze oorspronelijk bedoelden, en dat de ander, niet precht oordeelend, den moed heeft en penlijk tegen in verzet te komen. Tusschen de Modernen eenerzijds en de ereformeerden anderzijds kan het dus en zuivere strijd zijn. Van Moderne zijde oor principieele Secularisatie, en onzerijds voor principieele Reformatie. Ginds e banier opgeheven: „Van de kerk niets aten dan den naam f', en bij ons: „Van en naam van kerk terug naar haar ive-

zen.'" Bij hen de rechtstreeksche poging om al wat de kerk „kerk" maakt, weg te nemen; en bij ons om haar weer zuiver en volledig kerk en niets dan kerk te laten worden. B a w m

Dit weet men dan ook over en weder van elkander. Men is beiderzijds overtuigd, dat Modernen en Geretormeerden niets met elkander gemeen hebben, en datzeinzrke de kerk volstrekte tegenvoeters zijn. Zoo volstrekt, dat de één haat wat de ander mint, en door den één geëerd wordt als ideaal, wat door den ander als banaliteit verfoeid wordt. g t h G d z b b C

Geen quaestie dan ook, of als het tusschen deze beiden alleen stond, zou eenerzijds de Secularisatie en anderzijds de Reformatie terstond doorgaan. Het proces ware dan reeds ten einde toe afgeloopen. Er ware reden noch oorzaak voor langer oponthoud. En over heel de linie kon aanstonds de strijd beslist worden. k r s m l

Zoo echter is de stand van zaken niet. Zoomin links als rechts.

Immers de Modernen staan niet alleen, maar achter h& n staan de Groningers en Ethischen aan. En ook de Gereformeerden staan niet op zich zelf, maar hebben achter zich de Confessioneelen en de Irenischen.

Dat deze overgangen vlottend zijn, geven we toe.

Het is mogelijk eerst de Modernen zoo op een rijtje te rangschikken, dat er tusschen den laatsten Moderne en den eersten Groninger aan wien ge toekomt met den scherpsten microscoop ternauwernood eenig verschil is waar te nemen. En evenzoo is het ver van moeielijk de Groningers op hun beurt derwijs op een rijtje te plaatsen, dat de laatste Groninger geen haarbreed van den eersten Ethische, die links voorop staat, verschilt.

En zoo ook zou het zeer wel mogelijk zijn, den flauwsten Gereformeerde zoo na a^n den Confessioneele te schuiven, dat tusschen hem en den kloeksten Confessioneele nauwlijks onderscheid viel waar te nemen; terwijl rechts de flauwste Confessioneele en de meest positieve Irenische weer als twee droppelen waters op elkaar gelijken zouden.

Ja, zou men nog verder kunnen gaan en den zwakbloedigen Irenische weer zoo naast den meest liistorischgetinten Ethische kunnen opstellen, dat ook tusschen deze beiden geen waarneembaar verschil overbleef, en ge alzoo een phalanx kr? egt, links uitgaande van den krasten Moderne en door allerlei schakeering heen. rechtstreeks doorloopende tot den meest beslisten Calvinist.

Toch is dit niets dan schijn, en wie dieper ziet, weet zeer ; vel, dat er tusschen het centrum van elk van deze groepen een wezer'^ijk verschil van beginselen gaapt. Tusschsn de Confessioneelen en de Irenischen komt dit aanstonds uit, zoodra ge aan beide zijden vraagt wat deze met de Belijdenis willen doen. Dan toch zegt de Confessioneele: Onveranderd behouden! en antwoordt de Irenische: Liefst er het beslist Gereformeerde uitnemen.

En evenzoo is het principieel verschil tusschen den Confessioneele en den Gereformeerde ooit zoek geweest. Immers tusschen beiden gaapte altoos en gaapt nog het groote vraagstuk van de algemeene of de bijzondere verzoening.

En niet anders is het, zoo ge aan de overzij uw inspectie voortzet. Hoezeer Modernen én Groningers ook op elkander gelijken, en al zij het dat ze beiden in Schleiermacher een gemeenschappelijk uitgangspunt vinden, toch gaan ze evenals de linker-en rechterschool van Schleiermacher wel terdege uiteen. Dit verschil kleeft aan beider positie tegenover den Christus. In den Christus ziet de Groninger altoos nog iets meer dan een ideale menschelijke persoonlijkheid, terwijl juist deze ideaal-mensch het hoogste is, wat de Moderne in hem meent te kunnen ceren. Gevolg waarvan is, dat de Groningers nog steeds in de bijvoeging van ^^Christelijke kerk" het eigen wezen der kerk zien uitgedrukt, terwijl voor den Moderne de kerk kerk zou blijven, ook al kwam hij morgen den dag tot de conclusie, dat Buddha eigenlijk boven den Christus stond. En ongeveer evenzoo staat het tusschen de Groningers en de Ethischen. Deze toch deelen met de Groningers in hun oppositie tegen de Modernen, waar deze den Christus slechts tot een verschijning op religieus gebied verlagen; maar weigeren op hun beurt, om met de Groningers mee te gaan, waar deze, eenigszins machinaal en plat, op de wijze der oude Arianen, de mysteriën der religie begrijpelijk trachten te maken door ze te besnoeien. Integendeel, de Ethische zwelgt juist in het mysterie. Het mystieke is zijn element. En hoezeer hij ook, tot omschrijving gedwongen, soms nog nader dan de Groninger aan den Moderne staat, blijft hij door zijn zin en smaak voor het mysterie toch principieelen strijd voeren tegen den practischen platten Groninger, die in zijn hart tegen de glorie van het mysterie over staat.

Men lette er daarom wel op, dat het slechts de kerkelijke quaestie is, die de genoemde groepen drie aan drie vereenigt en tegenover elkander plaatst.

Op tal van de meest ingrijpende punten zullen ze telkens met elkander overhoop liggen en niet zelden sterker sympathie gevoelen voor een der groepen aan de overzij.

Maar als het op de quaestie der kerk aankomt, en op de vraag: Wat moet de Gereformeerde gezindheid hier te lande doen, om de taak voort te zetten, die, met name in den strijd tegen Rome, ons door onze vaderen is overgeleverd "> . dan is de indeeling en tegenstelling metterdaad gelijk we aangaven.

Dan toch komt alles aan op de Belijdenisquaestie; doodeenvoudig omdat alleen de ; 'v^a9urs: ï^iïqgm elijdenis de kerk onderscheidt van elke ndere Vereeniging. v

Men versta dit niet mis. We weten zeer wel, dat de Belijdenis dien naam slechts dan met eere draagt, zoo ze uiting is van heteen leeft in de harten; en dat in de harten dan slechts geestelijke waarheid is, zoo het „geestelijk licht" door den Heiligen Geest van binnen is ontstoken, en dat wederom dit „geestelijk lichi" slechts daar zijn zuiveren glans toont, waar wedergeboorte en door die wedergeboorte openbaring en werking van het Lichaam van Christus is. v a e d t w d w g g

Maar die diepere achtergrond ligt bij kerkformatie en reformatie buiten het bereik uwer waarneming. Dat is de onderstelling, maar niet het verschijnsel waarmede ge te doen hebt. Voor de inrichting der kerk kunt ge slechts vragen naar belijdenis en wandel, d. i. naar wat ge hoort en ziet. Het hart en de diepere gangen des levens zal niet de mensch, maar zal God oordeelen. t e m G M d o b h

En komt ge nu op de Be lijdenis'm óï& n zin, dan wordt alle leertucht onherroepelijk geoordeeld én door de Modernen én door de Groningers én door de Ethischen; — en daarentegen geëischt én door de Gereformeerden én door de Confessioneelen én door de Irenischen. d k m

door de Irenischen. Hier is dus het punt van zuivere en gerechtige indeeJing metterdaad gevonden.

Haar Belijdenis is hetgeen de kerk in haar uitwendige formatie (en daar alleen spreken we van) onderscheidt van elke andere Vereeniging. Maar „Belijdenis" in zake de uitwendige formatie der kerk be­ f duidt dan ook een Belijdenis die kerkrechtelijk gehandhaafd wordt. Anders toch is ze voor de uitwendige formatie der kerk dood; bestaat voor haar niet; en oefent werking noch invloed.

Vandaar dat Belijdenis en handhaving der Belijdenis of Leertucht hier woorden van éénen zin zijn.

En nu staan de verhoudingen over en weer en onderling zoo, dat men links principieel alle leertucht isannen wil en onder geen vorm weer leertucht wil invoeren. De Belijdeniskerk heeft voor alle drie de groepen die links staan, voor Modernen, Groningers en Ethischen, haar tijd gehad. Ze is geoordeeld. Ze kan noch mag terugkomen. Terwijl omgekeerd de drie groepen rechts, hoezeer ook zeer verre verschillend over den modiis quo, toch hierin saamstemmen, dat de Belijdeniskerk moet gehandhaafd, of de kerk zelve vloeit door, en dat handhaving van de Belijdsniskerk zonder leertucht ondenkbaar en onmogelijk is.

Hiermede wordt aan de Ethischen in het minst geen onrecht gedaan.

Bij monde van haar eminenten leider Dr. J. H. Gunning voegde deze richting zich openlijk bij de Modernen en Gron-ngers, én wat het veroordeelen der Belijdeniskerk én wat de verwerping van de Leertucht betreft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 april 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Cheoricen van Kerkzuivering.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 april 1889

De Heraut | 4 Pagina's