GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

,, Hebt uwe vijanden lief."

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

,, Hebt uwe vijanden lief."

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar ik zeg ulieden, die dit hoort: ebt uwe vijanden lief; doet wel dengenen, die u haten. Luk. 6:27.

Nog altoos schuilt de triomf van ons Christelijk levensideaal in dat hoogste waartoe de Liefde komen kan, in de liefde voor onze vijanden.

Waar ge bij liefde voor wie u liefhebben, en ij liefde voor wie in jammer of ellende neerligt, og iets in uw natuurlijk hart voelt, waaruit die liefde vanzelf kan opspruiten, beseft ge daarenteen bij de »liefde voor uw vijand''' zoo kenelijk, dat deze liefde van Boven is, van den Vader der lichten, en alleen door den Heiligen Geest in de ziel kan worden ingestort.

»Liefde voor zijn vijand" staat dan ook zoo ontzaglijk hoog, dat men om het Nieuwe Testament boven het Oude te verheffen, het meer dan eens heeft voorgesteld, als leerde het Oude Testament »oog om oog en tand om tand" en als had Jezus het eerst op aarde de »liefde voor den vgand" uitgeroepen, hij die in liefde voor zijn vijanden ons allen is voorgegaan.

Toch is dit een dwaalbegrip. Het stond reeds in Spreuken 25 : 21 zoo duidelijk geschreven: Indien dengene die u haat hongert, geef hem brood te eten, en zoo hij dorstig is, geef hem water te drinken"; terwijl met »oog om oog en tand om tand" allerminst persoonlijke wrake wordt vrijgelaten, maar enkel de regel voor den rechter wordt getrokken, waarnaar hij in stipte gerechtigheid zijn recht te spreken heeft.

Hoe zou er ook verschil tusschen Oud en Nieuw Testament kunnen zijn? Alsof het niet één God en Vader was, die ons beide schonk; één Zoon die ia beide ons als de hoogste profeet en leeraar toespreekt; en één Heilige Geest die beide ingaf?

Slechts dit staat in het Oude Testament: »Heere, zou ik niet haten die Uhaten ? " maar ook in het Nieuwe Testament wordt «ns nergens het gebod gegeven : Hebt de vijanden van God, als zoodanig, lief."

Het woord van Jezus, dat de wereld inging, luidt: »Hebt uwe vijanden lief, " d. w. z. die allen, die om persoonlijke reden u ten vijand zijn geworden, en tegen wie deswege de haat in uw hart het sterkst opwoelt.

Gods vijanden en onze vijanden mogen hier dus nooit verward worden. En slechts daarom mag ook tegen de vijanden Gods persoonlijk onze wrake nooit uitgaan, omdat zoo vaak bleek, hoe wie' nu nog een vijand Gods is, str£(ks zijn uitverkorene kan zijn.

Heden Saulus, morgen Paulus.

En daarom verblijve ook wat de vijanden Gods aangaat, de wrake aan den Heere, en late onze ziel van wrake af.

Maar anders staat het met uw persoonlijke vijanden.

Bij hen toch moet ge niet enkel van wrake aflaten, zoolang ge u zoudt kunnen vergissen; maar altoos, in volstrekten zin; ja moet ge de wrake in haar tegendeel omkeeren; en uw vijand liefhebben.

En vraagt ge in wat zin dat bedoeld is, dan eischt de Heilige Schrift uiteraard niets tegennatuurlijks van u, en vraagt dus niet, dat ge uw vijand lief zult vinden; dat ge hem beminnelijk in zijn woeden zult keuren; en met zekere zoetsappigheid onaandoenlijk zult zijn voor zijn boos en bitter woord.

Neen, integendeel de Schrift eischt, dat ge den bitteren beker, dien hij u mengde, tot op de heffe toe zult uitdrinken; goed en terdege proeven zult hoe bitter en wrang zijn nijd en haat is; en dus in vollen omvang weten zult, dat die man wezenlijk uw vijand is, en die vrouw u haat.

Op het diepe, voUi besef van die vijandschap dingt de Heere niets af.

Neen, neen, hij stelt dien man en die vrouw voor u, zooals ze werkelijk in het leven tegen u optreden. Hij spreekt van uw vijand, in al den schrikkelijken, bangen zin van het woord.

En nu stelt Jezus u den eisch, den strengen, den onverbiddelijken eisch, dat ge dien man, die vrouw ah zoodanig, in qualiteit van uw vijand; niet als ze straks ophielden het te zijn; maar nu, zooals ze daar vijandig en in vijandschap tegen u overstaan, en dus als uw vijand hen zult liefhebben.

Zoo lis hij aan het kruis hing, en in elke pees en in elke zenuw de wringende, schrijnende doodssmart gevoelde, die zijn vijanden hem aandeden, en hun bittere woorden opving, en toen ze liefhad en voor hen bad, zoo wil de Ileere dat ook gij, wetende, gevoelende, ervarende, dat deze man of die vrouw u ten vijand is, ze op datzelfde oogenblik zult zegenen, voor ze zult bidden, en ze als uw vijand zult liefhebben.

En denk nu niet, dat de Heere Jezus dat alleen van een hoog enkele eischt, die, in vroomheid en godzaligheid, bijzonder ver voortgeschreden, allengs tot een heiliger levenstoon gekomen is. o, Neen, de Heere richt zich bij dat zeggen tot een iegelijk.

Hij spreekt algemeen : »Gij, heb uw vijand lief, zegen ze die u vervloeken, doe wel dengenen die u haten en bid voor degenen die u geweld aandoen en u vervolgen" Meer nog, nooit kunt ge het Onze Vader bidden, of die gesteldheid der ziele moet in u verwezenlijkt zijn. Want immers ook in dat Onze Vader heet het: »En vergeef ons onze schulden, gelijk wij vergeven onzen schuldenaren

En dit kan ook niet anders, want de liefde voor onze vijanden wortelt in heel uw Christelijke Belijdenis.

Let maar op deze vier punten : Als David voor Absalom vlucht en Simeï hem van de hoogte vloekt, willen de zonen van Zeruja aan Simeï den kop voor de voeten leggen. Maar David verstaat het anders, en zegt: Wat heb ik met u te doen, o, zonen van Zeruja? Want de Heere heeft tot hem gezegd: loek David: ie zou dan zeggen : Waarom hebt gij alzoo gedaan ? " ("2 Sam. 16 : 10).

Hier ziet ge uit, hoe een kind van God in eiken vijand een instrument des Heeren heeft te zien; een mensch die zonder zijn wil zich niet roeren noch bewegen kan; en zonder wiens wil en bestel geen enkele vijandschap ons Overkomt.

Nu bijt de hond wel in den steen, maar gij weet dat de oorzaak niet bij dien steen, maar bij den werper ligt. En zoo dan ook hebt ge bij alle persoonlijke bitterheid die u treft, niet op uw vijand te zien die u hoont, maar op uw God, die dit hoonen noodig voor u acht, om u te kastijden of te heiligen.

Dat vooreerst, maar er zijn nog drie andere stukken, waarop ge hier te letten hebt.

Immers, wat uw vijand tot haat prikkelt, is niet anders dan de vreeslijke macht der zonde. En die macht der zonde woont waarlijk niet in hem alleen, maar in uw hart evenzeer. En als nu in zijn hart die zonde zoo schriklijk uitbot, en bij u wierd ingehouden, wat is dat dan anders, dan een meerdere genade, die u verleend wierd, en wat zou die meerdere genade dan andeis inu verwekken, dan deernis en mededoogen voor dien minder bedeelde, die zooveel erger onder de macht der zonde lijdt, en die, omdat hij in zijn haat zelf niet kan bidden, geholpen moet door tiw gebed.

En dan in de tweede plaats. Is hier geen oorzaak ook voor zelfaanklacht ? Of waar was ooit een vijand die ons haatte, dien wij door onze woorden, of daden, niet geprikkeld hadden? De wederzijdsche verhoudingen in het leven zijn zoo onuitsprekelijk kiesch en teeder en fijn. En, o, als nu liefde ons gedreven had, hoeveel hadden we dan niet kunnen mijden en voorkomen, waardoor het booze vuur in hem wierd aangeblazen in stee van het te blusschen. En-is dit dan niet een liefde die we in geheel bijzonderen zin aan onzen geprikkelden vijand schuldig zijn dat we voor hem uit den weg gaan, en zijn gevoeligheid niet gedurig opwekken?

En eindelijk: Waartoe is deze uw vijand op uw weg geplaatst ?

David riep van Simeï: «Misschien zal de Heere mij goed vergelden voor dezen zijnen vloek." En is het niet alzoo, dat Gods bedoeling met dit loslaten van de vijandschap tegen ons, nooit kan zijn, om ook ons tot zonde te brengen, maar altoos zijn moet een geloofsbeproe ving, om nu te zien, hoe het in uw binnenste staat, en om juist door die vijandschap de macht ten goede in u te sterken, en u zoo door uw bittersten vijand een zegen te doen brengen aan uw eigen hart.

Zonder strijd is er geen overwinning. En nu treedt die vijand tegen u op, om u die kroon der schoonste victorie voor het zielsoog te doen schitteren.

Wat kieSt ge dan ? , Zal het dan uw vijand gelukken moeten, om u te schaden aan de ziel en u innerlijk te verwoesten ?

En zoo niet, wat blijft u dan anders, dan te doen naar wat Jezus eischt: d. w. z. uw vijand lief te hebben, en juist daardoor hem ten instrument te maken, om u te sieren met de schoonste kroon, waarin het keurgesteente der liefde schittert.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 mei 1889

De Heraut | 4 Pagina's

,, Hebt uwe vijanden lief.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 mei 1889

De Heraut | 4 Pagina's