GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

"Jk zal u geen weezen laten."

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

"Jk zal u geen weezen laten."

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

HEMELVAART.

Ik zal u geene weezen laten; ik kom weder tot u. Joh. 14 : 18.

Een wees is een beroofd kind. Bij een kind hoort een vader en bij een kind hoort een moeder. En als nu een dier twee of beiden saam aan het kind ontnomen worden, dan is er een harde breuke in dat kinderleven geslagen. Want, hoe zal het nog kind zijn, als het niet meer staren kan in het trouwe vaderoog of zijn lieve moeder niet meer met teedere kinderliefde aan den hals kan hangen?

Daarom is wees te zijn zoo hard, zoo bang, zoo wreed, en kan God de Heere daarom alleen kinderen tot weezen maken, omdat Hij zelf dan in de plaats treedt en Vader van het weeskind wezen wil.

Vandaar dat het zoo onvergeeflijk is om een weeskind niet tot zijn »Vader in de hemelen" op te leiden, en zoo getuigend tegen een kind, dat wees wierd, als het dien »Vader in de hemelen" niet zoekt.

En nu, veel meer dan vader en moeder saam was Jezus voor zijn lieve jongeren op aarde geweest. Hun één en alles. Die zalige leidsman, om wiens wil ze huis en hof, kring en beroep, om wien ze vader en moeder verlaten hadden.

En dat wilde Jezus zelf, , want hij zei het hun: »Wie vader of moeder liefheeft boven mij, is mijns niet waardig."

Dat was diep in het hart der jongeren ingezonken. En niet gekunsteld, maar als bij heilig instinct hadden ze al de liefde van hun hart op hun trouwen en heerlijken Meester overgebracht.

Ze hingen aan hem. Hij vervulde hun gedachtenwereld. Hij was de eerste in de wereld van hun hart.

Zonder hem konden ze zichzelven niet meer denken.

En toch, nu merken ze het wel, hij gaat weg. Het kan, het zal niet blijven bij dat zalig omwandelen, bij dien dagelijkschen zielverkwikkenden omgang.

De ure komt en spoedt aan, dat al dit schoone en zalige uit heeft.

En wat zullen ze dan?

Hoe leeg, hoe verlaten zullen ze daar dan saam staan! Met wat vragende oogen zullen ze elkander dan aanzien! Wat eindeloos ledig zal dan hun hart benauwen! Wat heimwee naar den Eenige, die weg ging zal dan sluipen om hun ziel! Die gedachte ontroert hen dan ook ontzettend. En Jezus merkt die onrust, die hun gemoed vervult, en roept het hun daarom zoo vrede-ademend toe: »Uw hart, mijn jongeren, worde niet ontroerd. Gij gelooft in God, gelooft ook in mij!..."

Wat was, wat beduidde dat ?

Opk in hem gelooven! Maar deden ze dat dan niet ?

Doch hoor, daar ontraadselt de Heere hun dat geheimzinnig woord. Het is het bange voorgevoel van als weezen verlaten in de wereld te staan, dat u die onrust in de ziel ^ort. Nu dan, ziehier het woord mijner vertroosting: »Ik zal u geen weezen laten. Ik fcom weder tot u!" En natuurlijk, een bespotting van hun freeze zou dat geweest zijn, als Jezus hiercses alleen bedoeld had; Straks na mijn opstanding verschijn ik u weder i! Want immers, hoe karig toegemeten waren niet de uren, waarin hij die veertig dagen hun zijn bijzijn schonk. Verschijningen, die ge tellen kunt. Die het tiental niet overschrijden, .

En soms in enkele oogenblikken voorbij zijn.

J^een, neen, dat kon Jezus niet op het oog hebben, toen hij sprak van hen geen weezen te laten.

Want als het daarop alleen gedoeld had, hoe bitter moest dan de teleurstelling niet zijn, die terstond daarop volgde, toen hij weer wegging, nu van den Olijfberg, om hen voor altoos, tot aan het einde hunner aardsche dagen, te berooven van zijn zalig bijzijn.

Er lag dus iets meer, iets diepers in.

Toen hij in Gethsémané van hen scheidde en straks op Golgotha zijn geest in 's Vaders hand beval, kwam het tusschen Jezus en zijn jongeren tot een breuke.

Toen was hij gestorven. Toen waren ze beroofd en verlaten. Toen hadden ze niets meer aan hem, dan de zoete, maar nu bitter geworden heugenis, van wat hij die drie jaren voor hen was.

Zoo wierden ze waarlijk als weezen, nu hij weg jfas, die hun meer dan vader en moeder saam was geweest.

Maar nu, bij zijn opvaart ten hemel, is dit alles heel anders.

Ook nu is er wel een afbreken van den omgang waaraan ze gewend waren, maar kwam er voor in de plaats een andere, nog rijkere omgang met hun Heere, die zelfs door hun dood niet zou worden afgebroken.

Nu zonk hij niet machteloos weg in het graf, maar voer hij glorierijk op ten hemel.

Nu stierf hij niet, maar bleef hij leven.

Nu verduisterde de kroon zijner majesteit niet, maar gloorde die op.

En nu ontsloot zich dan ook dat wondere mysterie van een Christus, die in de hemelen in glorie verhoogd is, en die toch van uit den hemel in gemeenschap met de zijnen blijft; gedurig in hun midden verkeert; woning in hun hart maakt; en door zijn majesteit, genade en geest hun telkens zijn zalige nabijheid doet ervaren.

Reeds een kind, dat zijn aardschen vader niet verloor, maar. op verren afstand van hem gescheiden, in gaande en keerende brieven van hart tot hart met zijn vader kan blijven spreken, heeft geen gevoel van wees zijn.

En hoe zou dan het bang gevoel van hvees te zijn in de ziel dier jongeren hebben kunnen stand houden, toen Jezus wel weg was, maar toch nabij; toen er een zalige gemeenschap met dien Heere in de hemelen voor hun hart was ontsloten; en zij wisten dat zij tot Jezus spraken en hij hen hoorde; en heerlijk merkten in hun hart, dat het antwoord en meer dan het antwoord uit dien hemel van hun Jezus terugkwam.

Hoor dan ook Paulus maar jubelen: Eerst heb ik Jezus naar het vleesch gekend, maar nu ken ik hem niet meer naar het vleesch.

Nu is er veel zaliger en veel hooger gemeenschap. Levende liefdegemeenschap met mijn Heere en mijn Goël in den geest.

Toch zijn er nog, o, zooveel discipelen en dicipelinnen des Heeren, die hier bijna niets van verstaan, en eigenlijk als beroofde weezen op aarde voortkruipen tot aan hun dood.

Ze hooren wel van Jezus. Ze gelooven wel in Jezus. Ze hebben Jezus wel hef. Ook belijden ze wel, dat aan Jezus als den eenig dierbare al hun hope hangt. Maar.... de genieting hiervan stellen ze uit tot na hun sterven. Dan zullen ze gemeenschap met hem oefenen.

Maar nu, hier op aarde, in hun verlatenheid, te midden van hun heimwee, nog niet Deze zijn vrijwillige weezen, die het niet hoefden te z^n, en die het niet mogen blijven.

Want immers, wat is dat eiginwillig wees zijn anders, dan een moedwillig afsnijden van de zalige gemeenschap, die een kind van God hier op aarde reeds met zijn Heiland in den geest genieten kan? o, Ons Christelijk leven wordt zoo dor en mat, als de glans van die hoogere liefde er niet instraalt.

Nog altoos leeft de Christus. Nog steeds wil hij dezelfde voor ons wezen, die hij voor zijn jongeren na zijn hemelvaart was.

Nog altoos wil hij wonen onder ons men schen. Waar twee of drie in zijn naam samenkomen, wil hij in hun midden zijn.

De gemeenschap is en blijft ontsloten. In de gemeenschap der liefde en der gebeden van u naar uw Heiland. En in de gemeenschap der zahge toespraak en der rijkste genade van uw Heiland naar u.

Eens was die zalige, zoete gemeenschap met den Eénig dierbare de weelde en de bron van kracht voor heel de kerk des Heeren. Door die kracht heeft ze gebloeid. In die kracht haar wonderen gedaan.

En ook nu, neen de kracht der toekomende eeuw kan en zal in Jezus' kerk niet weer bloeien, of dit gemeenschapsleven met den Heiland moet Gods kinderen de ziel weer koesteren.

Nog vermoogt ge alle dingen, o, kerk van Christus, maar alleen door hem, die u kracht geeft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1889

De Heraut | 4 Pagina's