GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over de reformatie der kerk van Ulrum in 1834 deelt Docent Wielenga in de Bazuin nogmaals de stukken mede, ten bewijze, dat juist al het leed destijds geleden is, en al het verzet tegen de Overheid is volgehouden, om het één en eenig beweren dat er geen nieuwe kerk gesticht wierd, maar dat de bestaande Gereformeerde kerk haar formatie had gewijzigd, Docent Wielenga zegt er van: O Wat was het eigenlijke funt in geschil tusschen »de V uitgeleide Gemeenten"" van 1834 en de Regeering destijds ? Om - welke zaak of zaken zijn de Gemeenlen vijf w jaren lang zoo onrechtvaardig en wreed vervolgd ?

«Onze Geschiedenis" heeft ons hierop het antwoord te geven. Gelukkig hebben wij hier niet lang te zoeken. Reeds op haar eerste bladzijden is het duidelijk en klaar te vinden.

m Dat antwoord zegt ons tevens, wat die gemeenten voor - iihet wezen der Scheiding'' hielden; wat ze hiel N den vooB-^ de eigenlijke zaak, waarom het ging en het haar te doen was.

Om een bijzaak toch of een zaak van ondergeschiktf telang zouden ze zich niet zooveel smaad en schade en vervolging hebben getroost.

Zelfs hebben ze zich in zaken, die niet bepaald Gods b eer, en het recht van waarheid, kerk en conscientie r raakten, zeer toegevend en meegaande getoond.

Vriend en vijand zal dit tot haar lof moeten getuigen.

In bijzondere mate gaf de Heere in die dagen door zijne genade kracht om te dulden en te lijden.

Doch daardoor komt dan ook te duidelijker uit, dat de zaak, die ze meenden niet te mogen toegeven en om b den wille waarvan zij zooveel lijden zich hebben ge­ v troost, voor haar een hoofdzaak, ja de hoofdzaak was.

Welke nu die hoofdzaak was, waarom het naar haar innige overtuiging ging, komt in een kort bestek het duidelijkst en krachtigst uit in de Adressen, door de Gemeenten bij de Regeering ingediend, in verband met de Besluiten en Vtsfostties als antwoord daarop door de Regeering uitgevaardigd.

Voornamelijk zullen we ons in de mededeeling daarvan bepalen tot wat er te dezer zaak gebeurd is met de Gemeenten van Ulrum en Genderen. Als de eerste uitgeleide Gemeenten nemen deze in de Geschiedenis ))der Scheiding" als vanzelf een eigenaardige plaats in. Uit den aard der zaak treedt ook daar de quaestie het scherpst en zuiverst in het licht.

Wat nu deed de kerkeraad van Ulrum?

Meldde hij zich aan als een nieuwe kerk?

Volstrekt niet.

Gelijk bekend is, had »de Gereformeerde Gemeente van Jezus Christus te Ulrum" zich afgescheiden van »de Nederl. Herv. Kerk, " of, gelijk de kerkeraad zelf dat ook uitdrukt, van »de Liberale Herv Kerk." 1) Zij had dat gedaan met de verklaring, dat ze zich daardoor «niet had afgescheiden van de ware Geref.

))Kerk, noch van de ware Gereformeerden, maar slechts »van de tegenwoordige synodale kerk." 2) Door den kerkeraad werd daarvan kennis gegeven met Afschrift »der Acte" aan Z, M den Koning, den Minister van Eeredienst, de Synode, het Collegie van Toezicht waarvan Z. Excell. het hoofd was, het Prov. en Class, kerkbestuur en den Ring van Leens " 3) Ter begeleiding van de Acte werd tevens een Adres aan Z. M. den Koning gezonden waarin, zelfs met een beroep op de Grondwet om «bescherming en handhaving van het recht der Gemeente werd verzocht.

Zij deed dat in de overtuiging, dat zij was en bleef de Geref. Gemeente van Ulrum, die zich van de Nederl.

de Geref. Gemeente van Ulrum, die zich van de Ned Herv. Kerk had afgescheiden »om te kunnen blijven »wat zij oorspronkelijk was." 4) Reeds vroeger, 23 Juni 1834, had De Cock in een Adres aan Z. M den Koning gevraagd oni »de be scherming van de rechten dezer Gemeente (Ulrum) als Geref. Gemeente." 5) Evenzeer stond men »in de overtuiging, dat aan de «Gemeente en niet aan het Hervormd Kerkbestuur «het recht op het Kerkgebouw der Gemeente toe-«kwam." 6) Daarom werd er aan den Ring van Leens en aan den Burgemeester van Ulrum met overhandiging van de Acte bericht, «dat den volgenden Zondag de predikdienst «door "Ds. De Cock als leeraar der Gemeente in het «gebouw der Gemeente zou worden verwacht." 7) Zuiver Doleantie dus. Niets meer. Niets minder. Niets anders. Juist ons beweren van thans.

En hoe nam de Regeering dit op?

Dit blijkt uit de rainisterieele missive vanii December 1835, die van dezen inhoud was.

De Minister van Staat, belast met de Generale Directie voor de zaken der Hervormde kerk enz.

Bij aanschrijving van den loden dezer, No. 71, ontvangen hebbende Zijner Majesteits beschikking op de adressen van onderscheidene personen, welke verklaren zich, op de daarbij aangegeven gronden, van de gevestigde Hervormde Kerk te hebben afgeschei • den, en diensvolgens verzoeken 's Konings goedkeuring, autorisatie en bescherming, ten einde in hun eeredienst niet te worden bdemmerd, maar integendeel in de vrije uitoefening van denzelven te worden gehandhaafd.

Geeft, overeenkomstig gemelde koninklijke aanschrijving, bij dezen, aan de adressanten te kennen: Dat Zijne Majesteit met het hoogste leedwezen vernomen heeft hun voornemen, om de gevestigde Her vormde Kerk te verlaten en afzonderlijke genootschappen te vormen, daar zoodanige scheuring van ver uitziende gevolgen is en aanleiding geeft tot onverdraagzaamheid, twisten en partijschappen, den nadeeligsten invloed uitoefenende op de rust der huisgezinnen en de opvoeding der kinderen, terwijl deze afscheiding voor henzelven van zeer bedenkelijke gevolgen zou wezen, daar zij er wel op bedacht moe ten zijn, dat zij alsdan zelven geheel en al zouden moeten zorgen voor hunne kerken, voor hunne leeraars, en voor het onderhoud hunner behoeftigen.

Dat in allen gevalle de door hen ingediende verzoekschriften voor geen gunstige beschikking vatbaar zijn, maar zooals zij zijn liggende, moeten worden gewezen van de hand.

Dat, indien zij onverhooptelijk mochten blijven vol harden bij hun voornemen, om afzonderiijke, nieuwe Godsdienstige genootschappen te vormen, de Koning aan hen geene toelating en grondwettige bescherming kan verleenen, dan nadat Zijner Majesteit zal zijn gebleken, dat de openbare orde of veiligheid daardoor niet gestoord kan worden; dat Hoogstdezelve dus zal afwachten de nadere daartoe in te dienen adressen, welke verzeld zullen moeten zijn van hunne reglementen en statuten, teneinde daarop finaal te beschikken, nadat een en ander in het belang eener goede politie zal zi n onderzocht, en daarin niets gevonden, dat de publieke orde en rust zou kunnen storen, met de goede zeden strijden, of eenige inbreuk maken op de i) Acte van Afsch. of Wederk. en Toespraak en Uitnoodiging aan de geloovigen en ware Gereformeerden in Nederland, 1 Nov. 1834.

2) In het Adres van Z. M. den Koning in den loop van de week der Afscheiding tegelijk met de Acte der Afsch. ingezonden. Zie Hendrik de Cock enz. p. 304.

3) Hendrik de Cock p. 304. 4) Ibid. p. 302. 5) Ibid 237. 6) Ibid. 306. 7) Ibid, 304, bezittingen, inkomsten, rechten of titels van de gevestigde Hervormde (Gereformeerde) kerk of eenig ander reeds in dit Rijk bestaand kerkgenootschap, als welke Zijne Majesteit, volgens de grondwet, verplicht is te beschermen.

Dan dat inmiddels, zoolang zoodanige toelating door Zijne Majesteit niet zal zijn verleend, de adressanten geen aanspraak kunnen maken op de vri heid van Godsdienstoefening en de bescherming, al één aan de bestaande kerkgenootschappen bij de grondwet verzekerd; en dat mitsdien voorloopig de door hen, zonder verkregen toelating, feitelijk opgerichte gemeenten, als onwettig, niet kunnen worden geduld.

's-Gravenhage, den iien December 1835.

De Mmister van Staat voornoemd, (was get.) VAN PALLANDT VAN KEPPEL.

Zoo duidelijk mogelijk blijkt dus, hoe beide partijen, de kerk van Ulrum ter eenre en de Regeering ter andere zijde, heel. den strijd concentreerden op dit ééne punt: Is het een nieuwe kerk, of wel de voortzetting van de nu uitgeleide, maar vanouds bestaande Gereformeerde kerk?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 juni 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 juni 1889

De Heraut | 4 Pagina's