Voor Kinderen.

DE HAAS.

> Wat zit het geheele huishouden daar aardig bij elkander! De lieve jonge diertjes, die nog pas in de wereld komen kijken, zien verwonderd ia het rond, en begrijpen maar niet, waarom vader Haas daar zoo deftig op zijn achterpooten staat, en zoo ernstig in de verte tuurt. Vader weet echter wel wat hij doet. Misschien ziet hij in de verte een roofvogel aankomen. Ook kan het wel zijn, dat er een jager op hem loert, of een vlugge hazewind komt aanrennen. En op al die vijanden moet onze haas het oog houden, voor zichzelf, en voor de moeder met haar kinderen."

Zoo schreef eens iemand bij een prentje, waar dat alles op stond afgebeeld.

Want om hel in de werkelijkheid van nabij zoo te zien — dat, vrienden, gaat niet gemakkelijk, en gij weet waarom. Doch 't is waar, de hazen zijn aardige dieren. Als ze daar, zooals op 't plaatje, rustig bij elkaar zitten en lekker smullen aan de malsche, groene bladeren, dan kunnen we haast niet begrijpen, hoe de jager zoo wreedaardig kan zijn ze dood te schieten. De boeren denken daar evenwel anders over. Want de hazen lusten evenals wij heel graag kool en andere groente van het veld. En als men hen maar liet begaan, zouden zij al gauw zooveel opeten, dat er voor de menschen weinig overbleef. Daarom maakt men veel jacht op hen. Ook is hun vleesch zeer goed om te eten, zooals ge misschien wel weet.

Ge bemerkt al, dat de hazen veel vijanden hebben. Dit weten zij ook zeer goed, en daarom zijn zij zeer schuw en bang. Daarom zegt men ook van een bloo of bang mensch : het is een bloode haas. En als iemand in het gevaar wegloopt in plaats van zich te verdedigen, dan kiest hij het »hazenpad". Wij kunnen het echter vriend haas niet kwalijk nemen, dat hij altijd zijn biezen pakt, als men te dicht bij hem komt, want tot vechten is hij niet geschapen. Wel heeft hij, gelijk alle knaagdieren — waartoe hij behoort — fiksche tanden in den bek, maar daarmee kan hij niet bijten, zooals de honden. Die tanden dienen om te knabbelen en zijn daartoe zeer lang en scherp. Gij moet maar eens goed opletten als een haas, konijn of eekhoorn zit te eten. Dan zult gij wel zien dat het heel anders gaat dan wanneer de poes een muis opknapt. Vleesch eet de haas dan ook niet; of hij moest wel uitgehongerd zijn.

Zijn voedsel bestaat uit kool, wortelen en knollen. En gij kunt nu wel begrijpen dat een landbouwer niet vroolijk kijkt, als hij een troep hazen door zijn veld ziet springen, al vinden andere mensclien het een heel aardig gezicht.

»Wie niet sterk is moet slim wezen, " zegt het spreekwoord, en daarom vlucht de haas, die wel weet dat hij niet sterk is, zoodra hij maar wat hoort. Zijn sterke pooten zijn daar ook juist voor geschikt, en al zeggen wij soms van een vluggen jongen: »Hij kan loopen als een haas", dan scheelt er toch altijd heel yeel aan.

Om de hazen te schieten, moet men dan ook geen slaper wezen en vooral een goeden hond hebben. Dikwijls gebruikt men daarvoor de windhonden, die een mager lijf en hooge achterpooten hebben. Deze kunnen verbazend hard loopen en heel ver springen. Zij jagen den haas op, tot hij zoo dichtbij komt dat de jager hem schieten kan. Dan moet deze er echter gauw bij zijn, anders zou de hond wel eens den haas kunnen opvreten.

Intusschen, niet altijd weet de hond zijn prooi te grijpen. Want de listige haas maakt bij 't loopen een krommen weg, en wanneer de hond dan vlak achter hem is, draait hij plotseling naar den anderen kant, zoodat de windhond hem juist voorbij vliegt. En zoo spelen zij soms een heelen tijd krijgertje en net als bij de jongens, wint de vlugste het altijd.

Komen de honden evenwel van verschillende kanten, dan ziet het er voor den haas slecht uit. Kan hij niet in een of ander hol kruipen, dan zijn, gelijk het spreekwoord zegt, »veel honden des hazen dood."

Het vel van den haas levert een tamelijk goed bont, dat veel gebruikt wordt. Om het goed te hebben, moet men het dier in den winter schieten. Dan zit het echter veelal in zijn woning, namelijk in een hol dat hij in den grond heeft gegraven, en komt er alleen uit om onder de sneeuw naar wat voedsel te zoeken. Dat de hazen in dien tijd niet vet zijn, kunt ge wel begrijpen.

Behalve de gewone hazen zijn er ook ossehazen. Wat dat voor beesten zijn, moet ge maar eens aan den slager vragen. Misschien vertelt hij u ook wel er bij wat hazenpeper is.

B. te V. Op de vraag aangaande den stam van Dan weten we u geen antwoord te geven, dat afdoet. Er zijn allerlei uitleggingen voor gezocht, maar een die bevredigt, is nog niet gevonden.

Met een andere vraag gaat het beter, 't Is namelijk: of er twee dan wel drie tempels achtereenvolgens in Jeruzalem gestaan hebben?

De eerste tempel, gebouwd door Salomo (looo V. Chrt) werd verwoest door Nebukadnezar (588 v. Chr.) Den tweeden begon men te bouwen na den terugkeer uit de Babylonische ballingschap en stond nog omstreeks den tijd dat onze Heer geboren werd. Koning Herodes echter liet, om zich bij 't volk aangenaam te maken, dezen tempel bij gedeelten afbrek'en en vernieuwen, zoodat er ten slotte een heel ander en veel fraaier gebouw stond. Wie dus alleen van een tweeden tempel spreekt, bedoelt daar den vernieuwden en verfraaiden meê onder; wie van den derden tempel spreekt, bedoelt dien, gebouwd door Herodes.

Deze laatste tempel heeft nog geen eeuw gestaan. Want bij de verwoesting van Jeruzalem (70 n. Chr.) ging hij in de vlammen op.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen