GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een heriimeriiigsfeest.

IL

Ruim een eeuw later begon de vervolging opnieuw. Er was een genootschap opgericht »tot verbreiding van het Roomsch geloof en tot uitroeiing der ketters", en op allerlei wijs werden nu de Waldenzen weder geplaagd. Zelfs werden kinderen aan hun o aders ontroofd en dan Roomsch opgevoed. In 1685 wisten de geestelijken het zoover te brengen, dat de hertog van Savoye den Waldenzen beval om, wilden zij niet Roomsch worden, binnen drie dagen 't land te verlaten.

Wat de arme lieden ook baden en smeekten, 't hielp niet. 15, 000 soldaten rukten tegen hen op. Door list kregen de vijanden de overhand, en begonnen nu een vreeselijk bloedbad aan te richten. De Waldenzen werden erger dan wilde beesten behandeld; verbrand, in stukken gehouwen, te pletter geworpen, levend begraven; zelfs kleine kinderen werden wreedaardig vermoord. Later vond men vele lijken of stukken er van, soms opengescheurd of opgehangen. Geen wonder dat de Waldenzen eindelijk besloten zich tegen zulke onmenschelijke aanranders te verdedigen. En dat gelukte, want zij streden dapper en op God vertrouwend, als altijd. , . ,

Alle Protestanten waren verontwaardigd toen zij hoorden wat geschied was. Men hield bededagen, om den Heere te smeeken dat Hij de Waldenzen mocht verlossen, en onze vaderen evenals de Engelschen, brachten groote sommen gelds bijeen (Amsterdam alleen een kleine 100, 000 gulden) om de verdrukten te steunen. Ook zonden onze staten, gelijk de regeeringen van Engeland en Zwitserland, afgezanten, om den hertog te bewegen dat hij al die gruwelen deed ophouden. En zoo kregen de Waldenzen, althans een poos, weder eenige rust.

Evenwel de kwellingen hielden niet op. De Roomsche kerk kon nu eenmaal de ketters niet dulden en zoo werd dan hier de predikatie verboden, ginds het land der Waldenzen verwoest en alles vernield. Doch weer wisten de Waldenzen zich zoo te verdedigen, dat men hun wel vrede en vrijheid moest schenken.

Doch hun vijanden konden dat niet lang aanzien. In Frankrijk hadden de vijanden der Protestanten bewerkt, dat koning Lodewijk XIV, een man die leefde in de zonde en 't volk Gods heftig vervolgd heeft, het »Edict van Nantes" herriep, waardoor nu geen Gereformeerde in Frankrijk meer vrij of veilig \vas. Zoo moest het nu, zei Lodewijk, ook zijn in het grensland Savoye, en daartoe wilde hij den hertog Amadeüs II dwingen, hoe weinig lust deze, die in den grond der zaak een edel vorst was, ook aan 't vervolgen had.

Uit vrees van anders zijn land te zullen verliezen, gaf de hertog toe, en beval dat alle Waldenzen tot de Roomsche kerk moesten overgaan en hun kerken afbreken, of binnen veertien dagen 't land verlaten, op straf van het leven te verliezen. AVeer smeekten de Waldenzen hun vorst om erbarming, doch de vrees voor Lodewijk XIV en het aandringen van Roomsche zijde maakten hem voor die bede doof. Ook vreemde landen bemoeiden zich met de zaak, doch vergeefs. Toen eindelijk besloten.de Waldenzen, onder aanroeping van des Heeren naam, zich te verdedigen. Hun leider was daarbij de Fransche predikant Henri Amaud, een vurig prediker en tevens een bekwaam krijgsman.

Weldra trokken inlandsche en vreemde troepen de dalen binnen, en hielden er weer gruwelijk huis. Doch in den strjjd tegen de Waldenzen werden zij geslagen. Slechts door list kon men de dappere bergbewoners meester worden. Nu begon het martelen en moorden opnieuw — zoo vreeselijk, dat we het liever niet beschrijven. Een vader o a. die eerst zijn geheele gezin had zien vermoorden, werd gedwongen de hoofden van zijn zoons naar Luserne te dragen. Daar werd hij zelf wreedaardig gedood. Drie duizend menschen kwamen om, en viermaal zooveel werden in ellendige gevangenissen geworpen. Het geheele land was verwoest, uitgemoord en verlaten. Roomschen namen de plaatsen der verdreven Protestanten in, en de gevangenen werden zoo verwaarloosd, leden zoo aan alles gebrek, dat zij bij honderden omkwamen. Slechts drieduizend Waldenzen waren er ten slotte over. En nog mochten deze arme, ellendige menschen, die hun Heer en Heiland waren trouw gebleven, niet in het land vertoeven. Zij werden - ebannen. Tegen den wintertijd moesten de '^firzwakte en uitgeputte lieden over de Alpen „aar Zwitserland. Rust werd huti niet gegund ff„ atofi» en sneeuw moesten zij voort. De 'teoo die eindelijk Geneve, de stad van Calvijn,

eikten, wa^en uitgeteerd tot geraamten, te jfjCrk bijna op? , te staan. En hoe velen hun­ ner hadden hun dierbaarste betrekkingen op dien moeilijken tocht verloren!

Doch niet alleen Zwitserland, ook ons vaderland en Brandenburg waren gereed de arme zwervers te ontvangen. Doch zij wilden liefst zoo dicht mogelijk bij hun oude vaderland blijven.

't Eenige wat men hier kon doen was geld voor hen verzamelen, dat onze prins Willem III onder hen liet uitdeelen,

Telkens beproefden zij ook, schoon vergeefs, terug te keeren naar hun geboortegrond. Eindelijk maakten hun aanvoerders, Janavel en Arnaud, een plan tot terugkeer, dat in r688 door hen met groote heeren te 's Hage, allereerst met onzen prins Willem, werd besproken. De prins, die toen op het punt stond naar Engeland over te steken, die daar koning zou worden en zoo de vrijheid en het Protestantsch geloof redden, wist wel dat hij daardoor in oorlog zou korrien met Lodewijk XIV, en er was nu kans dat de hertog van Savoye zich van den Franschen heerscher zou afkeeren. Verblijd keerden de afgezondenen terug, en 't was geen wonder dat de verheugde Waldenzen de Oranjekleur op hun hoeden gingen dragen. Noemde men de arme ballingen vaak het »Israël der Alpen", zij noemden prins Willem III hun Jozua, hun David.

In 't begin van 1689 hoorden de Waldenzen dat prins Willem koning van Engeland was geworden. Lodewijk XIV zou 't nu wel te drtik krijgen om de Waldenzen nog te kunnen vervolgent Thans was de gelegenheid tot terugkeeren schooner dan ooit. De prins steunde hen met geld. en wapenen, alles beloofde voorspoed!

Toen nu eindelijk alles afgesproken was, kwamen de Waldenzen van - allen kant bijeen in een dicht-woud, op den oever van het meer van Geneve. Bijna was hun pogen nog mislukt. Doch neen — de Heere geleidde hen. Na een vurig gebed tot God stak men van wal en weldra stonden een kleine 1000 AValdenzen aan de overzij.

Dat was het begin der glorieuse Rentree, d. i. de roemrijke terugkeer, die thans herdacht wordt, 't Was geen gemakkelijke tocht. Het gure weder op de hooge bergen, gebrek aan leeftocht, vijandige krijgslieden — alles werkte den Waldenzen tegen — doch hun God was met hen en kroonde hun geloof en hun moed.

Op alle plaatsen waar de Waldenzen doortrokken verlangden zij niets meer dan dat men hen ongemoeid liet; zij deden niemand leed en betaalden wat zij noodig hadden. Zoo kwamen zij een goed eind weegs ver, doch altijd met de glootste voorzichtigheid. Want de weg over de bergen was moeilijk en gevaarlijk, ja soms scheen voortgaan onmogelijk en moest men temidden van den mist door dikke sneeuw heen. Eindelijk stuitten zij op den vijand, (Fransche troepen) die hun bij een brug den doortocht betwistte en van twee kanten tegelijk aanviel. Een felle sfrijd ontstond er... . de Waldenzen bleven overwinnaars en dankten den Heere, die verlossing gegeven had.

Na eenige rust trokken zij voort en bereikten weldra Balsille, het eerste der dorpen van hun eigenlijk vaderland. In elf dagen hadden zij den tocht volbracht.

Nu ging men verder. Uit een kerk, die door de Roomschen in bezit was genomen, nam men de beelden weg en toen hield de predikantveldheer Arnaud daar een rede, over de toepasselijke woorden uit den t29sten psalm: »Zij hebben mij dikwijls benauwd van mgn jeugd af." 't Was ruim drie jaren geleden, dat er voor 't laatst in de dalen der VValdenzen was gepredikt.

Onder allerlei gevechten en moeite, onder honger en ontbering beproefden nu de Waldenzen hun oude woonplaatsen weer in te nemen. Doch, o schrik! Een leger van ruim 20, 000 man, Franschen en Piëmonteezen, trok tegen hen op. Zoo besloten de arme gejaagde, zwer velingen dan, nu de winter naderde, een veilige schuilplaats te zoeken. Die vonden zij in het dorp Balsille, een rotsvesting, die bijna oninneembaar was. Daar verschanste Arnaud zich met de 400 man die hij nog over had. Onvermoeid was hij in alles. Driemaal per week predikte hij, en eiken dag hield hij 't oog op de versterkingen en leidde al wat er geschiedde, 't Was een leger als er weinige zijn gezien, waar men met gebed alle ding begon en psalmen werden aangeheven ter eere Gods.

{Slot volgt.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 augustus 1889

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 augustus 1889

De Heraut | 2 Pagina's