GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op de rots.

Dezen zomer ging een heer een reis doen in het Noorden van ons werelddeel.

Eens kwam hij aan een huis, dat vlak aan zee stond boven op een steile klip. Het werd bewoond door een dame, met welke die heer bekend was. Zij zag hem aankomen, en ging hem tot aan den voet der rots te gemoet.

De reiziger was spoedig met de dame in gesprek, en zij wees hem waar haar huis gelegen was.

De vreemdeling zag op en keek de steile rots eens aan. Boven op den top lag als een arendsnest het huis, juist aan den kant. 't Was een stevig gebouw van grijzen steen. Het zag er thuis rustig en vriendelijk uit, zooals het daar lag in den vriendelijken zonneschijn, terwijl de zonnebloemen er als een krans om heen stonden.

»'t Ziet er hier recht liefelijk uit", sprak de vreemdeling, »maar mij dunkt des winters en als het stormt moet het hier toch niet aangenaam zijn.

»'tls waar, '' sprak de bewoonster van het huis. «Laatstleden winter sloegen de golven zelfs over den rotswand, schoon die tachtig voet hoog is."

«Ontzettend!" riep de vreemdeiing, «welk een hoogte."

«Ja de noorderoceaan is niet om mee te spotten, " hernam de dame. Meer dan eens heeft hij de bedden in onzen tuin vernield, en nog den laatsten winter is een geheel stuk muur daar bij 't badhuis weggeslagen.

«En zijt gij niet bevreesd in dit huis te blijven ? " «Och wij zijn er aan gewoon", was 't antwoord. «En wat meer zegt, het huis is om zoo te zeggen uit de rots geholiwen. Het bestaat geheel uit vasten steen, is op de rots gegrond en er hecht mee vereenigd. Ik geloof niet dat de winden en de golven het ooit zullen omwerpen. Dan zou de geheele rots moeten vallen en dat gebeurt niet."

De reiziger glimlachte en ging het huis binnen. Toen hij alles bekeken had moest hij de dame gelijk geven. De grondslagen van het huis lagen stevig in de rots, het stond er onbewegelijk op, hoe ook de golven mochten slaan. — Zulk een onbewegelijk huis hebben allen, die in den Heere Jezus gelooven. Zijn woord zegt ons : «Een iegelijk dan, die deze mijne woorden hoort en dezelve doet, dien zal Ik vergelijken bij een voorzichtig man, die zijn huis op een steenrots gebouwd heeft.

En er is slagregen nedergevallen, en de waterstroomen zijn gekomen, en de winden hebben gewaaid, en zijn tegen hetzelve huis aangevallen, en het is niet gevallen, want het was op de steenrots gegrond." (Matth. 7 : 24 en 25.)

VOOR WEETGRAGE LEZERS.

De vriendelijkheid van een der bovenbedoelden, die mij een merkwaardig boek zond over het laatst behandelde onderwerp, herinnert dat het hoog tijd wordt voort te gaan. Er moet trouwens zooveel een beurt hebben.

We hebben gezien, dat onze taal zich vooral onderscheidt door een bijzondere kracht om saam te stellen. Nu is echter de groote kunst om dat zoo te doen, dat we verstaanbaar en naar den aard van onze taal ons uitdrukken; vooral ook maar niet samenstellen zooals ons goeddunkt, zondermeer.

Men kan, dat weet iedereen, samenstellen met wor-en met achtervoegsels. In beüoyxvibaar b. v. hebben we 't voorvoegsel Ie en 't achtervoegsel baar. Wederom zijn er voorvoegsels die men niet van 't woord kan scheiden zooals dat be; en andere die zich wel laten scheiden b. V. voort in 't woord voortbrengen (ik breng voort).

De voorvoegsels die zich niet laten scheiden, zijn niet groot in getal, en sommige komen maar in enkele woorden voor: b. v. er'va. «ervaren, erkennen, erlangen", oor - in oorsprong, wan in wanhoop en ant in antwoord enz. Andere als on in ondank en ver in vergeten komen zeer veel voor. Vele dingen zijn hierbij echter op te merken.

Vooreerst dat de beteekenis van die voorvoegsels niet altijd meer voor ieder duidelijk is b. V. 't onderscheid tusschen voelen en gevoelen. Wat de voorvoegsels /'«, ge en z/^reigenlijk al voor betcekenissen kunnen hebben raad ik den lezers aan eens goed te onderzoeken door eigen proefneming. Dat dan in goed Nederlandsch op te schrijven is een der beste oefeningen voor een jong mensch; b. v. 't verschil tusschen denken., bedenken en gedenken. Wie een proefje er van wil zenden, kan, als 't goed is, op een plaats in de Heraut rekenen.

Ten tweede kunnen we met die voorvoegsels niet • alles doen wat we willen; her b.v. beduidt, nop: eens: brieven, /««rvatten. Maar nu gaat het toch niet aan, dat altijd zoo te gebruiken. De baas zal niet tot den knecht zeggen: «Gij moet dat herboren, " of «heropschilderen." De knecht zou 't denkelijk niet begrijpen ook. In de taal laten zich de dingen niet maken: men vindt hen.

Evenzoo is 't met wan. Men kan wel spreken van wawhoop, wanstaltig. Maar een leelijk huis kan men daarom geen wa«huis noemen.

We kunnen wel zeggen, dat — 'tzij dan met of buiten hun schuld — er velen zijn die van de beteekenis der voorvoegsels niet veel gevoelen, ten minste van sommige. Soms worden die woord deeltjes geheel weggelaten b v. ge als men zegt: »ik loof; voor ik geloof" — ik heb 'em zien; voor «gezien"; «gevoelen" en «voelen" wisselen dikwijls af. Vaak zegt men «dit hoort niet, " voor «behoort niet" enz. enz.

Want alle dingen, ook de taal, zijn onderhevig aan «slijtage". Als iemand schrijft: «Ik zoude wel eenen aangenameren weg kiezen indien ik maar konde" dan is dit wel goed, maar tegenwoordig doet men 't liever korter af en laat heel wat «staarten" weg, en zooals we zagen krijgen de «koppen" nu ook hun beurt.

Evenwel, vrienden, laat het nooit zoover komen dat ge «ö«deugd'' voor «deugd" aanziet. Ook zult ge goed doen te bedenken, dat het werkwoord «drinken" ook een saamstelling heeft die er vaak op volgt: men maakt haar met het voorvoegsel ver.

Antwoorden.

Op de gedane vraag antwoordt J. de R. te A. zeer juist: «Men moet den zot naar zijn dwaasheid niet antwoorden, om niet eveneens een zot te worden; men moet den zot naar zijn dwaasheid antwoorden, om den zot niet hoogmoedig te maken."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 oktober 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 oktober 1889

De Heraut | 4 Pagina's