GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Weten m gelukkig' zijn.

Dat het gemakkelijker is vragen te doen dan er een goed antwoord op te geven, weten zeker vele lezers van de Heraut — en hij die dit schrijft, weet het ook.

Het spreekwoord zegt: Een dwaas kan meer vragen dan zeven wijzen kunnen beantwoorden. Men behoeft echter nog juist geen dwaas te zijn om meer te vragen dan iemand licht kan uitleggen.

Zoo werd eens een dominé aangesproken door een heer die hem vroeg:

»Wat denkt gij nu wel van den wijzen Socrates en van andere brave heidenen, die gestorven zijn. Zijn zij in den hemel of daalden zij neder in de hel? "

Zeer verstandig antwoordde de predikant: » God heeft mij niet tot rechter over het heelal aangesteld. Maar indien gij in den hemel komt, zult gij of hen daar zien, 5f een voldoende reden vernemen waarom zij er niet zijn.

Het is gelukkig vrienden dat het niet allereerst onze kennis of onze wijsheid is, waar 't op aankomt. Wel wil de Heere God dat wi in kennis zullen toenemen en-in het verstand eens volwassen zijn, maar de groote dingen Gods te begrijpen kunnen wij zoomin als Job.

Er staat echter ook niet: wie wijs is komt in den hemel, maat wie gelooft.

Daarom is een ongeloovig mensch, al is hij wijs of rijk, toch niet gelukkig-Wij weten van een ongeloovig heer, die grooten rijkdom bezat — hij woonde in Selkirk (Schotland) — dat hij eens zei:

»Ik weet niet hoe het komt, maar de arme, oude Janet" — dat was een arme oude vrouw, die in een hut op zijn uitgestrekte bezit ting woonde — »heeft nu werkelijk meer geluk in haar godsdienst dan ik heb in al mijn bezittingen. Indien haar godsdienst een droom is, dan is het toch een zeer aangename droom.

En indien het waarheid is, " voegde hij er na lang zwijgen met groote ontvoering bij, »watzal er dan van mij worden ? ''

Op die laatste vraag komt het aan. Wie daarop een verblijdend antwoord geven kan is gelukkig.

Nog' bij tijds.

In vroeger jaren las ik wel eens van roofvogels, die kleine kmderen oppakten en er mee wegvlogen. Dat dit nog wel kan plaats vinden blijkt uit hetgeen pas te Barberton in Zuid-Afrika is gebeurd-

Daar kwam namelijk Zaterdag 5 October een zekere heer Bosch, een boer uit den om • trek, die een »lammervanger'' vertoonde, d. i. een soort van arend, die hij onder zonderlinge omstandigheden geschoten had.

Die vogel had reeds een week geleden zich boven zijn plaats vertoond, was toen op eens op een jong varkentje neergestreken en had dat met het grootste gemak medegevoerd.

Toen bleef hij eenige dagen weg en zou weldra in het vergeetboek geraakt zijn. Vrijdag 4 October echter deed die heer Bosch een middag­ dutje, toen hij op eens gewekt werd door een schel angstgeschreeuw. Hij vloog op, nam zgn geweer en spoedde zich naar buiten. Wat zag hij daar ?

Hij zag een oude Kaffervrouw die als een razende rondsprong en handen en oogen ten hemel ophief. De heer Bosch keek dus ook naar boven en zag een grooten vogel, die een klein Kafferkind in zijne klauwen had, en reeds op zijn minst 70 el boven den grond was. Een oogenblik stond de heer versteld, doch spoedig herkreeg hij zijn tegenwoordigheid van geest, en het kwam hem in de gedachte, dat het in ieder geval het best was op de vogel te schieten, zelfs op gevaar af van het kind te dooden, daar dit dan toch uit zijn lijden zou zijn. Hij legde dus aan, schoot en zag tot zijne ontsteltenis dat de arend doorvloog. Dit duurde eenige seconden, de heer Bosch had het geweer weder geladen, toen hij op eens zag, dat de arend begon te dalen. Fladderend kwam de vogel al lager en lager, nog steeds het kind in zijn klauwen houdende. Eindelijk kwam het beest tusschen eenig struikgewas terecht De heer B. spoedde zich daarheen, en zag dat de vogel dood was. Het kind was door Gods genadige bewaring er gelukkig afgekomen. Het had slechts eenige schrammen, tengevolge van de dorens waar het tusschen gevallen was en eenige indrukkels van de klauwen van den vogel Ik behoef wel niet te zeggen dat de gelukkige schutter overal geprezen werd over zijn tegenwoordigheid van geest Hoe blij de ouders moeten geweest zijn kunt gij begrijpen.

AAIÏ VRAGERS.

W. G. Z. — De vogel dien gij noemt, de geitenmelker, is een soort van zwaluw, of eigen lijk zijn er twee soorten die zoo heeten, een met een zeer langen staart. Waarom die zoo heet, weet misschien een der lezers u te vertellen ; ik kan het niet zeggen. Wel weet ik dat vele vogels zonderlinge namen dragen, b V. de dominé, het baardmannetje, de ossen pikker, de zeekoet, de Jan van Gent enz.

Een andere vriend wenscht te weten, waarom men zegt »een ongeluksvogel" en waarom 't juist een vogel moet zijn.

Waarschijnlijk is dit afkomstig daarvan, dat de oude heidensche volken, zooals de Romeinen, en niet minder onze voorouders de Germanen, geloofden uit de vlucht der vogels en uit die dieren zelf geluk of ongeluk te kunnen voorspellen. Zag iemand b. v. als hij op reis wou gaan, een raaf vliegen, dan stelde hij zijn plan een dag uit. Ja 't is gebeurd dat een geheele troep soldaten niet verder wou, toen er een vlucht kraaien plotseling zich in de lucht vertoonde. De raaf was dus een ongeluk voorspellende vogel. En 't is dus eigenlijk onjuist, dat men iemand, dien het altijd tegenloopt, »ongeluksvogel" noemt. Doch met zulke dingen wordt het niet altijd nauw genomen.

Ik behoef er wel niet bij te voegen, dat wij Christenen zeer zondig zouden handelen door nog op zulke dingen acht te geven. De Heere God verbood aan Israel gestreng »op vogelgeschrei ("d. i. geschreeuw) acht te geven".

Onder de heidenen waren er zelfs, die er de dwaasheid van inzagen. Eens zou een Romeinsch vlootvoogd, die Claudius Pulcher heette, ten strijd trekken. Men zei hem echter, dat de heilige kuikens, die te Rome in een tempel waren, niet wilden eten. Om dit kwade voorteeken mocht hij niet uitvaren. Maar wat deed Claudius ? Hij liet de kuikens halen en wierp hen met hok en al in zee, zeggende: »Als ze niet willen eten, zullen zij ten minste drinken I" En toen voer hij weg.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 november 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Voor kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 november 1889

De Heraut | 4 Pagina's