GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Schoon en aangrijpend is de rede door Ds. C. van Proosdij op 17 April 1890 over het lijden der krankzinnigen uitgesproken.

Hoor slechts:

De krankzinnige is een onttroonde koning, zonder troon en kroon, zonder eenige uitdrukking van zijne vroegere waardigheid, zonder heugenis van zijn verlies, die een gescheurd bedelaarskleed draagt alsof het de koningsmantel ware.

Oud en arm is ongelukkig, zoo luidt een spreekwoord van het volk. Oud te zijn, den ouderdom met zijne kwalen te gevoelen is moeilijk, doch zoo ge geld en daardoor macht hebt kunt gij het eenigszins ver zoeten. Oud en arm, ten laste van kinderen die ver langen naar den dag dat het gedaan is, ten laste van de burgerij die niet begrijpen kan waartoe zulke oude stumpers nog dienen, is ellendig. Maar nog niet zoo ellendig als arm en krankzinnig, flet goud der wereld kan de ijzeren ketenen der ellende, welke de rijke krankzinnige draagt, vergulden; en is hij bijna aan het dier gelijk, het goud kan hem maken als het schoot hondje van mevrouw of het raspaard van mijnheer, meer dan menig mensch verzorgd en vertroeteld Maar krankzinnig en arm dan zijt ge een spot voor uwe omgeving, een lastpost voor gemeente en provincie, overgegeven aan de barmhartigheid der maatschappij, welke den barmhartigen Christus verwerpt. De arme krankzinnige is dubbel arm en dubbel ongelukkig!

Hoe onuitsprekelijk groot is het voorrecht, dat gij van den Heere ontvangt, zoo Hij uzelven van die vreeselijke kwaal verschoont; zoo ge man noch vrouw hebt, die ge bemint en aanschouwt, beroofd van den stempel van 's menschen heerlijkheid; zoo ge bij de geboorte uwer kinderen en bij hunne verdere ontwikkeling kunt zeggen «welgeschapen", niet alleen door het bezit van rechte leden, door het be zit van alle de zintuigen, maar bovenal door het bezit van een ongekrenkt verstand. Grooter nog is uw voorrecht, zoo gij dooi' de werking des Heiligen Geestes verlichte oogen des verstands hebt ontvangen; zoo God in uwe harten geschenen heeft om te geven verlichting der kennis der heerlijkheid Gods in het gezicht van fezus Christus; zoo ge kennis hebt aan de groote verdorvenheid van verstand en hart en aan _ de onpeilbare diepte der liefde Gods; zoo gij «in de liefde geworteld en gegrond zijt, opdat gij ten volle kondet begrijpen, welke de breedte en lengte en diepte en hoogte zij; en bekennen de Helde van Christns, die de kennis te boven gaat; zoo gij bij den aanvang moogt zoeken de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods. Efeze i:18, 2 Kor. 4 : 6, Efeze 3 : 17 — 19, Coloss. 3 : i. — E . gij, door God bij uitnemendheid beweldadigd en begenadigd, hebt gij het werk van priester en leviet of dat van den barmhartigen Samaritaan te verrichten aan den otigelukkigen krankzinnige, die daar bijna dood ter zijde van" den weg ligt? Waar is .uwe olie en wijn om in zijne wonden te druppelen, waar is uwe ezel om hem te dragen, waar is de herberg, welke uw geld voor hem bereidt?

En niet minder goed gezegd is wat hij met het oog op dit ontzettend lijden ons toeroept:

Er zij gevoel van solidariteit, van saamhoorigheid, gevoel van medeschuld. Deze kwaal toch is gevolg der zonde. Soms van persoonlijke zonde. Ge denkt aan den koning van Babel, wiens naam wij u straks noemden; aan hera, die zichzelven al hooger en hooger verhief en waande God even gelijk te zijn, maar van God een plaats ontving bij de dieren des velds. Ge denkt hoe de eeuw, waarin wij leven, er op uit is den mensch van den hemel af te trekken, met natuurlijke kennis te overladen, allen op te roepen zich aan de stofvergoding te wijden; hoe deze eeuw rijk is en rijker wordt aan lijders en lijderessen aan deze treurige ziekte. En dan merkt gij op, dat God - menigmaal bijzondere plagen zendt als straffen voor^bijzonderc zonden. Doch niet altijd is de bij zondere straf bewijs van buitengewone zonden. Jobs vrienden zochten zich moede om het verband te^ vinden tusschen Jobs straf en zonde en prikten den ellendigen lijder met de scherpe punt hunner tong in stede van hem troost aan te bieden. De discipelen des Heeren, den blindgeborene zien, zeiden: Rabbi! wie heeft gezondigd deze. of zijne ouders; en ontvingen ten antwoord: noch deze heeft gezondigd, noch zijne ouders. De kwaal der krankzinnigheid treedt op als een bewijs van de verwoestende macht van die zonde, welke door onze eerste ouders is aangegrepen als een middel tot zelfverheffing; van die zonde, welke in alle hunne kinderen woont reeds van de ure hunner ontvangenis af; van die zonde, welke in het hart van een legehik onzer haren tempel heeft gevonden.

En voorts:

Er zij gevoel, geestdrift voor het schoone doel. God werd yerheeriiikt in de genezing van den blindgebo rene, s Heeren werk der barmhartigheid mag niet overgelaten worden aan de van God vervreemde wereld Waar de ellendigen op de markt des levens geveild worden, moet het »mijn" het eerste van de lippen van Christus' kerk, moet het hoogste bod door haar worden gedaan. God moet en kan verheerlijkt wor den in den arbeid der liefde. En waar dit het hoogste doel der kinderen Gods moet wezen, arbeidt dechris ten in het redden der ongelukkigen anders dan de wereld. Geene hooge en dikke muren, gevangenis en graf voor de krankzinnigen, om onze oogen maar te vrijwaren van den aanblik dier diep ellendigen en onze ooren te behoeden voor het gehoor van hun gekrijt en gehuil begeeren wij; geene lastpost, tot onzen spijt, jaariijks op onze rekening wederkeerende, mogen zij ons zijn; uw doel zij het zoeken van het schepsel naar Gods beeld geschapen, ook in den mensch aan het dier gelijk geworden; een zoeken van verademing voor het lichaam en van hulpe voor de ziel; een arbeiden, om medearbeiders te zijn van Hem die gekomen is om te zoeken en zalig te maken, dat verloren is.

Zij Ds. Proosdij dank gezegd voor dit welsprekend woord, en vinde het ingang.

Ingang bij zijn hoorders, maar ook ingang bij zijn lezers, want ze was waard ook in druk te verschijnen deze redevoering, onder den goed gekozen titel: /eremia, de medelijdende profeet^ eene schaduw van den barmhartigen Hoogepriester, een voorbeeld voor den Christen.

Ze zag het licht bij den uitgever Donner te Leiden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 mei 1890

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 mei 1890

De Heraut | 4 Pagina's