GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„zoo velen als gij in christus gedoopt zijt.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„zoo velen als gij in christus gedoopt zijt.”

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want zoo velen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan. Gal. 3:27.

Ook gij zijt gedoopt. Gedoopt in den naam van Vader, Zoon en Heiligen Geest. En door dien Doop ook zichtbaar onder de hoede van het Genadeverbond gesteld.

Daar wist ge, toen het Doopwater u op het voorhoofd wierd gesprenkeld, wel niets van af. Het ging geheel buiten u om. Gij waart er geheel lijdelijk onder. Ge kondt er mtts tegen, er niets voor doen. Maar met dat al is uw Doop aan u voltrokken en rekent in uw leven mee.

Had men u, als weerloos wicht van weinig weken, in stede van naar den heiligen Doop naar der Joden besnijdenis gebracht, of waart ge dieflijk ontstolen en naar een Turksch of Heidensch land gevoerd, ge zoudt er evenmin iets aan hebben kunnen dom. Gij waart willoos en een ander kon met u doen naar zijn wil. En zoo ook is uw Doop in uw eerste levensdagen u door den wil eens anderen toegekomen.

Zult ge nu daarom zeggen: »De mij toegediende Doop gaat mij niet aan. Deswege mogen zij toezien, die mij lieten docpen!" Maar immers dat zou een pure illusie zijn, want ook uw Ontvangnis en geboorte hing niet van u af, I en gaat dan daarom uw geboorte, uw ontvangen

van het leven, uw mensch-zijn onder de kin­

deren der menschen u niet aan?

Of zult ge antwoorden: „Ja, maar mijn geboorte schonk mij mijn leven, en dat voel, dat geniet ik; maar van mijn Doop ontwaar of merk ik niets", gun dan een wedervraag.

Er zijn nadat ge als kindeke geboren waart, zeker tien, misschien twintig jaren verloopen, eer het mystïrie uwer geboorte zich allengs voor u ontsluierde. Eerst wist ge ook daar niets van. Toen zijt ge allengs van een vader en moeder gaan hooren. Voortgaande hebt ge tot uw bevreemding ontdekt, dat ge er eens niet waart. Toen hebt ge een tijdlang den droom meêgedroomd, dat ge van elders in uws vaders huis waart ingedragen. En eerst toen ge ouder wierdt, is u allengs het geheimnis voor uw bewustzijn getreden, dat ge geboren waart uit uws moeders schoot.

In uw geboorte, die buiten uw wil en weten omging, lag dus ook een mysterie, waar ge eerst niets van vermoeddet, waar ge eerst niets aan gehecht hebt, en dat eerst van lieverlede voor u ontdekt is.

Wat zou het dan zijn, indien het zoo ook met uw Doop gelegen was?

Immers ook van dien Doop weten godzalige mannen en vrouwen, die allengs op hun dagen komen, te verhalen, dat ze eerst niets aan hun Doop hadden gehecht, niets van een mysterie dat daarachter en daarin lag, vermoed hadden; maar dat allengs en van lieverlee ook over dien Doop het licht voor hen is opgegaan. En dat ze toen ontdekt hebben, hoe die Doop niets minder dan die geboorte over hun leven heeft beslist, en dat zoo die geboorte hen'opleidde tot hnn aardse/ten vader, die Doop bleek een heilige band te zijn, die hen bond aan hun Vade^-die in de he melen is.

Stel nu, gij merkt daarvan dusver nog niets; neem] aan dat het voor im besef nog altoos staat, alsof die Doop niets was, dan een zekere plechtigheid, waarbij een raensch u water op het hoofd druppelde en eenige heilige woorden uitsprak; zoodat ge van een mysterie dat daarachter zou schuilen, van een heilige werking, die daardoor op u uitgeoefend zou zijn, nog niets ter wereld vermoedt; eilieve, dan staat gij immers tegenover uw Doop nog precies in dezelfde onnoozele conditie als een kind van zes of zeven jaar nog tegenover zijn geboorte staat, en dat er ook nog hoegenaamd niets van vermoedt, dat er in die geboorte zulk een diep levensmysterie zou schuilen.

En als gij dan tegenover diegenen voor wie het licht over het Doopsmysterie 7w/opging, u sterk uitliet, dat ge daar niets van geloofdet, zoudt ge dan veel anders zijn dan een kindeke van zeven jaar, dat aan zijn moeder vertellen wou, dat er van een mysterie hij zijn geboorte eigenlijk niets aan was?

Toegegeven moet, dat het Doopsmysterie voor u niets kan beteckenen, zoolang uw eigen persoonlijk geloof nog niet in dat mysterie indrong.

Maar als ge anderen, en daaronder godzalige mannen en vrouwen, u telkens hoort verzekeren, dat zij allengs in dit Doopsmysterie zijn ingeleid; dat het wel waarlijk bestaat; en minstens van even verre strekking is als het mysterie uwer geboorte; wat grond of recht zoudt gij dan hebben, om dit voor inbeelding te verklaren ?

Veeleer moest dan reeds het gerucht dal er zulk een Doopsmysterie is, u prikkelen, om met heilige nieuwsgierigheid in dit mysterie in te dringen, en niet te rusten, eer ge er alles van wist.

En als ge dan u zelf bekennen moet, dat ge reeds als kind, soms te nieuwsgierig waart, om in het mysterie van de menschelijke geboorte in te dringen; maar schier nooit eenige neiging in u ontwaard hebt, om met een heilige nieuwsgierigheid achter het mysterie van uw Doop te komen, ligt dan niet hierin reeds een oordeel?

Het oordeel, dat de dingen des vleesches uw weetgierigheid sterker prikkelen dan de dingen des geestes.

En zou er dan niet in uw conscientie zelve een innerlijke prediking zijn, die u uw onverschilligheid ten opzichte van uw eigen Doop als uitvloeisel van de zonde van uw hart verwijl?

Of zult ge zeggen: Indien dan al mijn Doop mij iets ten goede toebracht, welnu, zoo is dit goede mijn deel, en zal mijn nadenken erover er weinig aan toedoen.

Maar dan mag toch gevraagd, of ge dan nooit gehoord hebt, dat uw Doop u ook wel eens kwaad kon doen ? Van het heilig Avondmaal, het andere Sacrament, kwam u toch ook wel ter core, dat men zich een oordeel kan eten en drinken. En zou dit dan ook niet met uw Doop zoo kunnen zijn ? Zou men ook niet gedoopt kunnen zijn met een Doop, die ten slotte bleek, ons tot een oordeel geworden te zijn?

Ge zijt gedoopt in Christus Jezus. Maar van dien Christus staat het dan toch vast, dat reeds Simeon in den tempel van het kindeke Jezus profeteerde: »Deze wordt gezet tot een val of opstanding." En de heilige apostel getuigde van het Evangelie, dat het wel voor den één een reuke des levens ten leven, maar ook voor den ander een reuke des doods ten doode is. En als dan nu uw Doop u rechtstreeks met Christus in verband zet, kan het dan anders of er moet van tweeën één uit volgen: val of opstanding, oordeel of voordeel, de dood of leven?

En gaat zulks u dan niet aan?

Konden er dan uit dien Doop niet ook verplichtingen voor u voortvloeien, evengoed als er voor u verplichtingen voortvloeien uit uw geboorte uit die bepaalde ouders ? Ja, zou het ook niet kunnen zijn, dat, evenals er voor u uit uw geboorte rechten voortvloeien, zelfs rechten op een erfenis, dat er ook zoo in uw Doop heerlijke rechten scholen, die voor u van het uiterste belang waren ?

Zoo ziet ge dus wel, dat het er niets toe doet, of ge van uw Doop al zelf niets afwist en er niets aan toebracht, maar dat het voor u zaak blijft, ja, noodzaak is, om over uw Doop licht te vragen, in het mysterie van uw Doop in te dringen, en u op de hoogte te steller» Van < Je verplichtingen en rechten die uit iiw^Déöp vocff u voortvloeien.

Te doen alsof uw Doop u niet aanging, is in elk geval iets ongerijmds. e d

Had nu in uw Doop alleen uw vader en de Dienaar des Woords iets aan u gedaan, zoo ware het nog minder.

Maar zoo is het niet.

Evenals in uw geboorte wel iets van uw vader en van uw moeder was, maar er in die geboorte veel meer nog (en daad Gods was; die besloten had u in het aanzijn te roepen; bepaald had uit welke ouders, en waar, en op z n v w wat ure ge zoudt geboren worden; verordineerd had wat soort mensch, en van wat aard en karakter gij zijn zoudt; en toen op het juiste oogenblik uw ziel geschapen ha, df — zoo ook i het met uw Doop.

Ook in den Doop is wat uw vader deed en de Dienaar des Sacraments deed geheel verdwijnend bij de daad Gods in het Sacrament, die u liet geboren worden in de schaduw van zijn Genadeverbond, en niet in een Heidenland; die u uw aanzijn gaf in een gezin, waar de Doop nog gezocht wordt; die u deed inkomen in een kerk, waar zijn heilige Doop ook aan kinderkens bediend wordt; en die toen op het heilig oogenblik zelf zijn Sacrament tot Sacrament heeft gemaakt, door onder de besprenkeling met het water, zijn Goddelijke kracht in het Sacrament te laten werken.

Zonder een daad Gods is er geen geboorte van een menschenkind, en zonder een daad Gods kan geen kind des menschen gedoopt worden.

Wel is er soms schijndoop, gelijk er ook onder menschen een schijngehooxte kan zijn, dat er niet gedoopt is en geen kind geboren wierd. Maar daar reppen we nu niet van. We spreken van een wezenlijken Doop, gelijk we spraken van een wezenlijke geboorte, dat ge zeggen kunt: Er is een kind geboren, en deze raensch is gedoopt.

En dan is er altoos de daad Gods, zijn goddelijke werking, die niet ledig tot Hem wederkeert, maar die altoos, evenals de geboorte, ten zegen of ten vloek moet worden.

Een daad Gods, die in dit uw korte aardsche leven nog slechts even haar spoor teekent, , maar die in veel sterker mate beslissen zal voor uw bestaan in de eeuwigheid.

­ Maak daarom aan die roekelooze onnadenkendheid hoe eer hoe beter, een einde; en zeg het uzelven telkens en telkens weer: »Ik ben niet slechts geboren, maar ook gedoopt, en ook achter dien Doop schuilt een diep mysterie, waar ik voor nu en eeuwig mee te maken heb."

Waarmede ge te maken hebt, omdat in uw Doop, evengoed als in uw geboorte. God over u te beschikken heeft; vrijmachtig en souverein.

Zooals Hij geheel vrijmachtig en souverein, den één t& n jongen en den ander een meisje doet geboren worden, waarmede toch hun toekomst voor heel hun leven beslist is, en waaraan ze niets veranderen kunnen, zoodat noch de jongen ooit een meisje, noch het meisje ooit een jongen kan worden, zoo ook heeft uw God over u ^ beschikt in den Doop. '

Anderen werden niet gedoopt, gij wel.

Maar nu zijt ge dan ook gedoopt, en ge kunt nooit weer een ongedoopte vrorden. Ge kunt uw Doop niet te niet doen. Ge kunt uw Doop niet ongedaan maken. En of ge al uw Doop vergeet; er niet aan denkt; ja, er tegen mort; het baat u alles niet, gij zijt en blgft een gedoopte, en naar uw Doop zult ge geoordeeld worden.

Alzoo toch spreekt de heilige apostel: »Zoo velen dan als gij in Christus Jezus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan.'"

Voor zooveel ge uit uw vader geboren zijt, hebt ge uw vader aangedaan, d. w. z. draagt ge zijn naam, vloeit zijn bloed u in de aderen, rekent ge met zijn geslacht, en zult ge in de eere of smaad van uw vader deelen. JJat komt zoo, of ge wilt of niet.

En zoo ook hebt ge, zoovelen als ge in Christus gedoopt zijn, den Christus aangedaan, en wordt ge dus naar hem en met hem gerekend. En ook dat geschiedt zoo, of gij het wilt of niet wilt. En & \ naar ge het wilt of niet wilt, uzelven ten zegen of ten vloek.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 november 1890

De Heraut | 4 Pagina's

„zoo velen als gij in christus gedoopt zijt.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 november 1890

De Heraut | 4 Pagina's