GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Nog telkens hoort men beweren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nog telkens hoort men beweren

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog telkens hoort men beweren, dat er eigenlijk tusschen een O.fining en den Dienst des Woords geen principieel verscnii bestaat.

En dit beweren verstaan we.

Nu eenmaal de Dienst des Woords iaseii' lang vaak wonderwel op een Oefening geleek, en omgekeerd de Oefening met zelden, ja, zelfs doorgaans den vorm van den Dienst des Woords aannam, moest het kerkelijk publiek wel in de war raken.

Alles ging precies eender toe.

Men kwam saam in het kerkgebouw of lokaal. Daar stond een kansel. Op dien kansel klom een man in het zwart. D'\& man bad, gaf psalmen op, las een tekst af, maakte een verdeeling, sprak een uur lang, liet weer zin .'en, gaf den zegen, en trad af.

Wist men nu vooruit: „Vandaag preekt die en die dominee", of ook: „Zondag treedt die en die oefenaar op", nu, ja, dan wist men dat er onderscheid was.

Maar kwam men in een vreemd dorp een lokaal of kerk binnenloopen, en wist men niet wie de spreker was, dan was het vaak volstrekt onmogelijk uit te maken, of er een oefenaar dan wel een predikant gesproken had.

En wel is dat na de Reformatie in velerlei opzicht beter geworden, en kwam er althans eenige verandering; maar toch drong in het besef (Ier kerk het wezenlijk onderscheid tusschen oefening en prediking nog niet door.

Iets wat vooral daaruit te verklaren is, dat de oefenaar niet weet wat oefenen is, en daarom niet beter weet, of hij heeft in het klein en op zekeren afstand den dominee na te doen. De dominee is zijn model. „Als dominee te doen" wekt zijn eerzucht. Én zelfs zou hij niet graag willen, dat de menschen al te veel verschil tusschen zijn oefening en den dienst des Woords opmerk ten.

Hij weet, hij mag geen Sacramenten ber dienen, ook mag hij niet den zegen op de gemeente leggen.

Maar opk dit maf^t slfchts den indruk

van een bijkomstig verschil, en raakt niet het woord dat hij spreekt, .

Dat woord lijkt bij den oefenaar al wonderwel op het woord van den prediker; zó< 5 zells, dat een enkele oefenaar die later bedienaar des Woords wierd, een enkel maal zijn vroegere oefeningen uit de portefeuille haalde, en nu nog eens als „dienst des Woofds" gebruikte.

Het zal daarom geen overtollig werk zijn, zoo de Heraut dit punt eens nader uiteenzet, en duidelijk maakt, waarin het breed verschil tusschen beide gemeentelijke werkzaamheden bestaat.

Dit kan niet in één artikel.

Er zal dus een reeks artikelen over komen. Niet te veel opeens. Veeleer een langzame ontwikkeling, en die d^rom niet zoo kort kan zijn, omdat ze zal hebben aan te wijzen, én wat het wezenlijk karakter van den dienst des Woords én wat het wezenlijk karakter van de ware oefening is; en alzoo vanzelf worden moet een bespreking van geheel de vergadering der geloövigen.

Gunne men ons daarom, dat we ons voor ditmaal bepalen tot een enkele hoofdge dachte, die, diep ingeprent, vanzelf op het juiste spoor Itidt: en de oefenaar zal doen zien, dat onze toeleg allerminst is, om zijn beteekenis te verkleinen, maar veeleer om hem af te brengen van het ijdel nabootsen der predicatie en hem een meester in zijn eigen vak te doen worden

Deze hoofdgedachte nu is, dat er, als de gemeente saamkomt, een vers^adering der geloövigen MET HUN GOD wordt gehouden.

Dat laatste voegt men er gewoonlijk niet bij, en toch door dat weg te laten, bederft men alles.

Gelijk God in Israël een Tente der samenkomst had, d. w. z. een Tabernakel, waarin God tot zijn volk en met zijn volk saamkwam, zoo ook is nu elk Gereformeerd kerkgebouw een „Tente der saamkomst"; wat niet zeggen wil, waar de gemeenteleden saamkomen, zoodat de saamkomenden de geloövigen zijn; maar wel beduidt, dat er twee saamkomen, van de ééne zijde de Heere HEERE en van de andere zijde de gemeente.

De geloövigen vergaderen, en de aldus vergaderde geloövigen komen er met hun God saam, en komen er om hun God te ontmoeten.

Niet alsof Gods tegenwoordigheid aan die plaats of plaatsen gebonden ware. Dat weet een Gereformeerde wel beter. En daarom wijdt hij zijn kerkgebouw ook niet in, maar neemt het eenvoudig in gebruik.

Integendeel, men kan zijn God ontmoeten op de knieën voor zijn bed; men kan zijn God ontmoeten als men bidt met zijn gezin; men kan zijn God ontmoeten als men met vrienden saam is, of uitgaat op den weg.

Maar wat men alleen in het kerkgebouw kan is zich als gemeente, als vergadering der geloövigen voor zijn God stellen.

Want natuurlijk, dit hangt af van desaamroeping.

Stel er is een schoolvereeniging, die uit 100 leden bestaat. Dan kan natuurlijk die vereeniging alleen vergaderen als ze door het bestuur is opgeroepen. Want al waren bij zekeregelegenheid toevalligerwijs 90 van deze leden ergens bijeen, dit zou nog volstrekt geen » vergadering" geven, zoo ze niet vcoraf waren saamgeroepen. En omgekeerd, al komen er morgen maar 30 van de lOO leden op, zoo ze wettig zijn saamgeroepen, is het een wettige vergadering.

Heeft dus een kerk 500 leden, en komen er op zekeren dag 400 leden saam, Bonder wettig saamgeroepen te zijn, zoo is het geen „vergadering der geloövigen", maar een toevallig bijeensijn van eenige geloövigen. En omgekeerd, zoo morgen een wettige vergad-ring der geloövigen is opgeroepen, dan is en blijft het een „vergadering" ook al komen er maar 50 van de 500 op.

De geloövigen staan niet los op zich zelf, maar zijn leden van een kerk. Die kerk heeft een wettig, door God verordend bestuur in haar kerkeraad. En nooit kan er dus een „vergadering der geloövigen" zijn, tenzij de kerkeraad de gemeente opriep. Niet een der broederen kan dit doen. En ook de predikant niet. Alleen de kerkeraad is hiertoe bevoegd.

Maar riep de kerkeraad saam, dan is er ook een „vergadering der geloövigen"; onverschillig of velen of weinigen aan die oproeping gehoor gaven.

En hieruit volgt dus, dat ge die ontmoeting met uw God, die zijn saamkomen met zijn volk is, alleen in zulk een wettige „vergadering der geloövigen" genieten kunt. Nergens anders, alleen daar.

Dientengevolge komen dus in zulk een vergadering saam, eenerzijds God de Heere, en anderzijds sijn volk, saamgesteld uit de „geloövigen" met hun zaad.

Doch juist hieruit worden dan ook drie mogelijkheden geboren.

Immers nu kan één van deze drie plaats grijpen.

Of, dat God spreekt tot zijn volk.

Of, dat God wordt aangesproken door zijn volk.

Of eindelijk dat in het volk de ééne broeder tot den anderen broeder spreekt. Prent u dit nu wel en diep in, en ge zult opeens de zaak doorzien.

Drie mogelijkheden. God spreekt tot de geloövigen. De geloövigen spreken tot God. Ol de geloövigen spreken onder elkander.

Gods spreken nu tot zijn volk gaat op drieërlei wijs: Inwendig door den Heiligen Geest. Uitwendig door den dienst des Woords. En zinbeeldig door de Sacramenten.

De geloövigen spreken tot God: ten eerste in hun gebeden, en ten tweede in hun lofzangen.

En de geloövigen spreken tot elkander: ten eerste In het vermanend jUcd^ zooals: „Komt, maakt God met mij groot"; en ten tweede in de oefening,

Zoo loopt alles natuurlijk, Zoo ia de indeeling geheel doorzichtig. Zoo zijn de grenzen vanzelf afgebakend. Zoo wordt alle verwarring te eenen male onmogelijk.

God spreekt tot zijn volk in den des Woords. dienst

Hei volk spreekt tot zijn (Jod i» de gebeden.

Het volk v^rmaAat eic& eelf ia de oefening.

In den dienst des Woords zwijgt de gemeente en spreekt God alleen. In het gebed luistert God en spreekt de gemeente. In de oefening spreekt de gemeente voor Gods oog zichzelf toe.

Het is dus alleszins denkbaar, dat er eerst zij dienst des Woords, dan de dienst der gebeden, en dat dan de oefening volgt en er bij komt.

Dit is zoo eenvoudig, dat een kind het vatten kan. En zoo elk predikant en elk oefenaar dit nu maar eens voorgoed in zijn ziel opneemt, zal de predikant nooit meer oefenen, en de oefenaar nooit meer predikant spelen.

En de gemeente Gods zal niet meer slingeren tusschen het een en het ander, maar van den predikant meer dienst des Woords verlangen, en van den oefenaar niet anders dan broederlijke toespraak en vermaan.

KüYPER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 november 1890

De Heraut | 4 Pagina's

Nog telkens hoort men beweren

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 november 1890

De Heraut | 4 Pagina's