GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik was blicd; nu zie ik.

Verscheiden weken waren voorbij gegaan, toen op zekeren dïg de kleine Maria, het dochtertje van den predikant, de kamer van haar vader binnentrad met een paar laarzen in de hand, waarvan de versleten zolen een groot gat toonden.

«Vadertje! sprak zij, " moeten uw laarzen niet gemaakt worden ? Mag ik ze naar den schoenmaker brengen? ''

»Zeker moogt ge dat, kleine meid'', antwoorde de domine, terwijl hij zijn dochtertje over de rooskleurige wangen streek.

sWaar zal ik ze dan brengen? "

Oogenblikkelijk kwam den domine de persoon van Jan de Groot voor den geest, zooals hij daar in zijn donker onbehagelijk vertrek zat, terwijl hij bezig was met schoenen te lappen.

„Laat ik ze hem zenden'', dacht hij bij zichzelf, «om hem te toonen dat ik niet boos op hem ben, j over zijn ruwe ontvangst op dien dag."

Hij nam de laarzen uit de handen van zijn dochtertje, bond ze bijeen, en liet in een er van een gedrukt versje glijden, waarboven stond: „Wat zal een mensch geven tot lossing van zijn ziel" ? — welk papier juist op zijn schrijftafel lag, onder vele andere.

Maria vertrok met haar pakje en bracht het veilig bij Jan de Groot, die minder knorrig dan gewoonlijk scheen te wezen tegen het blonde kind met haar vriendelijk gezichtje, dat zijn woning inhuppelde als een verdwaalde zonnestraal.

Tegen het einde der week werd de domine in zijn studie gestoord door de boodschap: •»Er is iemand aan de deur, die u wenscht te spreken."

Toen de leeraar zich naar voren begaf, zag hij daar Jan de Groot staan met de gelapte laarzen in de hand. Hij stond daar heen en weder te draaien, als iemand die niet recht op zijn gemak was, terwijl zijn gelaat een bijzondere uitdrukking had, die de domine eerst niet opmerkte.

s> Ik dank u voor het karreweitje, mijnheer, " zeide hij, toen de predikant hem zijn loon gaf en voegde er met zichtbare verlegenheid aan toe, J> Ik dank u ook voor het versje."

«Het versje? " herhaalde de ander. De zaak was hem geheel uit het geheugen gegaan.

«Ja, mijnheer, het versje in de laars, " hernam Jan de schoenlapper, en vervolgde daarop met nadruk: «Het heeft mij zeer getroffen.

«Ik zal blij wezen als gij mij nog eens wilt komen bezoeken."

De domine sloeg op de woorden van Jan weinig acht, daar hij geloofde dat deze om het werk den huichelaar speelde en wenschte hem op koelen toon: «goeden dag.''

Den volgenden Zondag echter was de schoenmaker , in de kerk, en tot groote verwondering van de geheele gemeente den weer volgenden Zondag ook.

De leeraar ging nu Jan de Groot nog eens bezoeken en vond hem geheel veranderd.

Hij had groot berouw over zijn vorige zon dige levenswijs en verlangde ernstig, vergiffenis te ontvangen en vrede te hebben door dien Zaligmaker, die zoolang en zoozeer door hem veracht was.

Gelukkig kon de leeraar hem, die zijn groote schuld en boosheid recht gevoelde, de genade des Heeren in Christus verkondigen, Om kort te gaan, de booze Jan de Groot, werd na lange tijden en veel strijden, veranderd ineen trouw discipel van den Heere Jezus. Overal waar vroeger zijn stem had weerklonken in vloek en godslastering, werd zij later gehoord tot getuigenis van de kracht en de genade des Heeren.

Een geruimen tijd was verloopen toen Jan de Groot op zekeren dag weder eens tot den leeraar kwam. Het gold nu een zeer treurige zaak. Geheel onverwachts had hij een oogziekte gekregen, die hem een onuitstaanbare pijn veroorzaakte en hem met volkomen blindheid bedreigde, waardoor hij zijn middel van bestaan geheel zou verliezen.

Twee of drie medelijdende vrienden betaalden de kosten van Jan's verblijf in de naaste stad, opdat hg aldaar een beroemden oogdokter zou kunnen raadplegen, doch niets kon baten Zeer spoedig zou hij voor het laatst de schoone natuur zien en de liefelijke omgeving van zijn vrienden en zijn tehuis aanschouwen. De toekomst zag er voor hem donker genoeg uit daar hij verplicht zou zijn in het diaconie-of werkhuis te gaan. Hiervan wou echter de domine liefst niet hooren. Gelukkig voorzag een kleine wekelijksche ondersteuning van eenige vrienden Jan van hetgeen hij noodig had bij zijn eenvoudige levenswijs, zoodat hij in zijn huisje blijven kon.

De uren door Jan de Groot in de duisternis der blindheid doorgebracht, waren voor hem niet verloren. Aan ieder die hem bezoeken kwam, gaf hij zijn Bijbel, en verzocht dringend hem daaruit Iets voor te lezen. Met eerbied en heilige belangstelling luisterde hij dan en als een waarheid hem duidelijk werd, riep hij dikwijls uit: «Ik zie het! Ik zie het!" Dikwijls wenschte hij overal te kunnen rond gaan en waar hij kwam, sprak hij met een glimlach op het gelaat: «Ik zag nooit beter, dan nu ik blind geworden ben-; '

Eiken Zondagmorgen kon men hem zien, opgaande naar het huis des Heeren, onder geleide van de kleine Maria, wiens grootste vermaak dit was. Nog eer echter het jaar voorbij was gegaan, werd onze vriend naar een ander huis geroepen. Onverwachts begon zijn gestel te kwijnen. Al wat de liefde voor hem in de uren van ongesteldheid en pijn kon doen, werd gedaan, en zijn kleine schat, zoo als hij de kleine Maria het liefst noemde, was zijn trouwste bezoekster. Zij zat aan zijn zijde met haar vriendelijke stem liederen te zingen, of hem zijn geliefkoosde psalmen voor te lezen, terwijl zij, wanneer zich een moeielijk woord voordeed, door den ouden man werd geholpen. Zijn hart Vas vervuld met blijdschap, en zij die rondom zijn sterfbed stonden, gevoelden duidelijk, dat de Heere Jezus Christus met hem was in de donkere vallei des doods.

Wonderlijk zijn de wegen des Heeren om de harten der menschen tot zich te neigen. Deze geschiedenis, die riet bedacht maar werkelijk gebeurd is, leert ons veel. Een woord op zijn pas gesproken, een blaadje zoo ter loops uitgereikt, één enkel woord door den leeraar uitgesproken, kan zijn als een zaadje door de kracht des Heiligen Geestes voortgedragen, als op de vleugelen des winds uitgestrooid, om een heerlijk werk te volbrengen tot verbreking ook der meest verharde harten.

Hoe wonderbaar is uw getuigenis I Dies zal mijn ziel dat ook getrouw bewaren: Want d' oopning van uw woorden zal gewis, Gelijk een licht, het donker op doen klaren; Zij geeft verstand aan slechten, wien 't gemis Van zulk een glans een* eeuwgen nacht zou baren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 januari 1891

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 januari 1891

De Heraut | 4 Pagina's