GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van het heilig Avondmaal.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van het heilig Avondmaal.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZONDAGSAFDEELIXG XXIX.

Zoö'dan, %vio onwaardiglijk dit brood eet, of den drinkbeker des Heeren drinkt, die zal schul dig zijn aan het lichaa-n en bloed des Heeren. 1 Cor. II : 27.

VII, (Slot? )

Zoo is dan de Gereformeerde Belijdenis omtrent het heilig Avondmaal doorzichtig en helder.

Als Sacrament valt het onder den gewonen regel, dat het strekt „om ons geloof te sterken"; zoodat het in den Avondmaalganger geloof onderstelt. Maar overmits er nu allerlei middelen zijn, die God de Heere tot sterking van ons geloof bezigt, en het Sacrament van die gewone middelen onderscheiden !.s, zoo moet deze sterking van ons geloof door het heilig Avondmaal pp een eigenaardige en buitengewone wijze geschieden.

Dit eigenaardige en buitengewone nu bestaat niet daarin, dat er met brood en wijn getooverd wordt, zoodat brood en wijn iets anders zouden worden dan zij waren. Integendeel behouden brood en wijn ook bij het heilig Avondmaal hun gewone natuur, en alle superstitie is hier afgesneden. Ze zijn symbolen; niets anders, niets meer. Edoch symbolen in vollen zin. Dus niet wilkeurig gekozen teekenen, maar voortbrengselen der natuur, die reeds in hun schepping een ordinantie ontvingen, om alsnu ook voor het geestelijk leven diezelfde werking van levensonder houding en levens. verhooqin^siKe beelden, die ze in het natuurlijke en lichamelijke leven feitelijk uitlichten. En overmits nu de band, die tusschen Christus en onze ziel is gelegd, principieel aan „de waarheid zijns lichaams'' hangt, (zoodat hij nooit onze Verlosser zou geworden zijn, indien hij niet, evenals de kinderkens, des vleesches en des bioeds deelachtig ware geworden), en bovendien dit vleesch en bloed ook in het lichaam van Jezus zelf door brood en wijn onderhouden is; zoo ligt de symbolische band hier niet enkel in zekere overeenkomst tusschen ons lichamelijk en geestelijk leven, maar vindt deze band ook zijn tastbaren grond in de vleeschelijke verbintenis die Jezus met ons menschelijk geslacht heeft aangegaan door ons vleesch en bloed aan te nemen; dat vleesch en bloed door brood en wijn te voeden en te onderhouden ; en alsnu in dit ons vleesch en bloed te zitten aan de rechterhand Gods des Vaders.

Dit is dan ook de beweegreden, waarom in het heilig Avondmaal brood en wijn getoond worden; en in dit symbool van brood en wijn het vleesch en bloed van Christus op den voorgrond treden.

Wij, naar onze beperktheid en eenzijdigheid, zouden er toe neigen, om dien band met Jezus alleen geestelijk op te vatten, en voor onze verbinding met hem, en zijn verbinding met ons, alleen te zien op den Heiligen Geest.

En dit nu mag niet. Dat ware eenalgeheele loochening van het Evangelie. En daar komt het heilig Avondmaal juist tegen op.

Want wel is het ontwijfelbaar, dat onze gemeenschap met Immanuël alleen in den Heiligen Geest voldongen wordt; maar, en hierop komt het aan, onze gemeenschap met den Christus gaat altoos uit van zijn Vleeschwording. God schiep eerst het lichaam van Adam; en blies toen in zijn neusg'aten den adem des levens; en alzoo werd de mensch tot een levende ziel. Eerst het natuurlijke, en daarna pas het geestelijke. Alzoo luidt de grondwet van het Koninkrijk Gods, en het is deze regel, dien ook het heilig Avondmaal komt handhaven.

We zijn geen los op zich zelf zwevende zielen, maar mejtschen; menschen van vleesch en bloed; die dat vleesch en bloed niet anders dan uit den stam der menschheid bezitten kunnen; en die deswege ook met Jezus niet als mensch in gemeenschap konden treden, tenzij hij zelf mensch wierd, en evenals wij, het vleesch en bloed uit dienzelfden stam der menschheid hadde aangenomen. Al moge dus uw gemeenschap met uw Heiland eerst voldongen worden in de voltooide bezieling door den Heiligen Geest, zij kon niet anders beginnen dan bij vleesch en bloed. Van vleesch en bloed moest ze uitgaan. Het begint niet met uw ziel, om daarna op uw lichaam over te gaan, maar het begon buiten u om, en lang eer gij er waart, in het vleesch en bloed dat Christus uit den stam der menschheid aannam. Vandaar dat de apostel Johannes het zoo kras uitspreekt: Wie niet belijdt dat Jezus in het vleesch gekomen is, die is uit God niet, maar dit is de geest van den antichrist" (i Joh. 4 : 3). En vandaar evenzoo^ dat de Heere Jezus zelf het zoo aangrijpend sterk verklaarde: Voorwaar, voorwaar zeg ik ulieden, tenzij gij het vleesch van den Zoon des menschen eet en zijn bloed drinkt, zoo hebt gij geen leven in u zelven" (Joh. 6 : 53).| Altegader uitspraken die in geen enkel opzicht mogen verzwakt worden, maar streng in dien zin moeten opgevat, dat er voor niet één zondaar gemeenschap met zijn Heiland is, tenzij die gemeenschap haar aanvang vinde in het vleesch en bloed, dat de Zoon des menschen voor nu achttien eeuwen uit ons vleesch en bloed heeft aangenomen.

Wij zouden daarover willen heenspringen, en denken: „Wat doet het er toe, hoe Jezus onze Heiland geworden is. Thans is hij het, en deswege is het mij genoeg, zoo ik maar geestelijk hem aankleef en met mijn ziel aan Immanuël hang." En juist dit nu wraakt het Evangelie. Dat druischt in tegen de Seheppingsordinantlën Gods. Dat is een algeheele miskenning van den Raad Gods tot verlossing van zondaren. Neen, die Raad Gods gaat uit van de Vleeschwording des Heeren; onze zaligheid is alzoo door God zelf aan het vleesch en bloed van Immanuël gebonden; en wee ons, zoo we, wijzer willende zijn dan Hij, die ons heil beschikt heeft, weigeren ons geloof onlosmakelijk aan dat vleesch en bloed van den Christus te hechten.

En daarom nu komt het heilig Avondmaal ons juist dien grondslag van ons heil telkens weer toonen; c ^ door brood en wijn weer op e«i vicèSch en bloed, en zoo door ons vleesch en bloed op het lichaam des Heeren wijzen, dat immers uit ons vleesch en bloed genomen is.

Reeds als zoodanig staat het heilig Avondmaal dus in het middelpunt van onze be-Hjdetjis. Maar het gaat nog verder. Het maakt ons „zijn ware lichaam en bloed door de werking des Heiligen Geestes deelachtig, " gelijk onze Catechismus betuigt, of zoo als onze Belijdenis nog sterker zegt: „Het is een Sacrament van zijn lichaam en van zijn bloed, om ons te betuigen, dat, zoo waarachtiglijk als wij het Sacrament ontvangen en houden in onze handen en het eten en drinken met onzen mond, dat wij ook zoo waarachtiglijk door het geloof, hetwelk de hand en de mond onzer ziel is, het ware lichaam en bloed Christ», onzes eenigen Zaligmakers, ontvangen in onze ziel tot ons geestelijk leven."

Dit nu blijft voor u onverstaanbaar en raadselachtig, zoo ge ook maar één oogenblik het uitgangspunt loslaat, dat de Zone Gods alleen door uw vleesch en bloed aan te nemen, gemeenschap met u erlangen kon; jmaar het wordt natuurlijk en volkomen i|doorzichtig, zoodra ge die grondwaarheid [van het Evangelie onwrikbaar vasthoudt. Immers de Zone Gods heefc dat vleesch en bloed niet maar eenige jaren gedragen, om voor enkele maanden gemeenschap met ons geslacht te houden, maar alle eeuwen door was, en nu nog is het lichaam en bloed \des Heeren de band die hem aan de zijnen / bond en bindt. Zonder dat lichaam en bloed des Heeren stond hij buiten de menschheid; alleen door dat lichaam en bloed hoort hij tot de menschheid; en kon hij van God tot Hoofd en Heere gesteld worden van die nieuwe menschheid, die eens in glorie jubelen zal om zijn troon. Hoe zielsinnig en geestelijk dus ook uw gemeenschap met Jezus zijn moge, toch rust ook voor u die gemeenschap met uw Heiland ter laatste instantie altoos weer op het feit, dat hij uw j vleesch en \Aoe.A aannam, en nu nog dit uw vleesch en bloed in zijn lichaam draagt. Denk u één oogenblik in, dat uw Heiland zich ontdeed van dit „vleesch en blaed", en uw ontlichaamde Heiland zou uw Heiland niet meer zijn. En zoo blijft het bij het a. b. c. vnn heel uw Evangelie, dat, tenzij ge werkelijk gemeenschap met het vleeschelijkXv^'as.m. des Heeren hebt, er geen gemeensctiap voor u met uw Heiland bestaan kan.

Zal nu echter deze gemeenschap die ge als mensch met Christus ia zijn vleesch en bloed hebt, u tot zegen worden en op heel uw persoon doorwerken, dan moet dat j[ lichaam van uw Heiland voor u verbroken zijn en dat bloed van uw Jezus voor u vergoten. Dat kon niet anders, omdat hij zijn vleesch en bloed van u nam, van uw menschelijk geslacht, en dus van een geslacht dat in zonde en ellende verloren was. fïet innerlijke heilige Wezen van den Zone Gods kon met ons zondig geslacht niet in de gemeenschap des lichaams tre­ den, zonder dat dit stuitte. Die stuiting moest op strijd en worsteling uitloopen. En het kon dus niet anders, of die worsteling moest eindigen in een verbreken van zijn lichaam en een vergieten van zijn bloed. En nu eerst nadat dit lichaam verbroken en dat bloed vergoten was, kon zijn innerlijk wezen dat gebroken lichaam en dat vergoten bloed tot een instrument en werktuig maken voor zijn glorie en uw heil.

Die twee moogt ge dus nimmer scheiden. Ge hebt uw gemeenschap met uw Heiland in zijn vleeschwording, en dies in zijn vleesch en bloed; maar die gemeenschap kan niet tot het geestelijke doordringen, tenzij het worde een gemeenschap met zijn ^verbroken lichaam en vergoten bloed; omdat eerst daardoor de verheerlijking van uw Heil|nd en de verzoening van uw zonden mogelijk is geworden.

Nu draagt deze gemeenschap die ge aldus met uw Heiland hebt, een tweeledig karakter. Uw geloof toch heeft deels een zijde, die u persoonlijk alleen eigen is, deels een kant, waardoor uw geloof saamhangt met het geloof van al de heiligen. De kerke Gods gelooft, en gij gelooft in die kerk. Gij zijt een verloste in Christus, maar ge zijt dit alleen doordien ge lid van het mystieke Lichaam des Heeren zijt. Al is het dus volkomen waar, dat anderer geloof u niet zalig kan maken, toch blijft het even waar, dat gij persoonlijk niet gelooven kunt, tenzij uw geloof in gemeenschap sta met het geloof van Gods heiligen, en door u bezeten en geoefend worde in 'gemeenschap met dat mystieke lichaam, waarvan uw Heiland het Hoofd is en gij één der leden zijt.

Nu zijt ge feitelijk met dat mystieke Lichaam des Heeren in gemeenschap gezet door de daad der wedergeboorte, en door de doopsgenade heeft de Heere aan uw geloofsvermogen die richting gegeven, dat uw straks uitkomend geloof zich vanzelf in gemeenschap met het geloof van Gods heiligen ontwikkelen zou. Die inlijving van uw persoon in het Lichaam van Christus door de wedergeboorte, en die inlijving van de geloofskiem in het geloof van Gods heiligen door den Doop, geschiedt natuurlijk maar eens. Noch het één, noch het ander kan herhaald werden.

Maar dit neemt niet weg, dat door de nawerking der zonde uw geloof weer telkens gevaar loopt, om van die rechte lijn af te buigen, zich van de gemeenschap der liefde los te maken, en een soort geloof op uw eigen hand te worden. Gevolg hiervan is dan dat uw geloof in allerlei dwaling omdoolt, dat het innerlijk zijn kracht verliest en verloopt, en dat ge als dan vruchteloos poogt, om door overgeestelijkheid goed te maken, wat in den wortel van uw geloof bedorven wierd.

Om dit nu te keer te gaan en deze krankheid te genezen, is u noodig, dat ge telkens naar de gemeenschap der heiligen wordt teruggevoerd. Wierd dit nu echter aan u overgelaten, zoo zoudt ge onder al Gods kinderen enkelen, die het meest in geestelijken stand met u overeenkomen, als bijzondere heiligen uitmonsteren; en voorts u inbeelden dat gemeenschap met dezen kleinen kring gelijk stond met de gemeenschap der heiligen. Zoo zoudt ge uzelven en anderen misleiden. Ge ioudt in uw dwaling worden vastgezet, en alle vrucht zou uitblijven. Neen, zal uw gemeenschap met het Lichaam des Heeren hersteld worden, zoo kan dit niet anders geschieden dan door het Hoofd des Lichaams. Van hem, niet van u moet de werking daartoe uitgaan; en om nu die werking in u tot stand te brengen, schenkt de Christus u zijn heilig Avondmaal. In dat Avondmaal toont de Heere u zijn gemeente in het klein. Een groep enkel door de belijdenis van uw Heiland saam verbonden; etende van een zelfde brood en drinkende uit een zalfden beker; en ongezien komt de Heere dan in het midden, om u zijn mystiek Lichaam zinbeeldig voor te stellen, en u symbolisch de gemeenschap met zijn mystiek Lichaam te doen genieten. En onder die symbolische genieting werkt hij dan in en op u door zijnen Heiligen Geest. en sterkt alzoo uw geloof, op eene voor ons verborgene en onbegrijpelijke wijze in uw ziel inbrengende de vrucht van zijn verbroken lichaam en van zijn vergoten bloed. Niet die vrucht der verzoening afgedacht van zijn verbroken lichaam en vergoten bloed, maar die vrucht van zijn lijden en sterven, gelijk die voor eeuwig in zijn verbroken lichaam en vergoten bloed gefondeerd ligt. Immers in zijn verheerlijkten staat ligt het verbroken lichaam en vergoten bloed van uw Heiland nog altoos in. Zijn lijden en sterven is geen schijn, maar ontzettende werkelijkheid geweest, en heeft op het lichaam en in het bloed des Heeren een onuitwischbaar stempel afgedrukt, dat er in eeuwigheid niet uit weggaat. Dat lijden en sterven is de kiem en de wortel, waar de heerlijkheid uit opbloeide en nog uit bloeit. Ddt is het, dat hij met zijn eenige ofïerande nu nog ons voortreedt bij den Vader. Niet door den Vader te herinneren aan zijn lijden en sterven, wat bij God, die alwetend is, immers ondenkbaar ware; maar door in zijn eigen persoon, nu in den bloesem zijner verheerlijking, nog altoos die kiem waaruit zijn heerlijkheid opbloeide, d. i. zijn verbroken lichaam en zijn vergoten bloed, te dragen. Nu zal hij eens hier namaals gemeenschap geven aan zijn verheerlijkt lichaam, d. i. aan den bloesem die uit zijn lijden is opgebloeid; maar hier op aarde geeft hij u gemeenschap aan die verborgen kiem en wortel, d. i. aan zijn verbroken lichaam en zijn vergoten bloed.

Deze gemeenschap nu bestaat zeer zeker ook in uw herinnering, in uw gedachtenisvieren, in uw belijden; en deze gedachtenis en deze belijdenis wordt in u opgewekt en gesterkt door wat ge aan het heilig Avondmaal ziet en hoort.

Maar hierbij blijft het niet, bij deze geheel natuurlijke en zeer doorzichtige verheldering van uw bewustzijn, voegt nu de Christus uit den hemel door den Heiligen Geest een innerlijke werking. Een werking, die organisch werkt. D. w. z. eene werking, die 7tiet losgemaakt is van den band, die u en uw Heiland saam verbindt in zijn vleesch en bloed. Door dat vleesch en bloed

heeft hij gemeenschap met diezelfde menschheid, waartoe gij behoort en waaruit ge gesproten zijt. Zijn lichaam is en blijft dus de schakel, die de gemeenschap tusschen hem en ons menschelijk geslacht in het leven riep; en deze gemeenschap is u persoonlijk toegepast in .uw wedergeboorte. Immers door zijn lichaam te laten verbreken heeft Christus gebroken met heel ons geslacht, om voorts een nieuwe menschheid op te richten met degenen, die gemeenschap erlangen zouden met zijn gebroken lichaam en zijn vergoten bloed.

In de vleeschwording ligt op zich zelf voor u nog niets zaligmakends; anders toch zou die zaligmakende kracht op alle menschen zonder onderscheid werken, daar hij onzer aller natuur aannam. Zaligmakend kan die gemeenschap dus eerst worden, zoo gij niet enkel gemeenschap hebt met zijn vleesch en bloed, maar zoo het in engeren zin een gcr meenschap wordt met zijn verbroken lichaam en vergoten bloed. Die gemeenschap nu kan zonder voorafgaande wedergeboorte nietplaats vinden. Maar ligt die wedergeboorte achter en zijt ge alzoo ingelijfd in den engeren kring van het mystieke Lichaam des Heeren, dan bestaat er voor u metterdaad gemeenschap niet enkel met het vleesch en bloed van uw Heiland door de vleeschwording; maar nu ook in engeren zin, gemeenschap met zijn lichaam dat voor u verbroken, en met zijn bloed dat voor u vergoten werd. Gemeenschap door het geloof voor uw bewustzijn, maar ook gemeenschap in den wortel van uw wezen, doordien er een band gelegd is tusschen uw bestaan naar ziel en lichaam en het bestaan in ziel en lichaam van uw Heiland. En het is nu, op eene voor ons ganschelijk verborgene, bovennatuurlijke wijze, dat de Christus aan het heilig Avondmaal in dezen grond van uw wezen deze gemeenschap met zijn verbroken lichaam en zijn vergoten bloed versterkt; en alzoo uit dezen grond van uw wezen sterking doet toekomen ook aan uw geloof.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 januari 1891

De Heraut | 4 Pagina's

Van het heilig Avondmaal.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 januari 1891

De Heraut | 4 Pagina's