GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Ders.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Ders.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prof. Wielenga heeft thans zijn 24e artikel in de Bazuin geplaatst, en daarmee zijn reeks ten einde gebracht.

In dat slotartikel lezen we:

Wij zijn hiermee aan het einde van onze historische relaas

Alleen worde nog herinnerd, dat verschillende gemeenten reeds in 1837 beproefd hebben naar het Kon. Besluit van s luli 1836, doch met behoud van de be ginseïen en handhaving van het wezen ytder Scheidin tot ^vrijheid van godsdienstoefening te komen. Het waren gemeenten uit Zuid-Holland, Utrecht, N.-Brabant en Gelderland, die namens zeventien Classes zich aanmeldden, en dat nog wel naar de oude Classicale indeeling, n.l. Classis van 's Hage, van Dordrecht, van Flakké, van Gorinchem, van Schoonhoven enz.

Die poging leed schipbreuk. De adressanten kwa men als gemeenten of kerken en dat nog wel Class caliier. Terwijl ze sleclits als individuen mochten komen met verzoek om door Koninklijke toelating en erkenning gemeenten te mogen oprichten.

Ook deze poging stuitte dus af op de eigenlijke kwestie, waarom het naar de meegedeelde historische stukken in de vervolging ging.

Die kwestie was niet van staatsrechtelijken, maar van kerkrechtelijken aard, zoowel uit een historisch a uit een confessioneel oogpunt.

Eerst werden de gemeenten vervolgd op grond van Artt. 291-294 van het Wetboek van Str. Hare samenkomsten boven het getal 19 werden strafbaar beschouwd. Maar reeds door de Minist Missive van Dec. 1835 trad de vervolging een nieuw stadium in.

Indien ze aan de door de Regeering gestelde voor waarden hadden willen of kunnen voldoen, zouden ze toen reeds vrijheid verkregen heiben.

Die voorwaarden gingen niet over de vraag, gelijk wij gezien hebben, in welke verhouding of betrekking zij tot oden staat" wenschten te staan, maar over de vraag, in welke verhouding zij beweerden-te staan tot de aloude Gereformeerde kerken dezer landen.

Zij beweerden denseljden te zijn met een beroep op confessie en kerkenorde, ook naar het getuigenis de historie en de bepalingen der Grondwet

Zoo ze slechts deze hunne verhouding tot de aloude Geref kerken hadden willen afgeven, de vervolging ou, naar de Minist. Missive van 1835 en het Kon. esluit van 1836 terstond zijn gestaakt

Maar dan moesten ze bekennen een nieuwe kerk, een pas ontstane secte, een tot nog toe onbekende gezindheid te zijn. i)

Dat verklaarden ze niet te kunnen en te mogen doen En gelijk Mr. Van Hall het formuleert:

Zij vroegen om bescherming: de Regeering wilde hen dwingen om toelating te vragen.

Zij traden op als bestaande kerken of gemeenten, de Regeering eischte, dat ze zouden vragen om gemeenten • te mogen oprichten. \

Voor dat beginsel hebben ze zware vervolging verdragen en wij, hunne kinderen hebben er hun dankbaar voor te zijn. Niet voor een iiconservatismé" va veranderde staatsrechterlijke ideën hebben ze geleden, maar voor Geref. beginselen naar de H. Schrift, die wij in eere hebben te houden

Deze artikelen heb ik dan ook geschreven om de aandacht te vestigen op die historische beginselen, welke »de Scheiding" geworteld is en waarvoor onze vaderen geleden hebben.

Die beginselen, oud-Afgescheiden als ze zijn, zijn niet onschrijtmatig veelmin gaat het aan ze als «tooverformulen" te brandmerken.

't Is niet noodig te herinneren aan die reeks van vijftal tegenstellingen, waarin die historische beginsel werden geformuleerd naast even zoovele stellingen of beweringen, die thans in ons midden worden vernomen.

Hoofdda*! van deze artikelen is dan ook niet ge weest om het verband of de overeenkomst tusschen «Scheiding" en «Doleantie" aan te wijzen, maar om sommige naar mijn overtuiging verkeerde meeningen in eigen boezem tegen te gaan.

Tegen te gaan het, zij h'êt ook onbewuste pogen om de heerlijke bladzijden der geschiedenis van 1834-1839 te bevlekken, zoo niet uit te wisschen.

Waaraan hij dan nog dit toevoegt ter kenschetsing van het standpunt, waarop Ds. Ten Hoor zich plaatste:

Nu Ds. Ten Hoor, de consequentste vertolker ên verdediger van die meeningen heeft uitgesproken en zijne beweeringen blijft handhaven, verheugt het mij te meer, dat ik de aloude acte stukken dier historische beginselen voor de oogen der gemeenten heb gebracht.

Waren de uitgeleide gemeenten van de beginselen van Ds. ten Hoor geweest, zij zouden reeds in 1835 »de vrijheid" hebben kunnen verkrijgen Gaarne zou de Regeering hen als »een burgelijke vereeniging" hebben toegelaten en erkend, zij het met een kerkelijk tintje. »De vervolging" is dan aan misverstand en conservatisme aan de zijde »der Gescheidenen" te wijten.

In zijn jongste geschrift handhaaft Ds Ten Hoor al zijne stellingen ten dezen opzichte.

Blijkbaar neigt hij naar een door de Gereformeerden altijd gemeden en bestreden dualisme, in zake de verhouding van Scheppingen Herschepping, waardoor deze in elk opzicht tegenstellingen worden en leidt dit er hem toe om in de kerk zoodra deze in aanraking komt met het staatsrechterlijk terrein niets an ders te kunnen zien dan een burgerlijke vereeniging.

't Is in gewijzigden zin de sociteit der Doops gezinden.

Zoo is het.

Weigert de Overheid de kerk te erkennen, als door Christus oppermachtig ingesteld, dan kan de kerk hiertegen getuigen, ^hiertegen bidden, maar ze mag er zich niet'tegen verzetten; en haar rest dan niets anders dan voor haar stoffelijk goed, evenals de eerste Christenen, een redmiddel te zoeken in een vereeniging ad hoc.

Maar nooit mag de kerk, de positie aanvaarden, alsof ze zelve niets dan een burgerlijke vereeniging ware. Doet ze dit, dan geeft ze aan de Overheid toe, dat wel de Staat door God is ingesteld, maar niet de Kerk even god delijk door God in het Paradijs, zelfs eer er nog een Staat was.

Om dit punt gaat het.

Nu is het echter niet geheel juist dat de Doopers als zoodanig dit laatste deden. Zij verwierpen veeleer de goddelijke instelling van den Staat; maar hierin heeft Prof. Wielenga volkomen gelijk, dat de Doopsgezinde Sociëteit feitelijk de Doopersche theorie opgaf, en weer den Staat erkende ten koste van de Kerk.

.. i).De oorzaak der vervolging, gelijk Ds-Ten Hoor die m «Afscheiding of Doleantie" pag. 73 opgeeft is dan ook met de liistorie in strijd Dat alles zou de Regeenng gaarne geduld hebben, zoo ze slechts «toe lating" en «erkenning" hadden willen vragen. Daarom ging het.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 april 1891

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Ders.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 april 1891

De Heraut | 4 Pagina's